ECLI:NL:RBROT:2019:9298
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende controle over verslaving en slechte trouw bij schulden
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door de verzoeker op 12 juni 2019. De verzoeker is gehoord op de zitting van 25 juli 2019, waarbij de rechtbank hem de gelegenheid heeft gegeven om een verklaring van zijn behandelaar over te leggen, waarin werd aangegeven in hoeverre zijn verslaving aan harddrugs onder controle was. Deze verklaring is echter niet overgelegd, en de rechtbank heeft verder niets van de verzoeker vernomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker een schuldenlast heeft van € 29.458,38, waarvan een aanzienlijk deel is ontstaan door frauduleuze handelingen ten opzichte van het UWV, en dat de verzoeker niet te goeder trouw is geweest in het ontstaan van zijn schulden. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen, vooral gezien zijn verslavingsproblematiek en het gebrek aan bewijs dat deze onder controle is. De rechtbank wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af, met de overweging dat de verzoeker niet voldoet aan de vereisten van goede trouw en dat er gegronde vrees bestaat dat hij zijn verplichtingen niet zal nakomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.