ECLI:NL:RBROT:2019:9260

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
10/766002-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door TBS’er in tbs-kliniek met gevolgen voor slachtoffer

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 21 november 2019, is de verdachte, een TBS’er, beschuldigd van de poging tot zware mishandeling van een staflid van de tbs-kliniek waar hij verbleef. De verdachte heeft op 24 augustus 2019 in Poortugaal, gemeente Albrandswaard, het slachtoffer meermalen met gebalde vuisten en elleboog geslagen, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel. De verdediging voerde aan dat er geen opzet was en dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzet had en dat het feit niet volledig aan hem kon worden toegerekend, maar dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank besloot geen straf of maatregel op te leggen, maar paste artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe, gezien de gevolgen die het voor de verdachte had gehad. De vordering van de benadeelde partij werd grotendeels toegewezen, met een schadevergoeding van € 3.109,28, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 augustus 2019. De rechtbank legde ook een vervangende hechtenis op van één dag, met de opmerking dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/766002-19
Datum uitspraak: 21 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in:
Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug,
gemachtigd raadsman mr. A.W. Grijseels, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.J. Berton heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat geen sprake is geweest van opzet tot het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel.
Beoordeling
De verdachte heeft een staflid van de inrichting waar hij op dat moment verbleef een aantal keer met kracht met de vuist geslagen op het gezicht, hoofd en bovenlijf. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze gewelddadige handelingen van de verdachte, naar de uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld en gelet op de aard en de ernst van het bij het staflid vastgestelde letsel, geschikt waren om - en gericht waren op - het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hieruit volgt dat in het bewuste en gerichte handelen van de verdachte het opzet tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel besloten lag. Het verweer wordt verworpen. Bewezen is het primair ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 augustus 2019 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan staflid [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam slachtoffer]
-meermalen met gebalde vuisten en/of elleboog in het gezicht heeft geslagen en gestompt, en
-meermalen met gebalde vuisten tegen het hoofd heeft gestompt, en
-meermalen tegen de borst, heeft gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet strafbaar is en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Er is sprake geweest van een impulsdoorbraak bij de verdachte. Het strafbare feit kan daarom in het geheel niet aan hem worden toegerekend.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat het bewezen verklaarde de verdachte in het geheel niet kan worden toegerekend. Van een impulsdoorbraak die het handelen geheel zou hebben beheerst en veroorzaakt, zoals aangevoerd, is niet gebleken. De enkele omstandigheid dat aan de verdachte bij een eerdere veroordeling de maatregel van de terbeschikkingstelling is opgelegd en dat het strafbare feit tijdens die behandeling in de inrichting is gepleegd, is onvoldoende om te concluderen dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Het dossier biedt voor die conclusie geen aanknopingspunten. Het verweer wordt daarom verworpen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het bewezenverklaarde in (sterk) verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend en zal dit bij haar verdere overwegingen betrekken, met name ten aanzien van de strafmaat. Er is echter geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte volledig uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering toepassing artikel 9a Wetboek van Strafrecht

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een staflid van de inrichting waar hij verbleef. Hij heeft het slachtoffer geheel onverwachts meermalen met zijn vuisten en elleboog gestompt en geslagen. Daarmee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar pijn en letsel toegebracht. Dat het feit daarnaast een grote psychische impact op haar en haar dagelijks functioneren heeft gehad, valt onder meer af te leiden uit het dossier. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 oktober 2019, gezien dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van het NIFP (voorgeleidingsconsult) van 4 september 2019, waaruit volgt dat aan de verdachte eind 2018 de maatregel van de terbeschikkingstelling is opgelegd en dat hij eerder is gediagnosticeerd met schizofrenie. Tijdens het huidige onderzoek zijn geen aanwijzingen voor een floride psychiatrisch toestandsbeeld. Wel worden negatieve symptomen van het ziektebeeld schizofrenie waargenomen.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van de rapporten van de psychiater, dr. B.A. Blansjaar, van 12 november 2018 en van de psycholoog, P.E. Geurkink, van 14 november 2018, die in het kader van de eerdere veroordeling van de verdachte van 12 december 2018 zijn opgemaakt.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter aanleiding daartoe niet over te gaan. De rechtbank houdt daarbij onder andere rekening met de volgende omstandigheden.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het bewezenverklaarde slechts in (sterk) verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. Uit het voorgeleidingsconsult volgen weliswaar geen aanwijzingen voor een floride psychiatrisch toestandsbeeld, maar dat wel negatieve symptomen van dat ziektebeeld zijn waargenomen.
Daarnaast wordt vastgesteld dat de verdachte ten gevolge van dit geweldsincident een aantal dagen in verzekering heeft doorgebracht. Bij terugkeer in de inrichting heeft hij negentien dagen in een separeercel doorgebracht. Aansluitend is hij overgeplaatst naar een andere inrichting waar hij nu op een streng bewaakte afdeling verblijft. Vanuit die situatie wordt binnen de maatregel van terbeschikking met bevel tot verpleging van overheidswege verder gewerkt aan de behandeling en begeleiding van de eerder bij hem vastgestelde problematiek. Ook in dat kader zal dit geweldsincident zijn invloed hebben op de duur en volgtijdigheid van te nemen stappen in de behandeling en begeleiding van verdachte.
Deze gevolgen zijn voor de verdachte al zodanig dat de rechtbank het, ook gezien de sterk verminderde toerekenbaarheid, niet passend vindt hem een straf of maatregel op te leggen. Daarom zal, in afwijking van de vordering van de officier van justitie, toepassing worden gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij is tevens betrokken dat bij een eventuele tenuitvoerlegging de verdachte gedurende een maand buiten de kliniek zou moeten verblijven in een penitentiaire inrichting, een plaats waar niet de noodzakelijk te achten behandeling en begeleiding zou kunnen worden geboden.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , namens deze gemachtigde [naam gemachtigde] (Stichting Achmea Rechtsbijstand) ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 109,28 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.500,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Indien de rechtbank van oordeel is dat het gevorderde immateriële schadebedrag te hoog is, ligt een gedeeltelijke toewijzing in de rede waarbij de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Er is volgens de verdediging in onderhavige zaak sprake van medeschuld.
8.3.
Beoordeling
Om te beginnen wordt overwogen dat de gestelde medeschuld aan de zijde van de benadeelde partij, die overigens niet feitelijk is uitgewerkt door de verdediging, in het geheel niet is gebleken. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De hoogte van dit deel van de gevorderde schadevergoeding is niet betwist en komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. Gelet hierop zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Verder is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De schade zal op de basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000 zodat het totaal van de te vergoeden (materiële en immateriële) schade op een bedrag van € 3.109,28 wordt vastgesteld.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan door deze beslissing nog wel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 augustus 2019.
De vordering van de benadeelde partij zal (in overwegende mate) worden toegewezen. Daarom zal de verdachte ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en nog zal maken. Tot nu toe heeft de benadeelde partij geen kosten gemaakt.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 3.109,28 (zegge: drieduizendhonderdnegen euro en achtentwintig eurocent),bestaande uit € 109,28 aan materiële schade en € 3.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 3.109,28 (zegge: drieduizendhonderdnegen euro en achtentwintig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 3.109,28,-- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag,
waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat die dag niet ten uitvoer zal worden gelegd gelet op het bestaande juridische kader; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van haar en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en W.A.F. Damen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 november 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan staflid [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [naam slachtoffer]
-meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist(en)en/of elleboog) tegen/in
het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, en/of
-meermalen,althans eenmaal, (met gebalde vuist(en)) tegen het hoofd heeft
geslagen en/of gestompt, en/of
-meermalen, althans eenmaal, tegen de borst, althans het lichaam heeft
geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Poortugaal, gemeente
Albrandswaard,althans in Nederland,
staflid [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer]
-meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) tegen/in haar gezicht te
slaan/stompen en of
-meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) tegen haar hoofd te
slaan/stompen en of
-meermalen, althans eenmaal, tegen de borst en/of het lichaam te slaan/stompen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht