ECLI:NL:RBROT:2019:9259

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
10/754511-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel van vijf personen met Chinese en Albanese nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in Roemenië en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd ervan beschuldigd vijf vreemdelingen met Chinese en Albanese nationaliteit te hebben gesmokkeld. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, met uitzondering van het onderdeel dat de verdachte het feit in de uitoefening van zijn beroep als chauffeur zou hebben begaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 juli 2019, tijdens een uitreiscontrole bij de haven van Hoek van Holland, een vrachtwagen bestuurde waarin vijf vreemdelingen verborgen zaten in een houten kist, die van binnenuit niet te openen was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze vreemdelingen en dat hij hen met zijn medeweten naar Engeland wilde vervoeren. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte uit winstbejag handelde, aangezien de gesmokkelden grote geldbedragen bij zich droegen en de verdachte geen blijk van berouw toonde. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen vrachtauto verbeurd, omdat deze was gebruikt bij het begaan van de feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/754511-19
Datum uitspraak: 30 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Roemenië) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het onderdeel dat verdachte het feit heeft begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep als chauffeur;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt van de verdediging
De verdachte moet van het ten laste gelegde worden vrijgesproken, omdat hij geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de personen in een houten kist in de laadruimte van de vrachtauto en hij die aanwezigheid redelijkerwijs ook niet heeft kunnen vermoeden. De vrachtauto was reeds geladen op het moment dat de verdachte deze overnam. Hij heeft aan zijn zorgplicht voldaan door te verifiëren wat er in de laadruimte zat (een partij autobanden). Dat hij de houten kist niet heeft gezien, komt doordat de vrachtauto met autobanden was volgestapeld en de achterkant van de wagen niet zichtbaar was.
Overigens leveren de verwijderde notitie op de telefoon van de verdachte, het tanken door de verdachte één dag voor de aanhouding en de op zijn telefoon aangetroffen berichten geen bewijs op van zijn betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit en ook anderszins bevat het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 12 juli 2019 vond bij de haven van Hoek van Holland een uitreiscontrole plaats en sloeg de speurhond aan bij het door de verdachte bestuurde voertuig. De wagen bleek volgestapeld met autobanden. Tegen de achterwand van de wagen was een houten kist gemonteerd. In de - van binnenuit niet te openen - kist bleken vijf vreemdelingen met de Albanese en de Chinese nationaliteit te zitten.
De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat de chauffeur van een vrachtwagen vreemdelingen in zijn lading aanwezig heeft, in beginsel wijst op betrokkenheid en wetenschap van de chauffeur bij het vervoer van deze vreemdelingen. Dat kan anders zijn indien de verdachte daarvoor een andersluidende plausibele en verifieerbare verklaring geeft. Onder deze omstandigheden mag derhalve van de chauffeur worden verlangd dat hij inzicht geeft in zijn reisbewegingen, handelingen en de gang van zaken rond het transport.
De verdachte heeft verklaard dat hij niets wist van de vreemdelingen in het voertuig. Hij is op 11 juli 2019 vanuit Engeland naar België afgereisd om daar op 12 juli 2019 de wagen van ene [naam 1] over te nemen. Hij heeft [naam 1] pas kort voor zijn aanhouding voor het eerst gesproken en de opdracht om de banden te vervoeren kreeg hij ook pas op 11 juli 2019. De vrachtwagen had hij nog niet eerder gezien. Op 12 juli 2019 heeft hij de lading gecontroleerd “om er zeker van te zijn dat hij geen cocaïne vervoerde” en is rechtstreeks naar de haven gereden. De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte niet aannemelijk en overweegt hiertoe het volgende.
Uit de telefoongegevens van de verdachte is gebleken dat hij al een week voor zijn aanhouding contact heeft gehad met [naam 1] en dat hij op 10 juli 2019 voor een dag later een overtocht met de Stena Line vanuit Hoek van Holland naar Harwich heeft geboekt. Later is deze boeking gewijzigd naar 12 juli 2019. Tussen de e-mailberichten op verdachtes telefoon is een e-mail van 2 juli 2019 aangetroffen, met daarin een verzekeringscertificaat van de betreffende vrachtwagen met kenteken [kentekennummer] en op Google heeft de verdachte, zo blijkt uit aangetroffen zoekslagen, in juni en juli 2019 onder andere opgezocht welke grens in Engeland geen scanner heeft en hoe Engeland op een illegale manier kan worden bereikt.
Verder komt uit het onderzoek naar voren dat de verdachte reeds op 11 juli 2019 in Nederland heeft getankt, hetgeen haaks staat op zijn verklaring dat hij eerst op 12 juli 2019 de vrachtauto in Belgie in ontvangst heeft genomen en daarmee vervolgens rechtstreeks naar Hoek van Holland is gereden.
De verdachte heeft voor deze omstandigheden - ook ter terechtzitting - geen verklaring willen geven.
Met één van de in zijn wagen aangetroffen vreemdelingen, [naam slachtoffer 1] , heeft de verdachte in januari 2019 contact gehad over het aanschaffen van autobanden en op 12 juli 2019 heeft de verdachte via Whats App verschillende berichten naar [naam slachtoffer 1] gestuurd, onder andere met de tekst ‘bro we must go’ en ‘I need to buy ticket for ferry’.
Ook hiervoor heeft de verdachte geen enkele verklaring willen geven, terwijl hij bovendien eerder had verklaard eigenlijk uitsluitend Appcontact te onderhouden met zijn vriendin.
Dat verdachte tweedehands autobanden zou vervoeren naar Groot-Brittannie vanuit een bedrijfseconomisch motief, acht de rechtbank onder de door de verdachte geschetste omstandigheden ongeloofwaardig. De verdachte heeft niet kunnen aangeven waar hij in Groot-Brittannië naartoe zou rijden en aan wie hij de autobanden zou afleveren en van de identiteit van de door de verdachte genoemde [naam 1] en [naam 2] is de rechtbank niets gebleken. Daarnaast zijn tweedehands autobanden niet veel waard en heeft de verdachte niet duidelijk gemaakt waarom het lucratief zou zijn om deze van België naar Groot-Britannië te vervoeren, mede in aanmerking genomen de kosten die kennelijk aan de reis en het verblijf van de verdachte en het transport waren verbonden en de vergoedingen die de verdachte naar zijn zeggen daarvoor al had gekregen en nog zou krijgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de autobanden slechts als deklading dienden.
Afgezien van het vorenstaande heeft de verdachte onder meer wisselend verklaard over de eigendom van de vrachtauto en heeft hij geen verklaring willen geven over het feit dat uit het onderzoek van zijn telefoon naar voren is gekomen dat deze in verschillende landen is aangestraald (waaronder ook Nederland en België), in een periode waarin de verdachte volgens zijn eigen verklaring uitsluitend in Roemenie is geweest.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het door de verdachte aangevoerde alternatieve scenario onvoldoende aannemelijk is gemaakt en gaat zij er van uit dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de vrachtwagen en dat het - met zijn medeweten en toestemming - de bedoeling was dat zij door hem naar Engeland zouden worden vervoerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel.
Winstbejag
De rechtbank acht eveneens bewezen dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld. Van winstbejag is sprake indien het handelen van de dader is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de dader op verrijking uit is geweest. De term winstbejag strekt er toe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a lid 2 van het Wetboek van Strafrecht te houden.
Vreemdeling [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij 5.000 dollar voor haar reis heeft betaald en uit het dossier blijkt dat zij en de andere vreemdelingen grote geldbedragen bij zich droegen. Op de telefoon van de verdachte zijn foto’s van een grote hoeveelheid geld aangetroffen. De rechtbank gaat er van uit dat de verdachte onderdeel is geweest van de keten die met dit bedrag werd betaald, omdat het onwaarschijnlijk is dat hij de genomen risico’s heeft genomen zonder daarvoor betaald te krijgen, naast het feit dat hij kosten heeft gemaakt om het ticket voor de ferry te betalen. Nu daarnaast van ideële motieven aan de zijde van de verdachte niet is gebleken, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld.
In de uitoefening van zijn beroep
De rechtbank is van oordeel dat dit onderdeel van de tenlastelegging onvoldoende uit het dossier blijkt en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
in de periode van 11 juli 2019 tot en met 12 juli 2019 te
Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, en België,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
anderen, te weten 5, personen met de Chinese en Albanese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
België en Groot-Brittannië en genoemde personen daartoe gelegenheid
enmiddelen heeft verschaft en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten België
en Groot-Brittannië door
- bovengenoemde personen in een (afgesloten) kist in de laadruimte van een
voertuig (met kenteken [kentekennummer] ) (achter/tussen de lading autobanden) te
vervoeren door België en Nederland richting Hoek van Holland om
vervolgens de boot naar Groot-Brittanië te nemen, en
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland
naar Groot-Brittannië,
en (aldus) de doorreis en het transport en toegang door/naar en het
verblijf in Nederland en België en Groot-Brittannië gefaciliteerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:
de eendaadse samenloop van
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd
en
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mensensmokkel van vijf personen, door hen vanuit België in zijn vrachtauto te vervoeren met als bestemming Groot-Britannië. De gesmokkelden zaten in een kist van betrekkelijk geringe afmetingen, die zij bovendien van binnenuit niet open konden maken en die verscholen zat achter en onder een flinke stapel autobanden. Hoewel uit het dossier niet naar voren is gekomen dat daarmee sprake is geweest van direct levensgevaar, hadden de betrokkenen in het geval er zich een calamiteit had voorgedaan, zoals een ongeluk of onwelwording - opgesloten gezeten, met alle mogelijke gevolgen van dien.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal
verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie
doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan een illegaal circuit. De handelwijze van de
verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de
samenleving. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik
van kwetsbare personen.
De verdachte heeft uit winstbejag gehandeld, namelijk om zelf financieel voordeel te
behalen. De rechtbank verwijt de verdachte dat hij niet heeft stilgestaan bij het
ontwrichtende karakter van mensensmokkel en evenmin bij de risico’s die de gesmokkelden
tijdens het vervoer liepen. Kennelijk heeft hij alleen oog gehad voor zijn eigen financiele gewin. Voorts heeft de verdachte geen enkel blijk van berouw getoond ten
aanzien van zijn verwerpelijke handelen, of van enige empathie met de betrokken vreemdelingen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat hiertoe geen aanleiding bestaat.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen vrachtauto (goednummer [nummer] ) verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met het standpunt van de officier van justitie verenigd.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen vrachtauto zal worden verbeurd verklaard, omdat de bewezen feiten met behulp van dit voorwerp zijn begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 55 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
- beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten: de vrachtauto met goednummer [nummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. I.W.M. Laurijssens en E.E. de Feijter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 11 jui 2019 tot en met 12 juli 2019 te
Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, en/of België,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten 5, althans één of meer, personen met de Chinese
en/of Albanese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
België en/of Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten België
en/of Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen
of inlichtingen heeft verschaft
door
- bovengenoemde personen in een (afgesloten) kist in de laadruimte van een
voertuig (met kenteken [kentekennummer] ) (achter/tussen de lading autobanden) te
vervoeren door België en/of Nederland richting Hoek van Holland om
vervolgens de boot naar Groot-Brittanië te nemen, en/of
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland
naar Groot-Brittannië,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het
verblijf in Nederland en/of België en/of Groot-Brittannië georganiseerd en/of
gefaciliteerd en/of gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was,
en/of dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep als chauffeur.