ECLI:NL:RBROT:2019:9257

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
10/165841-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen en belediging van ambtenaren met plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee diefstallen en de belediging van ambtenaren. De verdachte, geboren in Dordrecht en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Bonis. De officier van justitie, mr. J. Westerhof, eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en veroordeling tot een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat er geen vrijspraak is bepleit. De bewezenverklaring is gebaseerd op de verklaring van de verdachte en de bijlagen met bewijsmiddelen.

De rechtbank oordeelde dat de bewezen feiten, waaronder diefstal van een tas en een fiets, en de belediging van twee politieambtenaren, strafbaar zijn. De verdachte had in korte tijd meerdere diefstallen gepleegd en toonde geen respect voor andermans eigendommen. De rechtbank nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn strafblad en de rapportage van Reclassering Nederland, die een hoog recidiverisico inschatte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in staat was om zijn criminele gedrag te veranderen en dat de veiligheid van de maatschappij voorop staat.

Uiteindelijk legde de rechtbank de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van twee jaar, met de hoop dat dit zou leiden tot gedragsverandering. De rechtbank wees de gevorderde tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel af, maar schorste de proeftijd van deze maatregel gedurende de tenuitvoerlegging van de nieuwe ISD-maatregel. De rechtbank benadrukte dat de vele eerdere veroordelingen en de houding van de verdachte een belangrijke rol speelden in de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/165841-19
Datum uitspraak: 30 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
Kerkeplaat 25, 3313 LC te Dordrecht,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. R. Bonis, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Westerhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar, zonder aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 6 juli 2019 te Dordrecht
een (schouder)tas (met inhoud), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 3 juli 2019 te Dordrecht
een (dames)fiets (van het merk Gazelle), die
geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 9 juli 2019 te Dordrecht
opzettelijk ambtenaren),te weten [naam slachtoffer 3] , brigadier van de
politie Eenheid Rotterdam en [naam slachtoffer 4] , hoofdagent van de
politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van hun bediening,in hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "jullie zijn kankermongolen".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.diefstal

2.diefstal

3. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft in korte tijd een tweetal diefstallen gepleegd. De verdachte heeft met zijn handelen aangetoond dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen. Diefstallen – met name ook die waarbij verdachte het gestolen goed heeft weggenomen uit een auto – zorgen - niet alleen bij de direct betrokkenen, maar ook in de samenleving als geheel - voor een gevoel van onveiligheid en overlast. Verdachte heeft zich daaraan niets gelegen laten liggen, maar uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een belediging van ambtenaren in functie. De verdachte heeft daarmee het respect en gezag ten aanzien van ambtenaren die een publieke taak verrichten ondermijnd. Ook heeft hij de politieambtenaren in hun goede eer en naam aangetast.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Bovendien heeft verdachte deze feiten gepleegd in een lopende proeftijd. Dit wordt in het nadeel van verdachte meegewogen.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederlandheeft in het kader van een eerdere strafzaak met parketnummer 10/0000973-19 een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 april 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is al jarenlang sprake van een problematische sociaal-maatschappelijke situatie. Diverse interventies, waaronder in het kader van een plaatsing in een ISD, hebben niet tot een verandering geleid. De verdachte werkte niet mee aan interventies of de situatie escaleerde vanwege grensoverschrijdend gedrag van de verdachte.
Recente diagnostiek omtrent de verdachte ontbreekt. In 2010 werd voor het laatst uitgebreid Pro Justitia onderzoek gedaan en toen werden een verstandelijke beperking, een afhankelijkheid van middelen en een bedreigde persoonlijkheid c.q. een persoonlijkheidsstoornis met ernstige antisociale trekken vastgesteld. Na 2010 hebben er enkele consulten plaatsgevonden, waaraan de verdachte weigerde mee te werken.
Gelet op onder andere de delict geschiedenis, de langdurige problematische sociaal-maatschappelijke situatie en de verslavingsproblematiek, schat de reclassering het risico op recidive hoog in. Ook het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog, omdat de verdachte vanuit het verleden bekend is met het gebruik van zowel verbaal als fysiek geweld. Gelet op het verloop van de tot op heden ingezette interventies, de problematiek en de huidige houding schat de reclassering ook het risico op onttrekken aan voorwaarden in als hoog.
Omdat er sprake is van een forse problematiek, een hoog risico op recidive en eerder ingezette interventies, waaronder een eerder opgelegde ISD-maatregel, niet tot verandering hebben geleid, ziet de reclassering geen andere mogelijkheid dan de rechtbank te adviseren de verdachte een ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar niet passend is. Een dergelijke maatregel is slechts een korte termijn oplossing, voor zover het het beperken van het recidiverisico betreft. Verdachte – en daarmee de maatschappij – is meer gebaat bij een structurele inperking van het recidiverisico. Een dak boven zijn hoofd en begeleiding zijn daarvoor een goed begin. De verdediging pleit voor het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, of een gevangenisstraf van iets langere duur, zodat er hulp geregeld kan worden voordat verdachte terugkeert in de maatschappij en het recidiverisico afdoende kan worden ingeperkt.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 september 2019 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en maatregelen. Er moet blijkens onder meer de hiervoor genoemde rapportage bovendien ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Voorts onderschrijft de rechtbank - mede gelet op het verleden van de verdachte - de conclusies van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
De rechtbank stelt vast dat de vele tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen en de eerdere ISD-maatregel er niet toe hebben geleid dat hij zijn criminele gedrag heeft beëindigd. Integendeel: slechts korte tijd nadat aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel was opgelegd - terwijl ook toen reeds tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel was geadviseerd - en hem daarmee een kans was geboden om gedragsverandering in te zetten buiten het kader van de ISD-maatregel, heeft hij zich schuldig gemaakt aan de onderhavige feiten. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting voortdurend een externaliserend houding getoond, geeft hij in het geheel geen blijk van enig berouw of empathie voor de slachtoffers en neemt hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. Het is immers ook die stelselmatigheid die in ernstige mate bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid van burgers. De rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat de recidive van de verdachte op andere wijze kan worden beëindigd dan middels oplegging van de ISD-maatregel, gelet op de houding van de verdachte, zijn voorgeschiedenis en zijn strafblad.
Begeleiding binnen een ander dwang- of drangkader worden onvoldoende geacht. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Daarbij is mede gelet op de aard en ernst van de begane feiten en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen, ook voor soortgelijke feiten. Met het opleggen van deze maatregel kan worden bereikt dat de maatschappij wordt beveiligd en de recidive van de verdachte wordt beëindigd, in elk geval gedurende genoemde periode.
De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam van 30 april 2019 in de zaak met parketnummer 10/000973-19 opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel afwijzen (apart geminuteerd). Zij realiseert zich dat het opleggen van de ISD-maatregel in de onderhavige zaak met zich meebrengt dat de proeftijd betreffende de voornoemde eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel zal worden opgeschort, gedurende de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel die thans bij dit vonnis wordt opgelegd. Dit brengt met zich dat die proeftijd na de tenuitvoerlegging van het onderhavige vonnis nog geruime tijd zal voortduren. Gelet op het hoge recidiverisico acht de rechtbank dit echter gerechtvaardigd, nu de beveiliging van de maatschappij dit eist. De rechtbank spreekt de hoop uit dat oplegging van de ISD-maatregel ditmaal tot gedragsverandering bij verdachte zal leiden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op 38m, 57, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. R. Brand en E.E. de Feijter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 6 juli 2019 te Dordrecht
een (schouder)tas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 3 juli 2019 te Dordrecht
een (dames)fiets (van het merk Gazelle), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 9 juli 2019 te Dordrecht
opzettelijk (een) ambtena(a)r(en),te weten [naam slachtoffer 3] , brigadier van de
politie Eenheid Rotterdam en/of [naam slachtoffer 4] , hoofdagent van de
politie Eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd,
door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "jullie zijn kankermongolen",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.