In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van twee diefstallen en de belediging van ambtenaren. De verdachte, geboren in Dordrecht en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Bonis. De officier van justitie, mr. J. Westerhof, eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en veroordeling tot een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat er geen vrijspraak is bepleit. De bewezenverklaring is gebaseerd op de verklaring van de verdachte en de bijlagen met bewijsmiddelen.
De rechtbank oordeelde dat de bewezen feiten, waaronder diefstal van een tas en een fiets, en de belediging van twee politieambtenaren, strafbaar zijn. De verdachte had in korte tijd meerdere diefstallen gepleegd en toonde geen respect voor andermans eigendommen. De rechtbank nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn strafblad en de rapportage van Reclassering Nederland, die een hoog recidiverisico inschatte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in staat was om zijn criminele gedrag te veranderen en dat de veiligheid van de maatschappij voorop staat.
Uiteindelijk legde de rechtbank de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van twee jaar, met de hoop dat dit zou leiden tot gedragsverandering. De rechtbank wees de gevorderde tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel af, maar schorste de proeftijd van deze maatregel gedurende de tenuitvoerlegging van de nieuwe ISD-maatregel. De rechtbank benadrukte dat de vele eerdere veroordelingen en de houding van de verdachte een belangrijke rol speelden in de beslissing.