ECLI:NL:RBROT:2019:9240

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
C/10/579029 / KG RK 19-963
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verblijf van verpande intellectuele eigendomsrechten en waardering pandrechten in faillissement

In deze beschikking van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 19 november 2019, wordt het verzoek van Wafloma B.V. behandeld. Wafloma verzoekt om de verpande intellectuele eigendomsrechten, waaronder octrooien en Uniemerken, aan haar te laten verblijven en op haar naam te laten registreren. Dit verzoek is ingediend in het kader van de faillissementen van HJ Forever B.V. en HJ Forever Patents B.V., waarbij de curator is aangesteld. De voorzieningenrechter overweegt dat de pandrechten op de intellectuele eigendomsrechten zijn ingeschreven in de daartoe bestemde registers, waardoor deze tegen de curator kunnen worden ingeroepen. Wafloma heeft een vordering van meer dan € 7.000.000,- op de gefailleerden en stelt dat de waarde van de intellectuele eigendomsrechten nihil is, terwijl de curator betwist dat de niet-geregistreerde pandrechten tegen hem kunnen worden ingeroepen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de pandrechten op de Nederlandse octrooien en Uniemerken geldig zijn en dat Wafloma als separatist bevoegd is om deze rechten te verkopen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van Wafloma toe, waarbij de curator wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/579029 / KG RK 19-963
Beschikking van de voorzieningenrechter van 19 november 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAFLOMA B.V.,
gevestigd te Westvoorne,
verzoekster,
advocaat mr. R. van der Pas te Eindhoven,
tegen
[naam curator], in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HJ FOREVER PATENTS B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HJ FOREVER B.V.,
kantoorhoudende te Eindhoven,
verweerder,
advocaat mr. J.A.C. Smits te Eindhoven.
Partijen worden hierna Wafloma en de curator genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift binnengekomen op 29 juli 2019;
  • het verweerschrift binnengekomen op 1 oktober 2019;
  • de akte overlegging nadere bijlage van Wafloma;
  • de aanvullende producties van de curator;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 8 oktober 2019.
1.2.
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnissen van 23 april 2019 en 3 mei 2019 zijn HJ Forever B.V. (hierna: HJ Forever) en HJ Forever Patents B.V. (hierna: HJ Forever Patents) in staat van faillissement verklaard met benoeming van de curator als zodanig.
De curator is ook aangesteld in de faillissementen van de aan HJ Forever en HJ Forever Patents gelieerde partijen [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] (hierna gezamenlijk: de gefailleerden).
2.2.
HJ Forever en/of HJ Forever Patents zijn rechthebbende op de in productie 11 bij verzoekschrift vermelde intellectuele eigendomsrechten, waaronder Uniemerken (1 tot en met 3), Nederlandse octrooien (4 tot en met 7 en 21 tot en met 24), Europese octrooien en octrooiaanvragen (8 tot en met 12 en 25 en 26), Amerikaanse octrooien en een Amerikaanse octrooiaanvrage (13, 19 en 20) en (internationale en nationale) octrooiaanvragen (14 tot en met 18 en 27). Een deel van deze intellectuele eigendomsrechten was in 2014 (uiteindelijk) door HJ Forever Patents verkregen uit een eerder faillissement voor een bedrag van € 500.000,-. Wafloma was bij deze transactie betrokken als financier van de koper. De intellectuele eigendomsrechten hebben kort gezegd betrekking op een component van zogenoemd smart glas, glas dat dimbaar is en waarbij de kleur kan worden ingesteld.
2.3.
Daarnaast heeft HJ Forever Patents op 4 februari 2019 een aanvrage voor een Nederlands octrooi ingediend. Deze aanvrage (die nummer [nummer] heeft gekregen) is gelet op artikel 31 ROW nog niet ingeschreven in het octrooiregister.
2.4.
Wafloma heeft uit hoofde van verstrekte geldleningen een vordering van € 5.291.805,80, te vermeerderen met 10% rente per jaar op gefailleerden, waarvoor HJ Forever en HJ Forever Patents hoofdelijk aansprakelijk zijn. Tot zekerheid van terugbetaling hebben HJ Forever en HJ Forever Patents bij aktes van 17 juli 2016, 19 december 2017 en 27 maart 2018 ten behoeve van Wafloma een eerste pandrecht gevestigd op de aan hen toebehorende bestaande en toekomstige intellectuele eigendomsrechten.
De bij de curator ter verificatie ingediende vordering van Wafloma op gefailleerden bedraagt (inclusief rente) ruim € 7.000.000,-.
2.5.
De pandrechten op de onder 1 tot en met 13 (in voormelde productie 11) vermelde intellectuele eigendomsrechten zijn geregistreerd in het Uniemerkenregister, respectievelijk het Nederlands octrooiregister. De pandrechten op de overige intellectuele eigendomsrechten (uitsluitend octrooirechten) zijn niet geregistreerd.
2.6.
Wafloma en de curator hebben overeenstemming bereikt over de overname van de inventaris (waaronder laboratoriummateriaal en testresultaten) en immateriële activa uit de boedels van gefailleerden door [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3] ), een aan Wafloma gelieerde partij. De zes werknemers van gefailleerden zijn in dienst getreden van [naam bedrijf 3] .
2.7.
Vanaf de faillissementsdatum heeft Wafloma de taxen voor de instandhouding van de octrooien voldaan. Daarnaast heeft de curator zijn medewerking verleend aan de wisseling van de octrooigemachtigde.
2.8.
Wafloma heeft [naam] van [naam bedrijf 4] opdracht gegeven de verpande octrooirechten te taxeren. In het (ongedateerde) taxatierapport wordt de waarde (de onderhandse verkoopwaarde) van de octrooien en octrooiaanvragen getaxeerd op een waarde van (nagenoeg) nihil, omdat er volgens het rapport niet of slechts in zeer beperkte mate belangstelling zal zijn voor het bestaande portfolio. In het rapport staat dat:
  • de octrooien slechts beperkte geografische dekking hebben;
  • de reikwijdte van de conclusies van de octrooien beperkt is;
  • er veel
  • er geen ontwikkelplan (roadmap) is om tot winstgevende verkoop te komen;
  • voor de verdere ontwikkeling van de in de nieuwe aanvrage (van februari 2019) beschreven techniek nog 2 à 3 jaar research nodig is, waarbij het ook nog onzeker is of het octrooi zal worden verleend.
2.9.
Wafloma heeft het taxatierapport op 6 mei 2019 doen toekomen aan de curator.
2.10.
Omstreeks juli 2019 heeft Wafloma de curator aangekondigd een verzoek te doen om de intellectuele eigendomsrechten aan haar als koper te laten verblijven voor een bedrag van € 50.000,-, te verrekenen met haar vordering op gefailleerden. De tweede pandhouder heeft met het verblijvingsverzoek ingestemd.

3.Het verzoek

3.1.
Wafloma verzoekt, samengevat:
I. te bepalen dat de verpande intellectuele eigendomsrechten aan Wafloma zullen verblijven en op naam van Wafloma (of een aan haar gelieerde entiteit) mogen worden gezet in de daartoe bestemde registers;
II. te bepalen dat de vordering van Wafloma op HJ Forever Patents en HJ Forever wordt verminderd met een bedrag van € 50.000,- althans (zo begrijpt de voorzieningenrechter) de waarde van de intellectuele eigendomsrechten te bepalen op een in goede justitie te bepalen bedrag, welk bedrag Wafloma mag verrekenen met haar vordering op gefailleerden;
III. te bepalen dat de curator onvoorwaardelijk dient mee te werken aan de wijziging van de tenaamstelling van de verpande intellectuele eigendomsrechten, met bepaling dat deze beschikking zo nodig op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van die medewerking;
een en ander met veroordeling van de curator in de proceskosten.
3.2.
Aan dit verzoek legt Wafloma het volgende ten grondslag.
Wafloma heeft een doorstart gerealiseerd door de activa en de werknemers van gefailleerden over te nemen van de curator. Wafloma, althans [naam bedrijf 3] is voornemens verder te gaan met de ontwikkeling en het vinden van een markttoepassing voor de verpande intellectuele eigendomsrechten. Deze doorstart kan pas succesvol zijn indien arbeid en kapitaal (waaronder de intellectuele eigendomsrechten) bij elkaar blijven. Het merendeel van de intellectuele eigendomsrechten heeft betrekking op verouderde technologie en vertegenwoordigt geen waarde. Wafloma wenst deze rechten voor defensieve doeleinden te verwerven. Het kost nog minstens twee jaar aan research om de in de meest recente octrooi-aanvrage beschreven technologie verder te brengen. Zouden de octrooien in handen van een (onbekende) derde komen, dan komt de doorstart in gevaar. Die derde kan overigens in beginsel zelf niets met die intellectuele eigendomsrechten, aangezien de knowhow bij de werknemers berust die nu in dienst zijn bij de doorstarter. Uit het taxatierapport volgt dat de waarde van de intellectuele eigendomsrechten nihil is. Wafloma vindt € 50.000,- een reële prijs, al is zij gelet op de omvang van haar vordering ook bereid om € 100.000,- te betalen. De curator heeft geen belang bij zijn verweren in deze procedure, aangezien er geen koper is die bereid is om ten minste € 7.000.000,- (de vordering van Wafloma op gefailleerden) voor de intellectuele eigendomsrechten te betalen.
Ook de niet-ingeschreven pandrechten kunnen tegen de curator worden ingeroepen, aangezien de curator niet te beschouwen is als een derde en hij van het bestaan van de pandrechten op de hoogte is.
Wafloma zal alle administratieve handelingen verrichten en de redelijke kosten voor haar rekening nemen om de verpande intellectuele eigendomsrechten op haar naam (of die van een derde) te laten registreren. De curator dient daaraan zijn medewerking te verlenen en alleen voor zover nodig verzoekt Wafloma te bepalen dat deze beschikking van die medewering in de plaats treedt.
3.3.
De curator voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het verzochte. Hij voert daartoe het volgende aan.
De waarde van de intellectuele eigendomsrechten is onvoldoende onderbouwd. In het taxatierapport wordt de waarde getaxeerd op nihil, terwijl Wafloma bereid is daarvoor € 50.000,- te betalen en deze rechten in 2014 voor € 500.000,- zijn aangekocht. Daarnaast zijn in het verleden subsidies verleend. Voorts maken de intellectuele eigendomsrechten deel uit van het businessplan van [naam bedrijf 1] van januari 2018, waaruit volgt dat toonaangevende partijen hebben aangegeven interesse te hebben in de zogeheten Electro Fusion Technology, specifiek voor de toepassing in de eigen producten. Naar de waarde is daarom nader onderzoek nodig. De niet-ingeschreven pandrechten kunnen niet tegen de curator worden ingeroepen, aangezien hij als vertegenwoordiger van alle schuldeisers als derde moet worden beschouwd. De curator is bereid om medewerking te verlenen aan de wijziging van de tenaamstelling van de intellectuele eigendomsrechten, maar hij betwist dat hij gehouden is tot het verlenen van onvoorwaardelijke medewerking, zeker indien daarmee kosten gemoeid zijn.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid

4.1.
Ambtshalve overweegt de voorzieningenrechter dat hij gelet op de woonplaats van HJ Forever en HJ Forever Patents internationaal bevoegd is tot kennisname van dit geschil. Dit geschil heeft immers geen betrekking op de registratie of de geldigheid van de betrokken intellectuele eigendomsrechten, zodat hiervoor geen andere rechter met uitsluiting bevoegd is. De bevoegdheid is tussen partijen overigens ook niet in geschil.
4.2.
Met betrekking tot het toepasselijk recht overweegt de voorzieningenrechter dat Nederlands recht van toepassing is, in ieder geval voor zover het de pandrechten op de Uniemerken, de Nederlandse, Europese en internationale octrooiaanvragen, de Nederlandse octrooien en de Nederlandse delen van de Europese octrooien betreft. Op deze rechten is immers het nationale recht van de merkhouder, aanvrager van het octrooi, respectievelijk van de staat waarin het octrooi werking heeft van toepassing.
4.3.
Niet is gesteld of gebleken dat op de verpande octrooiaanvragen octrooien zijn verleend of dat octrooien zijn komen te vervallen, zodat het bestaan van de rechten zoals ze in deze procedure aan de orde zijn gesteld tot uitgangspunt wordt genomen.
4.4.
Evenmin is gesteld of gebleken voor welke landen de Europese octrooien gelding hebben.
4.5.
Met betrekking tot de (mogelijke) buitenlandse delen van de Europese octrooien en voor de Amerikaanse octrooien en Amerikaanse octrooiaanvrage geldt dat voor de verbintenisrechtelijke aspecten van de verpanding conform de rechtskeuze van partijen Nederlands recht van toepassing is, maar dat de goederenrechtelijke aspecten (geldigheid van de pandrecht en de uitwinning ervan) worden beheerst door het recht van het land waar het octrooi werking heeft, dan wel de bescherming ervan wordt ingeroepen (de lex protectionis). Anders dan Wafloma heeft gesteld, is bij pandrechten op octrooien – mede gelet op de belangen van derden – rechtskeuze voor de goederenrechtelijke aspecten (nog) niet mogelijk.
4.6.
Dit betekent dat voor de pandrechten op de (mogelijk) buitenlandse (delen van de) Europese octrooien, de Amerikaanse octrooien en de Amerikaanse octrooiaanvrage niet kan worden vastgesteld of deze rechtsgeldig zijn gevestigd en of deze tegen de curator kunnen worden ingeroepen, en ook niet dat de Nederlandse bepalingen met betrekking tot de uitwinning ervan van toepassing zijn.
4.7.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter zich beperken tot een oordeel met betrekking tot de pandrechten op de Uniemerken, de Nederlandse octrooien, de Nederlandse delen van de Europese octrooien en de internationale, Europese en Nederlandse octrooiaanvragen. Voor de overige intellectuele eigendomsrechten (de Amerikaanse octrooien en Amerikaanse octrooiaanvrage (vermeld onder de nummers 13, 19 en 20 van productie 11) en de buitenlandse delen van de Europese octrooien (8, 9, 25 en 26)) wordt het verzoek afgewezen.
Discussie van partijen
4.8.
De curator erkent de vordering van Wafloma op gefailleerden en het bestaan van de pandrechten op de intellectuele eigendomsrechten. Het verweer van de curator valt in twee delen uiteen. Enerzijds betwist hij dat de niet-geregistreerde pandrechten (op de intellectuele eigendomsrechten vermeld onder nummer 14 tot en met 27 vermeld in productie 11 en de recente octrooi-aanvrage) tegen hem kunnen worden ingeroepen. Anderzijds stelt de curator dat Wafloma de waarde van de intellectuele eigendomsrechten onvoldoende heeft onderbouwd. In deze procedure moet dus worden beoordeeld of de curator de pandrechten op de Nederlandse (delen van de) intellectuele eigendomsrechten tegen zich moet laat gelden en of de door Wafloma aan de intellectuele eigendomsrechten toegeschatte waarde reëel is. Daarnaast moet worden geoordeeld over de nevenverzoeken van Wafloma die strekken tot veroordeling van de curator om zijn medewerking te verlenen aan de tenaamstelling van de intellectuele eigendomsrechten.
Pandrechten – werking ten opzichte van de curator
4.9.
Op grond van artikel 3:236 lid 2 BW geldt als hoofdregel dat een pandrecht dient te worden gevestigd op overeenkomstige wijze als voor levering van het te verpanden goed is bepaald. Bij de vestigen van het pandrecht op bepaalde intellectuele eigendomsrechten is daarnaast inschrijving in een daartoe bestemd register vereist. Die inschrijving is geen constitutief vereiste voor de totstandkoming van het pandrecht, maar zonder die inschrijving heeft het (nog) geen werking tegenover derden. Niet in geschil is dat de pandrechten op (de Nederlandse delen van) de in productie 11 onder 1 tot en met 12 vermelde intellectuele eigendomsrechten zijn ingeschreven in de daartoe bestemde registers. Deze pandrechten kunnen daarom (zij het met uitzondering van hetgeen in rov. 4.7. is overwogen met betrekking tot de buitenlandse delen van de Europese octrooien) tegen de curator worden ingeroepen. Een en ander staat terecht niet ter discussie.
4.10.
Met betrekking tot de overige op productie 11 vermelde niet-geregistreerde pandrechten, te weten die op de Nederlandse octrooien, de (Europese, internationale en nationale) octrooiaanvragen en de Nederlandse delen van de Europese octrooien, alsmede de recente Nederlandse octrooi-aanvrage wordt als volgt overwogen.
4.11.
Zoals hiervoor is overwogen is inschrijving in het octrooiregister (zie artikel 67 ROW) geen constitutief vereiste voor de totstandkoming van deze pandrechten. Deze inschrijving is, net als die voor licenties, bedoeld om derden te goeder trouw, dus zonder wetenschap van de verpanding, te beschermen. Dat registratie geen absoluut vereiste is, volgt onder meer uit de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 september 1999 (BIE 2000, 52), waar is overwogen dat een partij met wetenschap van de verpanding geen beroep kan doen op het ontbreken van de registratie.
4.12.
Derden die een beroep kunnen doen op het ontbreken van de registratie zijn onder meer latere verkrijgers, beslagleggers en licentienemers. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de curator in dit geval niet te beschouwen als een derde die een beroep kan doen op deze bescherming. Redengevend daarvoor is het volgende.
Op grond van de artikelen 23 en 68 Faillissementswet oefent de curator de vermogensrechten van de gefailleerde uit. De curator heeft daarmee geen andere vermogenspositie dan de gefailleerde zelf. Voorts kent de curator de pandrechten uit de administratie van gefailleerden, zodat aangenomen moet worden dat hij de pandrechten kent of behoort te kennen. Hetgeen door de Hoge Raad is overwogen en beslist in het door de curator aangehaalde arrest Banque de Suez/Bijkerk q.q. (HR 13 mei 1988, NJ 1988/748) maakt het voorgaande niet anders, aangezien niet is gesteld of gebleken dat zich hier de situatie voordoet dat een van de andere schuldeisers van gefailleerden beslag heeft gelegd op een van de niet-geregistreerde intellectuele eigendomsrechten en dat dat beslag door het faillissement is komen te vervallen.
4.13.
Voor de Nederlandse en internationale octrooiaanvragen geldt de registratie-eis niet. Dat volgt in ieder geval niet uit de wet. Dat pandrechten op (Nederlandse) octrooiaanvragen (ook die zich nog in de geheimhoudingsperiode bevinden) kunnen worden ingeschreven en dat de inschrijving ook wenselijk wordt geacht, maakt dat niet anders.
4.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de pandrechten op de Nederlandse octrooien, de Nederlandse delen van de Europese octrooien en de Nederlandse, Europese en internationale aanvragen tegen de curator kunnen worden ingeroepen en dat Wafloma als separatist bevoegd is om de betreffende intellectuele eigendomsrechten te verkopen alsof er geen faillissement was.
Waardering verpande intellectuele eigendomsrechten
4.15.
Ingeval een pand wordt uitgewonnen geldt volgens de artikelen 3:250 BW en 69 ROW als hoofdregel dat dit gebeurt door middel van een openbare verkoop. Op grond van artikel 3:251 BW is na toetsing door de voorzieningenrechter een afwijkende wijze van verkoop echter mogelijk. Tot de mogelijkheden behoort tevens het verlenen van toestemming door de voorzieningenrechter voor het verblijven van het pand aan de pandhouder, zoals Wafloma hier wenst. Dit betekent dat daarvoor een prijs dient te worden vastgesteld. Dit is bij faillissement van de pandgever in beginsel niet anders.
4.16.
Niet valt in te zien dat deze wijze van executie van pandrecht op octrooien niet mogelijk is. Deze wijze van executie is in de ROW immers niet (expliciet) uitgesloten en er bestaat geen reden om de verkoop van de octrooien in het openbaar te doen plaatsvinden indien daarmee geen meeropbrengst wordt gegenereerd.
4.17.
Wafloma wenst de intellectuele eigendomsrechten in eigendom te verkrijgen tegen € 50.000,- (te verrekenen met haar vordering op gefailleerden) of een andere door de voorzieningenrechter te bepalen prijs. In dit geval geldt voorts dat de verzekerde vordering van Wafloma op gefailleerden ruim € 7.000.000,- bedraagt. Hieruit volgt dat de voorzieningenrechter het verblijvingsverzoek kan toewijzen indien in voldoende mate vaststaat dat een bij openbare verkoop te verkrijgen koopprijs van de intellectuele eigendomsrechten gelijk of minder is dan het vorderingsrecht waarvoor de pandrechten tot zekerheid strekken. De bij openbare verkoop te verkrijgen koopprijs, waarbij ook Wafloma een bod zou mogen uitbrengen, zal mede afhangen van het aantal gegadigden.
4.18.
Met verwijzing naar het taxatierapport heeft Wafloma zich op standpunt gesteld dat de waarde van de octrooien (nagenoeg) nihil is en dat zij deze louter voor defensieve doeleinden wenst te verwerven. Zij heeft hierbij onweersproken gesteld dat de in productie 11 vermelde rechten betrekking hebben op verouderde, achterhaalde technologie. Hiertegenover heeft de curator onvoldoende feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat deze intellectuele eigendomsrechten wel een (substantiële) waarde vertegenwoordigen. De enkele omstandigheid dat deze rechten in het verleden zijn aangekocht voor € 500.000,- en dat in een bedrijfsplan van (het eveneens failliete) COLOR CTRL staat vermeld dat er (in januari 2018) geïnteresseerde partijen zijn, is in dat verband onvoldoende, aangezien daaruit niet volgt dat er ook nu nog partijen zijn die deze – kennelijk achterhaalde – technologie verder willen ontwikkelen en/of om andere redenen interesse hebben in deze octrooien. Ook uit de in het verleden toegekende subsidies kan niet zonder meer worden afgeleid dat de intellectuele eigendomsrechten wel waarde vertegenwoordigen. Wafloma heeft op dit punt gesteld dat het gaat om WSBO-subsidies (verleend op grond van de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) en dat deze subsidiebedragen verdampt zijn, zonder dat dit heeft geleid tot de ontwikkeling van een concreet product. Uit niets blijkt dat er voor de intellectuele eigendomsrechten concrete interesse bestaat en het door de curator gevoerde verweer biedt ook geen aanknopingspunten voor nader onderzoek naar de waarde van die rechten. Bij dit oordeel is mede in aanmerking genomen dat de curator sinds 6 mei 2019 over het taxatierapport beschikt en dat hij geen eigen onderzoek heeft gedaan naar de waarde van de octrooien.
4.19.
Met betrekking tot de recente octrooiaanvrage heeft de curator gesteld dat daarvoor wel concrete interesse is. Hij heeft daarbij evenwel niet gesteld dat de door hem benaderde partijen bereid zijn een hogere prijs te betalen dan Wafloma, laat staan een bedrag van meer dan € 7.000.000,-. De curator heeft ook niet weersproken dat de in de aanvrage beschreven technologie alleen verder kan worden ontwikkeld met (knowhow van) de werknemers van gefailleerden, die thans in dienst zijn van [naam bedrijf 3] . Voorts is het onzeker of het komt tot octrooiverlening en/of de ontwikkeling van een concreet product. Hoewel dat naar aanleiding van het taxatierapport en het verzoek van Wafloma wél op zijn weg lag, heeft de curator niet concreet gemaakt dat de boedel gebaat is bij openbare verkoop van deze aanvrage.
4.20.
Met betrekking tot de Uniemerkrechten is niet gesteld of gebleken dat deze enige waarde vertegenwoordigen.
4.21.
Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het verzoek om de intellectuele eigendomsrechten (met uitzondering van de buitenlandse rechten vermeld in 4.7) aan Wafloma te laten verblijven toewijsbaar. Hoewel de door Wafloma aangeboden prijs betrekking heeft op alle intellectuele eigendomsrechten, zal de voorzieningenrechter de door Wafloma te betalen koopprijs bepalen op dat bedrag, zij het dat deze koopprijs dus niet geldt voor de buitenlandse delen van de Europese octrooien en de Amerikaanse octrooien en de Amerikaanse octrooiaanvrage. Aangezien de waarde van de intellectuele eigendomsrechten volgens Wafloma nihil is en zij ter zitting heeft verklaard ook een hogere prijs aan te willen bieden, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de prijs te verminderen voor de buitenlandse delen die hier buiten beschouwing blijven. Deze prijsbepaling is overigens alleen van praktisch belang indien in de faillissementen van gefailleerden baten genereerd worden die leiden tot uitdeling.
Medewerking curator
4.22.
In haar verzoekschrift heeft Wafloma gesteld dat zij alle noodzakelijke handelingen zal verrichten en daarvoor de (redelijke) kosten zal dragen om de intellectuele eigendomsrechten om haar naam (of die van derde) te laten stellen. De curator op zijn beurt heeft toegezegd daaraan zijn medewerking te verlenen. Gelet hierop bestaat thans geen grond tot toewijzing van de nevenverzoeken die strekken tot veroordeling van de curator tot het verlenen van die medewerking.
Slotsom en proceskosten
4.23.
Op grond van het voorgaande zal het verzoek van Wafloma op de hierna te vermelden wijze worden toegewezen. Indien Wafloma niet langer wenst dat de intellectuele eigendomsrechten aan haar verblijven, staat het haar vrij om deze rechten alsnog openbaar te verkopen.
4.24.
De curator zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De kosten aan de zijde van Wafloma worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat €
1.086(2,0 punt × tarief € 543,00)
Totaal € 1.625,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
bepaalt dat de verpande intellectuele eigendomsrechten voor zover het betreft de Uniemerken, de Nederlandse octrooien, de Nederlandse delen van de Europese octrooien en de internationale, Europese en Nederlandse octrooiaanvragen zullen verblijven bij Wafloma en op naam van Wafloma of een door haar aan te wijzen derde mogen worden gezet in de daartoe bestemde registers;
5.2.
bepaalt dat de vordering van Wafloma op HJ Forever en HJ Forever Patents wordt verminderd met € 50.000,00;
5.3.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van Wafloma tot op heden begroot op € 1.625,00;
5.4.
verklaart deze beschikking voor zover nodig uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2019.
3077/676