In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, eiseres, en ASR Schadeverzekering N.V., gedaagde. De eiseres vorderde betaling van buitengerechtelijke incassokosten van ASR, die zij had ingediend in het kader van een eerdere procedure bij de rechtbank Midden-Nederland. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres in feite een verkapt appel was, aangezien er al een identieke vordering aanhangig was in hoger beroep. De kantonrechter wees de vordering af op grond van het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, wat betekent dat een partij niet meerdere keren dezelfde vordering kan indienen bij verschillende rechtbanken.
De procedure begon met een dagvaarding op 24 april 2019, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis en een comparitie van partijen. De eiseres had eerder ASR aansprakelijk gesteld voor een ongeval dat had plaatsgevonden op 16 september 2009, en had in een andere procedure een schikking bereikt met de benadeelde partij. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van eiseres niet ontvankelijk was, omdat deze al eerder was behandeld in de bodemprocedure bij de rechtbank Midden-Nederland. De rechter benadrukte dat de juridische grondslag in beide procedures gelijk was, namelijk schadevergoeding op basis van artikel 6:96 BW.
De kantonrechter heeft de eiseres veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 960,00 aan salaris voor de gemachtigde, en een nasalaris van € 120,00 indien niet binnen veertien dagen aan het vonnis wordt voldaan. Dit vonnis is uitgesproken door mr. I.K. Rapmund en is uitvoerbaar bij voorraad.