ECLI:NL:RBROT:2019:9174

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
25 november 2019
Zaaknummer
C/10/580178 / FA RK 19-7042
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • H.L. de Gruijl-van Benthem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een buitenlandse adoptie en de toepassing van de procedurele toets

In deze zaak verzochten verzoekers om een verklaring voor recht dat aan de voorwaarden voor erkenning van de adoptie naar Oostenrijks recht van [naam belanghebbende] door verzoeker is voldaan. De adoptie vond plaats voor de inwerkingtreding van de Wet conflictenrecht adoptie (Wca), waardoor de rechtbank terugviel op de ongeschreven regels van het commune Nederlandse internationaal privaatrecht. De rechtbank constateerde dat er een ontwikkeling was naar een ruimer erkenningsbeleid, waarbij de conflictrechtelijke toets werd losgelaten ten gunste van een procedurele toets. Deze toets houdt in dat de rechter een in het buitenland uitgesproken adoptie kan erkennen als de procedure tot adoptie met voldoende waarborgen is omkleed. De rechtbank oordeelde dat de adoptieprocedure in Oostenrijk aan deze eisen voldeed, en verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek, aangezien zij de biologische moeder was van [naam belanghebbende]. De rechtbank erkende de adoptie van [naam belanghebbende] door verzoeker en gelastte de ambtenaar van de burgerlijke stand om een latere vermelding van de adoptie aan de akte van geboorte toe te voegen. De beschikking werd uitgesproken op 21 november 2019.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/580178 / FA RK 19-7042
Beschikking van 21 november 2019 betreffende verklaring voor recht van een buitenlandse adoptie
in de zaak van:
[naam verzoekster], verzoekster,
en
[naam verzoeker], verzoeker,
beiden wonende te [woonplaats verzoekers] , Oostenrijk,
hierna ook gezamenlijk te noemen: verzoekers,
advocaat mr. A.B. Sluijs te 's-Gravenhage,
in welke zaak belanghebbende zijn:
[naam belanghebbende],
wonende te [woonplaats belanghebbende] , [adres belanghebbende] ,
hierna te noemen: [naam belanghebbende] ,
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag,
zetelende te Den Haag,
hierna te noemen: de ambtenaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 14 augustus 2019;
  • de brief met bijlagen van de zijde van verzoekers van 20 augustus 2019.
  • de schriftelijke reactie van de ambtenaar van 24 september 2019;
  • de instemmingsverklaring van [naam belanghebbende] , ingekomen op 1 oktober 2019.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[naam belanghebbende] is geboren op [geboortedatum belanghebbende] te [geboorteplaats belanghebbende] , China, als kind van verzoekster en [naam] (hierna te noemen: [naam] ).
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank te Almelo van 11 oktober 1995 is tussen verzoekster en [naam] de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Bij voormelde beschikking van 11 oktober 1995 is verzoekster benoemd tot voogdes over [naam belanghebbende] en [naam] tot toeziend voogd.
2.4.
Verzoekers zijn met elkaar gehuwd te Enschede op 15 maart 1996.
2.5.
Bij beschikking van de rechtbank te Almelo van 24 januari 2001 is voormelde beschikking van 11 oktober 1995 gewijzigd en zijn verzoekers gezamenlijk belast met de uitoefening van het gezag over [naam belanghebbende] en is de geslachtsnaam [naam] van [naam belanghebbende] gewijzigd in de geslachtsnaam [naam verzoeker] .
2.6.
De buitenlandse akte van geboorte van [naam belanghebbende] is op 15 januari 2002 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
2.7.
Verzoeker en [naam belanghebbende] hebben op 26 augustus 2003 een adoptieovereenkomst gesloten.
2.8.
Bij beslissing van het Bezirksgericht Baden te Baden, Oostenrijk, van 8 september 2003 is uitgesproken de adoptie van [naam belanghebbende] door verzoeker.
2.9.
Zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak hadden [naam belanghebbende] en verzoeker hun gewone verblijfplaats in Oostenrijk.
2.10.
Verzoeker heeft de Oostenrijkse nationaliteit en [naam belanghebbende] heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
Verzoekers verzoeken de rechtbank tot erkenning over te gaan van de adoptie van [naam belanghebbende] door verzoekers. De rechtbank begrijpt het verzoek van verzoekers aldus, dat zij verzoeken voor recht te verklaren dat aan de voorwaarden voor erkenning van de adoptie naar Oostenrijks recht van [naam belanghebbende] door verzoekers is voldaan.
3.2.
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 aanhef en onder a Rv rechtsmacht, omdat [naam belanghebbende] woonplaats in Nederland heeft. De rechtbank zal op het verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
3.3.
Bij voormelde beslissing van het Bezirksgericht Baden van 8 september 2003 is uitgesproken de adoptie van [naam belanghebbende] door verzoeker. Adoptie van [naam belanghebbende] door verzoekster is niet aan de orde, want verzoekster is de biologische moeder van [naam belanghebbende] . Gelet hierop wordt verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek en gaat de rechtbank over tot de beoordeling van het verzoek van verzoeker.
3.4.
Het Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie van 29 mei 1993 (Haags Adoptieverdrag 1993) is in deze zaak niet van toepassing omdat geen sprake was van een interlandelijke adoptie. Ook de Wet van 3 juli 2003, houdende regeling van het conflictenrecht inzake adoptie en de erkenning van buitenlandse adopties (Wet conflictenrecht adoptie, hierna: Wca), die op 1 januari 2004 in werking is getreden, is niet van toepassing. Op grond van artikel 10 Wca is de Wca alleen van toepassing op de erkenning van adopties die op of na het tijdstip van inwerkingtreding in het buitenland tot stand zijn gekomen. Dit betekent dat er geen wettelijke basis is voor rechtstreekse erkenning van de adoptie. Om te kunnen beoordelen of de in Oostenrijk tot stand gekomen adoptie van [naam belanghebbende] in Nederland voor erkenning in aanmerking komt, moet worden teruggevallen op de ongeschreven regels van het commune Nederlandse internationaal privaatrecht, zoals die golden voor inwerkingtreding van de Wca. Uit de Memorie van Toelichting bij de Wca (
Kamerstukken II2001/02, 28 457, 3) blijkt dat in de rechtspraak, met name in de aanloop naar de totstandkoming van de Wca, sprake was van een ontwikkeling in de richting van een ruimer erkenningsbeleid. De conflictrechtelijke toets, die voorheen naar ongeschreven recht gebruikelijk was, werd losgelaten en daarvoor in de plaats kwam een procedurele toets. Deze toets hield in dat de rechter een in het buitenland uitsproken adoptie kan erkennen als zij tot de overtuiging komt, dat de procedure tot adoptie in het buitenland met voldoende waarborgen omkleed is geweest. Omdat de adoptie van [naam belanghebbende] door verzoeker in Oostenrijk vlak voor de inwerkingtreding van de Wca in Oostenrijk is uitgesproken, te weten op 8 september 2003, zal de rechtbank de procedurele toets toepassen.
3.5.
Op basis van de overgelegde stukken heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat de procedure tot adoptie in Oostenrijk met voldoende waarborgen omkleed is geweest. Er bestaat dan ook geen aanleiding de adoptie de erkenning te onthouden vanwege aard of inhoud van de in Oostenrijk gevolgde procedure. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de adoptie is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit, dat aan de beslissing een behoorlijk onderzoek en een behoorlijke rechtspleging vooraf is gegaan en dat de erkenning van de beslissing niet in strijd is met de openbare orde. Verder heeft de ambtenaar toegelicht dat de Oostenrijkse adoptieprocedure, zover na te gaan, wat betreft de voorwaarden (behoorlijke procedure, toestemming natuurlijke ouders en belang van het kind) kan worden vergeleken met de Nederlandse procedure. Ook heeft de Oostenrijkse adoptie dezelfde gevolgen als een sterke adoptie in Nederland.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat de beslissing van het Bezirksgericht Baden van 8 september 2003 voor erkenning vatbaar is, zodat het verzoek van verzoeker om een verklaring voor recht als bedoeld in artikel 1:26 BW toewijsbaar is.
3.7.
De rechtbank zal op de voet van artikel 1:26a BW ambtshalve gelasten dat een latere vermelding van de adoptie aan de akte van geboorte wordt toegevoegd.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek;
4.2.
verklaart voor recht dat de bij beslissing van het Bezirksgericht Baden te Baden, Oostenrijk, van 8 september 2003 (waarvan een kopie aan deze beschikking is gehecht), naar het recht van Oostenrijk tot stand gekomen adoptie van [naam belanghebbende] , van het vrouwelijk geslacht, geboren op [geboortedatum belanghebbende] te [geboorteplaats belanghebbende] , China, door [naam verzoeker] , wonende te [adres verzoeker] , overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
4.3.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie aan de akte van geboorte toe te voegen;
4.4.
gelast de griffier niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.L. de Gruijl-van Benthem, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.A.J. Ysebaert op 21 november 2019.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.