ECLI:NL:RBROT:2019:9146

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
10/751051-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel in vereniging met winstbejag

Op 14 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in Joegoslavië en woonachtig in Duitsland, werd ervan beschuldigd twee Vietnamese personen te hebben geholpen bij hun illegale reis naar Groot-Brittannië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 juni 2019 in Hoek van Holland, samen met zijn zoon, twee Vietnamese vreemdelingen heeft vervoerd. De verdachte had hen tickets voor de veerboot naar Groot-Brittannië gekocht en overhandigde Duitse paspoorten die niet van de vreemdelingen waren aan de baliemedewerker van de rederij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de vreemdelingen illegaal in Nederland waren en dat hij uit winstbejag handelde. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van vier maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukt de ernst van mensensmokkel en de impact op de waardigheid van de mens.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/751051-19
Datum uitspraak: 14 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Joegoslavië) op [geboortedatum verdachte] ,
wonende te [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , Bondsrepubliek Duitsland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.B. Wille heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft bekend dat hij twee personen naar Hoek van Holland heeft gebracht en dat hij tickets voor de boot naar Groot-Brittannië voor hen heeft gekocht, maar ontkent dat hij wist dat de paspoorten die zij bij zich droegen niet van hen waren. Hij ontkent dat hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij zich schuldig maakte aan mensensmokkel.
Beoordeling door de rechtbank
Op 17 juni 2019 kregen verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee van een medewerker van de ticketoffice van de [naam rederij] de melding dat hij een persoon met een Oost-Europees uiterlijk (die later de verdachte bleek te zijn) en twee personen met een Aziatisch uiterlijk aan zijn balie had staan. De verdachte overhandigde namens de anderen geld voor de tickets en ook Duitse paspoorten die niet van de Aziatisch uitziende personen leken te zijn. De verbalisanten zijn op de melding afgegaan en constateerden dat de foto’s op de overhandigde paspoorten inderdaad niet overeenkwamen met het uiterlijk van de twee aanwezige personen, die de Vietnamese nationaliteit bleken te hebben. Eén van de overhandigde Duitse paspoorten stond op naam van de zoon van de verdachte, de medeverdachte [naam medeverdachte] .
De verdachte heeft bij de Koninklijke Marechaussee verklaard dat hij op 14 juni 2019 het aanbod kreeg om € 300,00 te verdienen als hij twee personen vanuit Berlijn naar Engeland zou vervoeren. Diezelfde dag heeft hij met zijn zoon, medeverdachte [naam medeverdachte] , besproken dat hij een auto zou huren en naar Engeland zou gaan. De auto heeft hij op 16 juni 2019 gehuurd en de dag erna is hij met de twee personen naar Hoek van Holland gereden. Onderweg heeft hij niet met hen kunnen communiceren, omdat hij geen woord verstond van wat zij zeiden. In Hoek van Holland kocht hij bij de ticketoffice voor de personen die hij vervoerde kaartjes voor een enkele reis. De rechtbank gaat er gezien de verklaringen van de vreemdelingen, van de baliemedewerker en van de verdachte op zitting van uit dat de verdachte ook de paspoorten van de vreemdelingen aan de baliemedewerker heeft overhandigd.
Gelet op de door de verdachte geschetste omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de overtocht en het verblijf van de twee Vietnamese vreemdelingen illegaal was. De verdachte kreeg naar eigen zeggen immers van een onbekende persoon geld voor het vervoeren van twee vreemdelingen die de Duitse taal niet spraken en voor wie hij tickets voor een enkele reis naar Groot-Britannië moest kopen. Daarnaast heeft de verdachte twee Duitse paspoorten overhandigd bij de ticketbalie van [naam rederij] . De verdachte had toen kunnen zien dat de overhandigde paspoorten niet van de personen waren die hij vervoerde. Bovendien was één van deze paspoorten van zijn eigen zoon.
De verklaring van de verdachte op de zitting dat zijn verklaring bij de Koninklijke Marechaussee niet klopt en dat hij slechts heeft gehandeld op verzoek van zijn zoon, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Ook in dat geval had de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de doorreis en het verblijf van de twee hem onbekende vreemdelingen wederrechtelijk was.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich, samen met zijn zoon en medeverdachte [naam medeverdachte] , schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mensensmokkel.
Gezien de verklaring van de verdachte dat hij geld zou verdienen met het vervoeren van de twee vreemdelingen, stelt de rechtbank vast dat hij uit winstbejag heeft gehandeld.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
op 17 juni 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
en Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander,
anderen, te weten twee personen met de
Vietnamese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot
en/of doorreis
door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te wetenGroot-Brittannië en genoemde personen daartoe gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft,
en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in Nederland en genoemde personen daartoe gelegenheid
en
middelen heeft verschaft,
door
- in Duitsland een personenauto te huren en
- bovengenoemde personen in die auto te vervoeren door Duitsland en
Nederland richting de veerboot in Hoek van Holland en
- tickets (voor voornoemde personen) aan te schaffen voor de veerboot
( [naam rederij] ) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië en
- ( hierbij) het paspoort van zijn, verdachtes, medeverdachte te
overhandigen aan de balie van de [naam rederij] , als ware dat paspoort een
paspoort van één van bovengenoemde personen,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het
verblijf in Nederland en/of Groot-Brittannië
heeftgeorganiseerd
en gefaciliteerd,
terwijl hij, verdachte, ernstige redenen had te vermoeden en zijn medeverdachte wist dat die toegang en dat verblijf wederrechtelijk waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van:
mensensmokkel, in vereniging begaan door meerdere personen
en
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, en die ander daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, in vereniging begaan door meerdere personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de mensensmokkel van twee personen met de Vietnamese nationaliteit, door hen vanuit Duitsland naar Hoek van Holland te vervoeren om vervolgens door te reizen naar Groot-Britannië met behulp van een paspoort dat niet van deze personen was.
Bij mensensmokkel worden mensen die, om wat voor reden dan ook, hun land willen verlaten op illegale wijze naar een ander – veelal westers – land vervoerd. De smokkelaars maken daarbij misbruik van de afhankelijkheid van deze personen, door voor het transport uit winstbejag (veel) geld te vragen. De internationale georganiseerde smokkel van vreemdelingen is een fenomeen dat afbreuk doet aan de waardigheid van de mens omdat de mens daarbij slechts als handelswaar wordt gezien waarmee geld te verdienen valt. De verdachte heeft bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit en aldus aan genoemde onwenselijke activiteiten. Ook wordt hierdoor het beleid van de Nederlandse overheid om een gereguleerd asielbeleid te voeren – als onderdeel waarvan politieke vluchtelingen kunnen worden opgevangen – ondermijnd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank ziet aanleiding om aan de verdachte een lagere straf op te leggen dan aan de medeverdachte nu bij de verdachte geen wetenschap bestond met betrekking tot het wederrechtelijk verblijf van de vreemdelingen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
op of omstreeks 17 juni 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
althans in Nederland, en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten twee, althans één of meer, personen met de
Vietnamese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
Duitsland en/of Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft,
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten
Duitsland en/of Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft,
door
- ( in Duitsland) een personenauto te (laten) huren en/of
- bovengenoemde personen in die auto te (laten) vervoeren door Duitsland en/of
Nederland richting de veerboot in Hoek van Holland en/of
- tickets (voor voornoemde personen) aan te (laten) schaffen voor de veerboot
( [naam rederij] ) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië en/of
- ( hierbij) het paspoort van zijn, verdachtes, medeverdachte te (laten)
overhandigen aan de balie van de [naam rederij] , als ware dat paspoort een
paspoort van één van bovengenoemde personen,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het
verblijf in Duitsland en/of Nederland en/of Groot-Brittannië georganiseerd
en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf
wederrechtelijk was.