ECLI:NL:RBROT:2019:910
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hennepkwekerijzaak met afwijzing vordering benadeelde partij
Op 23 januari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in Suduragi, Turkije. De zaak betreft een hennepkwekerij en de verdachte werd bijgestaan door raadsman mr. R.A.J. Verploegh. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 april 2018, 28 september 2018 en 23 januari 2019 geoordeeld dat de tenlastelegging, zoals deze was gewijzigd, niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De officier van justitie, mr. L. Visser, had vrijspraak gevorderd voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en de rechtbank heeft deze vordering gevolgd. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de rechtbank van oordeel was dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen.
Daarnaast was er een benadeelde partij die een schadevergoeding van € 30.974,75 had gevorderd. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, omdat de schade reeds was vergoed. Tevens is de benadeelde partij veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt ter verdediging tegen de vordering, welke kosten op nihil zijn begroot. De beslissing van de rechtbank is als volgt: de verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op de zitting.