ECLI:NL:RBROT:2019:909
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering na vrijspraak in strafzaak
Dit vonnis van de Rechtbank Rotterdam betreft de afwijzing van een ontnemingsvordering die was ingediend door de officier van justitie, mr. L. Visser, tegen de betrokkene, geboren te Suduragi (Turkije). De vordering was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag van maximaal € 653.815,80. De behandeling van de vordering vond plaats na de vrijspraak van de betrokkene in een eerdere strafzaak, die op 23 januari 2019 was uitgesproken. De rechtbank heeft op basis van de vrijspraak geoordeeld dat de ontnemingsvordering niet kan worden toegewezen. De officier van justitie had verzocht om de vordering af te wijzen, wat de verdediging heeft ondersteund. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat, gezien de vrijspraak, de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op 23 januari 2019 door een meervoudige kamer voor strafzaken.