ECLI:NL:RBROT:2019:909

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
10/167360-16 (vonnis ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering na vrijspraak in strafzaak

Dit vonnis van de Rechtbank Rotterdam betreft de afwijzing van een ontnemingsvordering die was ingediend door de officier van justitie, mr. L. Visser, tegen de betrokkene, geboren te Suduragi (Turkije). De vordering was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag van maximaal € 653.815,80. De behandeling van de vordering vond plaats na de vrijspraak van de betrokkene in een eerdere strafzaak, die op 23 januari 2019 was uitgesproken. De rechtbank heeft op basis van de vrijspraak geoordeeld dat de ontnemingsvordering niet kan worden toegewezen. De officier van justitie had verzocht om de vordering af te wijzen, wat de verdediging heeft ondersteund. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat, gezien de vrijspraak, de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op 23 januari 2019 door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer 10/167360-16
Datum uitspraak: 23 januari 2019
Tegenspraak

VONNIS (ontneming) (mk)

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de betrokkene:

[naam betrokkene] ,

geboren te Suduragi (Turkije) op [geboortedatum betrokkene] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
raadsman mr. R.A.J. Verploegh, advocaat te ‘s-Gravenhage.

Het onderzoek op de terechtzitting.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2018, 28 september 2018 en 23 januari 2019. De behandeling van de vordering heeft aansluitend plaatsgevonden op de behandeling van de aan de vordering ten grondslag liggende strafzaak tegen de betrokkene onder bovenvermeld parketnummer.

De vordering.

De (schriftelijke) vordering van de officier van justitie, mr. L. Visser, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en tot het opleggen aan de betrokkene van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van € 653.815,80.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.

Standpunt van de officier van justitie.

In het verlengde van zijn ter terechtzitting van 23 januari 2019 gedane vordering tot integrale vrijspraak van de betrokkene in de voorafgaande strafzaak en aan de vordering ten grondslag liggende feiten, heeft de officier van justitie verzocht de ontnemingsvordering af te wijzen.

Standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie om de ontnemingsvordering af te wijzen.

Voorafgaand vonnis.

Bij vonnis van deze rechtbank van 23 januari 2019 is de betrokkene vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Beoordeling van de vordering.

Nu de betrokkene blijkens voormeld vonnis is vrijgesproken van de hem in daarin verweten -aan de onderhavige vordering ten grondslag liggende- feiten, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de onderhavige vordering dient te worden afgewezen.

Beslissing.

De rechtbank:
- wijst af de vordering van de officier van justitie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 januari 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.