In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2019 een beschikking gegeven in een voorlopige voorziening betreffende het gebruik van de echtelijke woning. De vrouw verzocht om het uitsluitend gebruik van de woning, terwijl de man verweer voerde. De rechtbank constateerde dat beide partijen belang hebben bij het gebruik van de woning en dat er geen alternatieve woonruimte beschikbaar is voor hen. De vrouw stelde dat de sfeer in huis gespannen was en dat zij op haar hoede moest zijn om ruzies te voorkomen. De man daarentegen gaf aan dat het mogelijk was om samen in de woning te verblijven zonder ruzie te maken. De rechtbank oordeelde dat de nadelen voor de man zwaarder wogen dan het belang van de vrouw bij uitsluitend gebruik van de woning. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af en stelde voor dat partijen in mediation zouden gaan om afspraken te maken over de afhandeling van hun echtscheiding. De rechtbank bepaalde dat elk van de partijen de eigen proceskosten draagt.