ECLI:NL:RBROT:2019:9058

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
C/10/582280 / FA RK 19-8076
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening betreffende het gebruik van de echtelijke woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2019 een beschikking gegeven in een voorlopige voorziening betreffende het gebruik van de echtelijke woning. De vrouw verzocht om het uitsluitend gebruik van de woning, terwijl de man verweer voerde. De rechtbank constateerde dat beide partijen belang hebben bij het gebruik van de woning en dat er geen alternatieve woonruimte beschikbaar is voor hen. De vrouw stelde dat de sfeer in huis gespannen was en dat zij op haar hoede moest zijn om ruzies te voorkomen. De man daarentegen gaf aan dat het mogelijk was om samen in de woning te verblijven zonder ruzie te maken. De rechtbank oordeelde dat de nadelen voor de man zwaarder wogen dan het belang van de vrouw bij uitsluitend gebruik van de woning. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af en stelde voor dat partijen in mediation zouden gaan om afspraken te maken over de afhandeling van hun echtscheiding. De rechtbank bepaalde dat elk van de partijen de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/582280 / FA RK 19-8076
Beschikking van 20 november 2019 betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw] ,
advocaat mr. G. Grijs te Rotterdam,
t e g e n
[naam man], de man,
wonende te [woonplaats man] ,
advocaat mr. F.H. Tak te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlage van de vrouw, ingekomen op 19 september 2019;
  • het verweerschrift van de man, ingekomen op 4 november 2019;
  • de brief van de vrouw van 4 november 2019.
1.2.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 6 november 2019.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op 16 augustus 2004 met elkaar gehuwd.
2.2.
De vrouw heeft inmiddels een verzoek tot echtscheiding gedaan, welke bij de rechtbank bekend is onder zaak-/rekestnummer C/10/579592 / FA RK 19-6782.

3.De beoordeling

3.1.
Woning
3.1.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de man te bevelen die woning te verlaten en hem te verbieden die woning verder te betreden.
3.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.1.3.
De rechtbank constateert dat beide partijen belang hebben bij gebruik van de echtelijke woning. Niet is gebleken dat het voor één van partijen op korte dan wel redelijke termijn mogelijk zal zijn om andere, al dan niet tijdelijke woonruimte te verkrijgen, dan wel dat één van hen zal kunnen beschikken over een andere verblijfsmogelijkheid bij bijvoorbeeld familie, vrienden of kennissen.
3.1.4.
De rechtbank moet dus, gezien het verzoek van de vrouw, onderzoeken of de vrouw er een groter belang dan de man bij heeft dat zij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, dan de wens van de man om nog – samen met de vrouw – in de woning te blijven wonen. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
3.1.5.
Het huis heeft twee slaapkamers. De man en de vrouw slapen apart. De man en de vrouw komen elkaar tegen in de keuken en de woonkamer. Zij verblijven hoofdzakelijk in hun eigen kamer en eten apart.
3.1.6.
De vrouw heeft ter zitting toegelicht waarom zij niet verder met de man in de woning kan verblijven. Zij stelt dat zij steeds op haar hoede moet zijn om te voorkomen dat er ruzie ontstaat. De man begroet haar niet bij binnenkomst en loopt door naar boven zonder te vragen hoe het met haar gaat. Ook geeft de man haar geen geld meer voor eten en zijn er regelmatige scheldpartijen. Weliswaar is de sfeer in huis de laatste twee weken voor de zitting verbeterd, maar de vrouw denkt dat deze verbetering maar van korte duur zal zijn.
3.1.7.
De man stelt dat het mogelijk is om samen in de woning te verblijven. Zoals het nu gaat, met weinig contact, is er geen ruzie. Hij wil ook geen ruzie maken. De man heeft gesteld dat hij naar de daklozenopvang moet wanneer hij niet meer in de echtelijke woning kan verblijven, en dat dit in verband met zijn werk, waarvoor hij op wisselde tijden en vaak heel vroeg (nog in de nacht) moet vertrekken, zeer bezwaarlijk is. Hij werkt op uitzendbasis en vreest door verblijf in de daklozenopvang zijn werk te verliezen, wat dan financiële gevolgen heeft voor beide partijen.
3.1.8.
De rechtbank acht het gezien de net aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure aannemelijk dat er spanningen in huis zijn. Hoewel wordt onderkend dat het belastend voor partijen is dat zij samen de woning gebruiken, acht de rechtbank het bezwaar van de vrouw tegen het voor de duur van de echtscheidingsprocedure gezamenlijk gebruiken van de echtelijke woning, op dit moment niet zodanig zwaarwegend dat haar het uitsluitend gebruiksrecht van de echtelijke woning moet toekomen. De nadelen voor de man wanneer hij de echtelijke woning moet verlaten, wegen op dit moment zwaarder dan het belang van de vrouw bij uitsluitend gebruik. Daarbij weegt de rechtbank mee dat partijen het er over eens zijn dat zij voor de zitting wel op een acceptabele manier met elkaar omgingen. Voorts heeft de man aangegeven dat hij geen ruzie wil en ook geen ruzie zal maken. De rechtbank denkt dat partijen met een minimum aan contact met elkaar en bij het maken van goede afspraken, beiden in de echtelijke woning kunnen verblijven. Voor de rechtbank is daarbij van belang dat partijen ter zitting overeen zijn gekomen in mediation te gaan, om de gevolgen van hun echtscheiding in overeenstemming af te handelen. In het kader van die mediation kunnen partijen eventueel nadere afspraken maken over de wijze waarop zij met elkaar omgaan bij het gezamenlijke gebruik van de woning.
3.1.9.
De rechtbank zal op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, het verzoek van de vrouw tot bepaling dat zij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning (en inboedel) met bevel dat de ander die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden, afwijzen.
3.2.
Mediation
3.2.1.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen om deel te nemen aan mediation, om te trachten afspraken te maken ten behoeve van een goede afhandeling van hun echtscheiding. Partijen zijn daartoe direct na zitting meegegaan met de mediatorcoördinator. De resultaten van die mediation zullen partijen zo nodig inbrengen in de zaak met zaak-/rekestnummer C/10/579592 / FA RK 19-6782.
3.3.
Proceskosten
3.3.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek van de vrouw af;
4.2.
bepaalt dat partijen over het resultaat van het mediationtraject berichten in de lopende hoofdzaak bekend onder nummer C/10/579592 / FA RK 19-6782;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.A. Schreuder, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Bruinhof op 20 november 2019.