De getuige [naam getuige 1] , van beroep ondernemer, indirect bestuurder en medeaandeelhouder van [naam bedrijf 1] , heeft het volgende verklaard:
“Mijn compagnon is [naam getuige 6] , met hem zit ik in projectontwikkeling waaronder [naam project] . Daarvan ben ik 50% aandeelhouder. Transacta en [naam eiseres] ken ik als medefinanciers.
Het zijn de vennootschappen van de schoonfamilie van [naam getuige 6] . Met [naam getuige 6] zit ik in [naam bedrijf 1] .
Dat is een beheermaatschappij. Het zogenaamde "comfort ship project" zit in [naam bedrijf 2] .
Ik functioneer al 30 jaar in de recreatie/projectontwikkeling. Het idee van de comfort ships is ontstaan in 2007/2008. Er kwam een druk op het vermarkten van vakantiehuizen, ik raakte aan de praat met de vorige eigenaar van de jachthaven en dacht dat er mogelijkheden waren om een maritiem vakantiepark te ontwikkelen. We wilden van de jachthaven een maritiem vakantiepark maken waarin gezinnen een vakantie konden doorbrengen op een schip. Het ging niet zozeer om de watersport, maar meer om het leven op het schip. Ik ben op onderzoek gegaan wat voor schepen er mogelijk waren en kwam in de Verenigde Staten terecht en maakte de keuze voor een Amerikaans schip, een comfort ship. De bedoeling was om in de jachthaven 200 ligplaatsen te creëren voor comfort ships. In eerste instantie hebben we geïnvesteerd in het hoofdgebouw met allerhande voorzieningen en hebben wij 28 ligplaatsen gerealiseerd. Dit zijn geen gewone ligplaatsen zoals die in een jachthaven zijn, maar plekken waar de grote schepen aangemeerd konden worden met ruimte voor een bijboot. Voorts was uitgebreide infrastructuur noodzakelijk voor onder andere krachtstroom, riolering en drinkwater. [naam bedrijf 1] heeft zeven boten gekocht bij de fabriek.
Er waren vijf modelboten en er zijn er twee verkocht aan particulieren. Na die koop bleek er geen toekomst meer met de Amerikaanse leverancier. Vanaf medio 2008/2009 zijn de zeven boten in de haven gelegd.
Ik leg u iets uit over de opbouw van de verkoopprijs van de comfort ships. Er is een prijs "af fabriek", daar komen bij de kosten voor transport, witgoed, geluidsinstallatie, kortom alle extra kosten die met de boot te maken hebben. Dat noem ik de kostprijs. Er zijn vier à vijf verschillende modellen.
De kostprijs ligt tussen de € 285.000,- en € 315.000,- dat is een bandbreedte van ongeveer € 30.000,-, afhankelijk van het model schip. Dan zijn er nog bijkomende kosten. Dat is € 100.000,- per boot.
Die € 100.000,- is berekend naar aanleiding van de investeringen die nodig zijn voor 250 boten. Daar zitten de kosten in verdisconteerd van hetgeen nodig is de ligplaats te realiseren: makelaarsprovisie, gemeentelijke afdrachten, steigerkosten, infrastructuur, aankoop haven, aankoop centrumgebouw en marketing- en verkoopkosten. Kortom allerlei investeringen ten gunste van de ligplaats.
Medio 2011 hebben wij vijf boten verkocht aan Transacta. Wij hadden inmiddels veel geld geïnvesteerd. We hadden een bepaald winstoogmerk en medio 2008 begon net de crisis. Het was niet gemakkelijk. Er was ook nog een bedrag van € 168.000,- (dat is bovenop de eerder genoemde kosten) betaald ten behoeve van verschillende opties op de vijf boten. Al met al hadden we 2,1 à 2,15 miljoen aan investeringen gedaan in die vijf boten. Dat is exclusief de investeringen in het hoofdgebouw en de infrastructuur van de ligplaatsen. We hadden een kredietfaciliteit bij de Rabobank van ongeveer
€ 1.350.000,-. De Rabobank wilde dat wij dat zouden aflossen. We raakten met Transacta in gesprek. Transacta had een belang bij de fiscale herinvesteringsregeling en wilde dat in 2011 benutten.
We hebben daar een gesprek over gevoerd in het najaar van 2011. Bij dat gesprek waren
[naam getuige 5] , [naam getuige 6] en ikzelf aanwezig. Ik kwam met het idee. Ik hoorde van de herinvestering en heb een deal voorgesteld. Er is over en weer gebeld/gesproken en advies aan accountants gevraagd. Transacta en [naam eiseres] hadden geïnvesteerd in [naam bedrijf 1] en zagen dat het moeilijk was. Zij zaten met het mes aan tafel. De verkoopprijs aan particulieren voor de vijf schepen was totaal € 2.350.000,- de kostprijs was € 2.150.000,-. Dit laatste bedrag heb ik voorgesteld maar dat was niet bespreekbaar. Ik had middelen nodig om de bank af te lossen. We hebben vier of vijf keer bij elkaar gezeten in een periode van een paar maanden. Uiteindelijk zijn we een bedrag van
€ 1.975.000,- overeengekomen op 29 december 2011. Transacta wilde echter niet alles in een keer betalen. Toen hebben we afgesproken dat eerst de boekwaarde van de vijf schepen zou worden voldaan. Ik heb daar een mail over gestuurd aan [naam getuige 3] . Die mailde mij enkele dagen voor
29 december 2011 dat de boekwaarde 1,6 miljoen was. € 375.000,- zou binnen vijf jaar betaald worden. Deze nabetaling is ook op 29 december 2011 overeengekomen.
Naar aanleiding van de brief van mr. Brouwers over dit getuigenverhoor ben ik in mijn herinneringen gaan graven. Ik had al verlies te pakken, maar toch heb ik het voorstel van
1,6 miljoen plus € 375.000,- in vijf jaar geaccepteerd. Er is een handgeschreven overeenkomst gemaakt ter plekke in Wessem in aanwezigheid van [naam getuige 2] , [naam getuige 5] en [naam getuige 6] . Er was veel druk om een koopovereenkomst te krijgen in verband met de HIR. Op 30 december 2011 was namelijk de enige dag dat het belastingkantoor nog open was. Ik heb een handgeschreven overeenkomst gemaakt waarin de koopprijs van € 1.975.000,- stond. Dat er 1,6 miljoen meteen betaald zou worden en dat er € 375.000,- binnen vijf jaar zou worden betaald. Voorts stond er opgenomen dat ik mij zou inspannen om de vijf boten weer door te verkopen. De winst zou dan voor Transacta zijn. Deze overeenkomst is ter plekke ondertekend. Ik maakte alle contracten, dat is nu eenmaal mijn taak. Ik heb huurovereenkomsten voor de vijf boten gemaakt en de facturen.
Ik realiseerde mij toen dat als ik die € 375.000,- zou opnemen in de overeenkomsten dat ik dan btw ook daarover zou moeten betalen. Dat zinde mij niet en ik heb [naam getuige 3] benaderd. [naam getuige 3] heeft de overeenkomst gemaakt samen met mij ten behoeve van de Belastingdienst. Ik heb die overeenkomst ondertekend en op de avond van 29 december 2011 samen met de huurovereenkomsten en de facturen in het bakje van [naam getuige 6] gelegd. Ik ben er overigens niet helemaal zeker van of ik toen ook de factuur in het bakje van [naam getuige 6] heb gelegd en of ik ze op die dag gemaakt heb. [naam getuige 6] heeft de overeenkomst ingediend bij het belastingkantoor op 30 december 2011 in Roermond.
De handgeschreven overeenkomst heb ik niet meer. Een jaar later in 2012 is boot 6, een Nederlandse modelboot verkocht aan [naam eiseres] . [naam eiseres] vroeg namelijk zekerheid voor leningen die zij had uitstaan. We hebben toen afgesproken dat de koopprijs € 400.000,- is, dat
€ 325.000,- zou worden verrekend en dat er een nabetaling zou volgen van € 75.000,-. Dat is min of meer dezelfde constructie als bij de schepen aan Transacta. Ik heb van iedere boot een ordner gemaakt. Zo ook voor boot 6. Ik heb twee overeenkomsten gemaakt. Een overeenkomst waarin de
€ 325.000,- staat en eentje waarin de nabetaling van € 75.000,- instaat. Toen heb ik bedacht dat ik voor de boten die aan Transacta heb verkocht ook vijf overeenkomsten zou maken op dezelfde manier als die voor boot 6. Die overeenkomsten zijn door Transacta getekend. De vijf overeenkomsten van Transacta en de overeenkomst van [naam eiseres] zijn gelijktijdig ondertekend. Ik heb nog gezocht naar de handgeschreven overeenkomst, maar die heb ik niet meer kunnen vinden. Mij wordt verweten dat ik nogal opruimerig ben, ik denk dat dit hier ook het geval is geweest. Op uw vraag waarom bij de verkoop van boot 6 aan [naam eiseres] de nabetaling in een aparte overeenkomst is gesteld, zeg ik u dat ik dat niet meer zo goed weet. Ik denk omdat het op dezelfde manier moest als bij de boten van Transacta, misschien wilde [naam eiseres] ook wel in aanmerking komen voor de HIR. Het leek mij logischer om per boot aparte overeenkomsten te maken, per boot een aparte overeenkomst in een aparte ordner. Dat is handig omdat de vijf boten niet tegelijkertijd verkocht zullen worden. Nu u dit gedeelte van de getuigenverklaring voorleest denk ik er nog even over na en het zou ook te maken kunnen hebben met het feit dat als een boot aan een particulier wordt verkocht binnen die vijf jaar, die particulier die € 75.000,- betaalt.
Ik zie er geen kwaad in dat de datum van ondertekening onjuist is. Dat het btw-percentage van 21% erin staat is omdat ik een vergissing heb gemaakt. Ik had het toen heel druk met vier projecten en maakte lange dagen en heb mij gewoon vergist. Ik was bezig met het contract van [naam eiseres] en toen gold het btw-percentage van 21%. Dit percentage is per ongeluk blijven staan toen ik de contracten opmaakte voor Transacta. Het klopt dat verrekening binnen vijf jaar zou plaatsvinden.
In 2015 is er verrekend. In 2015 is er echter brand geweest en was er de verdenking jegens [naam getuige 6] dat hij bij de brand betrokken was. Op advies van onze fiscalist [naam fiscalist] van Ernst & Young, [naam getuige 3] en mogelijk dat mr. Brouwers daar ook een rol in heeft gehad hebben wij eerder verrekend dan dat wij contractueel verplicht waren. Na die brand werd die € 75.000,- wellicht opeisbaar en dat was niet de bedoeling. Er is eerder verrekend om opeisbaarheid te pareren. De verrekening heeft tegelijkertijd plaatsgevonden bij Transacta en [naam eiseres] .
Op vragen van mr. Brouwers antwoord ik als volgt.
Ik houd productie 49 aan u voor. Wat was de functie van die overeenkomst? Transacta had die overeenkomst nodig voor de Belastingdienst en het betrof de eerste betaling die Transacta zou doen. Op 30 januari 2012 heeft Transacta een deelbetaling verricht, dat betrof een bedrag aan btw. Transacta heeft niet in een keer een bedrag van 1,6 miljoen betaald. Transacta was in de veronderstelling dat het bedrag van 1,6 miljoen het saldo van de kredietfaciliteit was. Om die reden is het bedrag van de kredietfaciliteit van ongeveer 1,35 miljoen betaald. Het bedrag van
€ 247.507,22 is afgeboekt op de lening/verrekend.
Ik houd u uw brief van 8 mei 2017 voor (productie 62). In die brief staat een vergissing, het bedrag van € 247.507,22 is niet verrekend bij akte van augustus 2015. Ik denk dat het in 2012 is verrekend, maar dat weet ik niet precies. Ik ga er vanuit die verrekening is gegaan door middel van een telefoontje aan de boekhouder.
Na de brand in 2015 is er door middel van een notariële akte in augustus 2015 verrekend. Alle rekening-courant verhoudingen zijn in 2014 gelegd bij de moedermaatschappij en dat is [naam project] . Waarom er de ene keer wel en de andere keer niet bij notariële akte is verrekend weet ik niet. Deze verrekening vond plaats in de hectiek na de brand op advies van onze fiscalist.
De vaststellingsovereenkomst (productie 55) is opgesteld door Ernst & Young.
Mr. Brouwers stelt de volgende vraag: was het de bedoeling dat door middel van de akte van 2015 de schuld van Transacta aan Euroresort van € 375.000,- en de schuld van [naam eiseres] van € 75.000,- aan Euroresort verrekend/te niet zou gaan. Mijn antwoord daarop is ja.
Mr. Brouwers zegt dat productie 30 als bankstuk is overgelegd waarop een betaling van € 68.000 is vermeld en vraagt waar die betaling op ziet. Dat is de btw over € 325.000,- met betrekking tot de boot van [naam eiseres] . Mr. Rupert geeft aan dat de getuige de productie niet heeft gezien toen hij dit antwoord gaf.
De financiers van [naam bedrijf 1] zijn Transacta en [naam eiseres] samen voor 3 miljoen, de Rabobank en ikzelf voor 2 miljoen. Transacta is eigenaar van het nieuwe hoofdgebouw, dat is geen onderdeel van die 3 miljoen. [naam bedrijf 1] exploiteert en huurt het hoofdgebouw er is onvoldoende saldo om huur te betalen aan Transacta. Die schuld wordt toegevoegd aan de rekening-courant verhouding.
Het project is niet van de grond gekomen, er is meer tijd nodig. De brand is dramatisch geweest voor ons en heeft het moeilijker gemaakt om de schuld aan Transacta en [naam eiseres] terug te betalen.
Na de brand in 2015 moesten er tal van stukken worden ingeleverd bij de politie en de verzekeraar. Waaronder alle koopovereenkomsten, niet alleen van Transacta en [naam eiseres] maar ook die van de particuliere kopers. Bij het verzamelen van die stukken bleek dat er een fout stond in de nabetalingsovereenkomsten. Het woord "koper" en "verkoper" was verwisseld. [naam getuige 2] kwam daar in februari 2015 achter. Hij stelde voor om de fout met pen te verbeteren en onze parafen daarbij te zetten. Ik wilde dat niet omdat ik dat gerommel vond en het dan zou moeten uitleggen aan de verzekeraar. Ik heb de documenten, de nabetalingsovereenkomsten opnieuw gemaakt.
De oorspronkelijke documenten had ik in 2012 getypt op een laptop en ik denk opgeslagen op een stick. In die oorspronkelijk documenten heb ik de woorden "koper" en "verkoper" aangepast en opnieuw geprint. Verder heb ik daar niets aan veranderd. Ik heb ze ondertekend en aan [naam getuige 6] gegeven zodat Transacta en [naam eiseres] ze konden ondertekenen.
Naar aanleiding van een vraag van mr. Rupert zeg ik dat aan de overeenkomsten van de particulieren niets is veranderd.
Na de brand heb ik nog onderzoek gedaan naar de herbouw van de schepen. De bouwer [naam 1] heeft mij gezegd dat de kostprijs per schip in 2015 € 375.000,- bedroeg. Dat was hoger dan de oorspronkelijke kostprijs.
Op vragen van mr. Rupert en mr. De Jong antwoord ik als volgt.
In 2015 heb ik een fout hersteld in de oorspronkelijke nabetalingsovereenkomsten, dat zijn dezelfde overeenkomsten als die ik in 2012 heb opgesteld. De documenten (productie 4 de aanvullende koopovereenkomsten) zijn geprint en ondertekend in 2015.
De verkoopprijs voor particulieren à € 2.350.000,- voor de Transacta schepen waarover ik hiervoor heb verklaard is een bedrag zonder btw.
Het klopt dat de reden voor de aanvullende koopovereenkomst is gelegen in het voorkomen van het betalen van btw op dat moment. Ik meen dat btw verschuldigd is op het moment dat de overeenkomst wordt opgemaakt. Er is geen btw betaald over de nabetaling. U zou aan mijn accountant moeten vragen waarom niet en of dat nodig is.”