ECLI:NL:RBROT:2019:8979

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
C/10/500120 / HA ZA 16-404
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringszaak met betrekking tot de aankoop van comfortships en bewijsvoering omtrent koopsommen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen Transacta Mierlo B.V. en Amlin Insurance SE over de aankoop van vijf comfortships. De rechtbank heeft op 13 november 2019 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de vraag centraal stond of de koopsommen van de comfortships zijn gemajoreerd om Amlin te misleiden bij de verzekeringsuitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat Transacta Mierlo de schepen voor een bedrag van € 1.975.000 heeft gekocht, waarbij een nabetaling van € 375.000 is afgesproken, afhankelijk van de verkoop van de schepen of na vijf jaar. Amlin betwistte de juistheid van de koopsommen en stelde dat Transacta Mierlo onjuiste informatie had verstrekt, wat zou moeten leiden tot verval van het recht op dekking. De rechtbank oordeelde dat Amlin niet voldoende had aangetoond dat zij in een redelijk belang was geschaad door de vermeende onjuistheden. De rechtbank concludeerde dat de nabetalingen niet zijn voldaan, maar dat de betaling van de koopsom van € 1.600.000 door middel van verrekening is aangetoond. De rechtbank heeft Amlin veroordeeld tot betaling van de verzekeringspenningen aan Transacta Mierlo en [naam eiseres].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/500120 / HA ZA 16-404
Vonnis van 13 november 2019
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSACTA MIERLO B.V.,
gevestigd te Gastel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseressen,
advocaat mr. P.J.M. Brouwers te Maastricht,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
AMLIN INSURANCE SE,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Eiseres onder 1 wordt hierna Transacta Mierlo en eiseres onder 2 wordt hierna [naam eiseres] genoemd. Tezamen zullen zij Transacta c.s. worden genoemd. Gedaagde wordt hierna Amlin genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het vrijwaringsincident van 24 augustus 2016 en de daaraan ten grondslag
liggende stukken;
- het tussenvonnis van 1 november 2017 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de bij akte van 26 februari 2018 door Transacta c.s. overgelegde producties 49 tot en met 68;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 (lees:) maart 2018, waarbij [naam getuige 1] als getuige is gehoord;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 maart 2018, waarbij [naam getuige 2] ,
[naam getuige 3] en [naam getuige 4] als getuigen zijn gehoord;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 26 juni 2018, waarbij [naam getuige 5] en
[naam getuige 6] als getuigen zijn gehoord;
  • de conclusie na enquête van de zijde van Transacta c.s., met producties;
  • de antwoordconclusie na enquête van de zijde van Amlin, met producties;
  • de akte in reactie op antwoordconclusie na enquête van de zijde van Transacta c.s.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank neemt hier over wat in het tussenvonnis van 1 november 2017 is overwogen en beslist. In dit vonnis is Transacta Mierlo toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van Amlin dat de koopsommen van de comfortships van Transacta Mierlo zijn gemajoreerd. Daarnaast is [naam eiseres] opgedragen te bewijzen dat voor het comfortship van [naam eiseres] een bedrag van € 400.000,-- is betaald.
2.2
Transacta c.s. hebben bij akte van 26 februari 2018 de producties 49 tot en met 68 overgelegd. Daarnaast hebben zij de hiervoor genoemde getuigen doen horen.
Bij conclusie na enquête hebben zij de producties 69 tot en met 71 overgelegd.
2.3
De getuige [naam getuige 1] , van beroep ondernemer, indirect bestuurder en medeaandeelhouder van [naam bedrijf 1] , heeft het volgende verklaard:
“Mijn compagnon is [naam getuige 6] , met hem zit ik in projectontwikkeling waaronder [naam project] . Daarvan ben ik 50% aandeelhouder. Transacta en [naam eiseres] ken ik als medefinanciers.
Het zijn de vennootschappen van de schoonfamilie van [naam getuige 6] . Met [naam getuige 6] zit ik in [naam bedrijf 1] .
Dat is een beheermaatschappij. Het zogenaamde "comfort ship project" zit in [naam bedrijf 2] .
Ik functioneer al 30 jaar in de recreatie/projectontwikkeling. Het idee van de comfort ships is ontstaan in 2007/2008. Er kwam een druk op het vermarkten van vakantiehuizen, ik raakte aan de praat met de vorige eigenaar van de jachthaven en dacht dat er mogelijkheden waren om een maritiem vakantiepark te ontwikkelen. We wilden van de jachthaven een maritiem vakantiepark maken waarin gezinnen een vakantie konden doorbrengen op een schip. Het ging niet zozeer om de watersport, maar meer om het leven op het schip. Ik ben op onderzoek gegaan wat voor schepen er mogelijk waren en kwam in de Verenigde Staten terecht en maakte de keuze voor een Amerikaans schip, een comfort ship. De bedoeling was om in de jachthaven 200 ligplaatsen te creëren voor comfort ships. In eerste instantie hebben we geïnvesteerd in het hoofdgebouw met allerhande voorzieningen en hebben wij 28 ligplaatsen gerealiseerd. Dit zijn geen gewone ligplaatsen zoals die in een jachthaven zijn, maar plekken waar de grote schepen aangemeerd konden worden met ruimte voor een bijboot. Voorts was uitgebreide infrastructuur noodzakelijk voor onder andere krachtstroom, riolering en drinkwater. [naam bedrijf 1] heeft zeven boten gekocht bij de fabriek.
Er waren vijf modelboten en er zijn er twee verkocht aan particulieren. Na die koop bleek er geen toekomst meer met de Amerikaanse leverancier. Vanaf medio 2008/2009 zijn de zeven boten in de haven gelegd.
Ik leg u iets uit over de opbouw van de verkoopprijs van de comfort ships. Er is een prijs "af fabriek", daar komen bij de kosten voor transport, witgoed, geluidsinstallatie, kortom alle extra kosten die met de boot te maken hebben. Dat noem ik de kostprijs. Er zijn vier à vijf verschillende modellen.
De kostprijs ligt tussen de € 285.000,- en € 315.000,- dat is een bandbreedte van ongeveer € 30.000,-, afhankelijk van het model schip. Dan zijn er nog bijkomende kosten. Dat is € 100.000,- per boot.
Die € 100.000,- is berekend naar aanleiding van de investeringen die nodig zijn voor 250 boten. Daar zitten de kosten in verdisconteerd van hetgeen nodig is de ligplaats te realiseren: makelaarsprovisie, gemeentelijke afdrachten, steigerkosten, infrastructuur, aankoop haven, aankoop centrumgebouw en marketing- en verkoopkosten. Kortom allerlei investeringen ten gunste van de ligplaats.
Medio 2011 hebben wij vijf boten verkocht aan Transacta. Wij hadden inmiddels veel geld geïnvesteerd. We hadden een bepaald winstoogmerk en medio 2008 begon net de crisis. Het was niet gemakkelijk. Er was ook nog een bedrag van € 168.000,- (dat is bovenop de eerder genoemde kosten) betaald ten behoeve van verschillende opties op de vijf boten. Al met al hadden we 2,1 à 2,15 miljoen aan investeringen gedaan in die vijf boten. Dat is exclusief de investeringen in het hoofdgebouw en de infrastructuur van de ligplaatsen. We hadden een kredietfaciliteit bij de Rabobank van ongeveer
€ 1.350.000,-. De Rabobank wilde dat wij dat zouden aflossen. We raakten met Transacta in gesprek. Transacta had een belang bij de fiscale herinvesteringsregeling en wilde dat in 2011 benutten.
We hebben daar een gesprek over gevoerd in het najaar van 2011. Bij dat gesprek waren
[naam getuige 5] , [naam getuige 6] en ikzelf aanwezig. Ik kwam met het idee. Ik hoorde van de herinvestering en heb een deal voorgesteld. Er is over en weer gebeld/gesproken en advies aan accountants gevraagd. Transacta en [naam eiseres] hadden geïnvesteerd in [naam bedrijf 1] en zagen dat het moeilijk was. Zij zaten met het mes aan tafel. De verkoopprijs aan particulieren voor de vijf schepen was totaal € 2.350.000,- de kostprijs was € 2.150.000,-. Dit laatste bedrag heb ik voorgesteld maar dat was niet bespreekbaar. Ik had middelen nodig om de bank af te lossen. We hebben vier of vijf keer bij elkaar gezeten in een periode van een paar maanden. Uiteindelijk zijn we een bedrag van
€ 1.975.000,- overeengekomen op 29 december 2011. Transacta wilde echter niet alles in een keer betalen. Toen hebben we afgesproken dat eerst de boekwaarde van de vijf schepen zou worden voldaan. Ik heb daar een mail over gestuurd aan [naam getuige 3] . Die mailde mij enkele dagen voor
29 december 2011 dat de boekwaarde 1,6 miljoen was. € 375.000,- zou binnen vijf jaar betaald worden. Deze nabetaling is ook op 29 december 2011 overeengekomen.
Naar aanleiding van de brief van mr. Brouwers over dit getuigenverhoor ben ik in mijn herinneringen gaan graven. Ik had al verlies te pakken, maar toch heb ik het voorstel van
1,6 miljoen plus € 375.000,- in vijf jaar geaccepteerd. Er is een handgeschreven overeenkomst gemaakt ter plekke in Wessem in aanwezigheid van [naam getuige 2] , [naam getuige 5] en [naam getuige 6] . Er was veel druk om een koopovereenkomst te krijgen in verband met de HIR. Op 30 december 2011 was namelijk de enige dag dat het belastingkantoor nog open was. Ik heb een handgeschreven overeenkomst gemaakt waarin de koopprijs van € 1.975.000,- stond. Dat er 1,6 miljoen meteen betaald zou worden en dat er € 375.000,- binnen vijf jaar zou worden betaald. Voorts stond er opgenomen dat ik mij zou inspannen om de vijf boten weer door te verkopen. De winst zou dan voor Transacta zijn. Deze overeenkomst is ter plekke ondertekend. Ik maakte alle contracten, dat is nu eenmaal mijn taak. Ik heb huurovereenkomsten voor de vijf boten gemaakt en de facturen.
Ik realiseerde mij toen dat als ik die € 375.000,- zou opnemen in de overeenkomsten dat ik dan btw ook daarover zou moeten betalen. Dat zinde mij niet en ik heb [naam getuige 3] benaderd. [naam getuige 3] heeft de overeenkomst gemaakt samen met mij ten behoeve van de Belastingdienst. Ik heb die overeenkomst ondertekend en op de avond van 29 december 2011 samen met de huurovereenkomsten en de facturen in het bakje van [naam getuige 6] gelegd. Ik ben er overigens niet helemaal zeker van of ik toen ook de factuur in het bakje van [naam getuige 6] heb gelegd en of ik ze op die dag gemaakt heb. [naam getuige 6] heeft de overeenkomst ingediend bij het belastingkantoor op 30 december 2011 in Roermond.
De handgeschreven overeenkomst heb ik niet meer. Een jaar later in 2012 is boot 6, een Nederlandse modelboot verkocht aan [naam eiseres] . [naam eiseres] vroeg namelijk zekerheid voor leningen die zij had uitstaan. We hebben toen afgesproken dat de koopprijs € 400.000,- is, dat
€ 325.000,- zou worden verrekend en dat er een nabetaling zou volgen van € 75.000,-. Dat is min of meer dezelfde constructie als bij de schepen aan Transacta. Ik heb van iedere boot een ordner gemaakt. Zo ook voor boot 6. Ik heb twee overeenkomsten gemaakt. Een overeenkomst waarin de
€ 325.000,- staat en eentje waarin de nabetaling van € 75.000,- instaat. Toen heb ik bedacht dat ik voor de boten die aan Transacta heb verkocht ook vijf overeenkomsten zou maken op dezelfde manier als die voor boot 6. Die overeenkomsten zijn door Transacta getekend. De vijf overeenkomsten van Transacta en de overeenkomst van [naam eiseres] zijn gelijktijdig ondertekend. Ik heb nog gezocht naar de handgeschreven overeenkomst, maar die heb ik niet meer kunnen vinden. Mij wordt verweten dat ik nogal opruimerig ben, ik denk dat dit hier ook het geval is geweest. Op uw vraag waarom bij de verkoop van boot 6 aan [naam eiseres] de nabetaling in een aparte overeenkomst is gesteld, zeg ik u dat ik dat niet meer zo goed weet. Ik denk omdat het op dezelfde manier moest als bij de boten van Transacta, misschien wilde [naam eiseres] ook wel in aanmerking komen voor de HIR. Het leek mij logischer om per boot aparte overeenkomsten te maken, per boot een aparte overeenkomst in een aparte ordner. Dat is handig omdat de vijf boten niet tegelijkertijd verkocht zullen worden. Nu u dit gedeelte van de getuigenverklaring voorleest denk ik er nog even over na en het zou ook te maken kunnen hebben met het feit dat als een boot aan een particulier wordt verkocht binnen die vijf jaar, die particulier die € 75.000,- betaalt.
Ik zie er geen kwaad in dat de datum van ondertekening onjuist is. Dat het btw-percentage van 21% erin staat is omdat ik een vergissing heb gemaakt. Ik had het toen heel druk met vier projecten en maakte lange dagen en heb mij gewoon vergist. Ik was bezig met het contract van [naam eiseres] en toen gold het btw-percentage van 21%. Dit percentage is per ongeluk blijven staan toen ik de contracten opmaakte voor Transacta. Het klopt dat verrekening binnen vijf jaar zou plaatsvinden.
In 2015 is er verrekend. In 2015 is er echter brand geweest en was er de verdenking jegens [naam getuige 6] dat hij bij de brand betrokken was. Op advies van onze fiscalist [naam fiscalist] van Ernst & Young, [naam getuige 3] en mogelijk dat mr. Brouwers daar ook een rol in heeft gehad hebben wij eerder verrekend dan dat wij contractueel verplicht waren. Na die brand werd die € 75.000,- wellicht opeisbaar en dat was niet de bedoeling. Er is eerder verrekend om opeisbaarheid te pareren. De verrekening heeft tegelijkertijd plaatsgevonden bij Transacta en [naam eiseres] .
Op vragen van mr. Brouwers antwoord ik als volgt.
Ik houd productie 49 aan u voor. Wat was de functie van die overeenkomst? Transacta had die overeenkomst nodig voor de Belastingdienst en het betrof de eerste betaling die Transacta zou doen. Op 30 januari 2012 heeft Transacta een deelbetaling verricht, dat betrof een bedrag aan btw. Transacta heeft niet in een keer een bedrag van 1,6 miljoen betaald. Transacta was in de veronderstelling dat het bedrag van 1,6 miljoen het saldo van de kredietfaciliteit was. Om die reden is het bedrag van de kredietfaciliteit van ongeveer 1,35 miljoen betaald. Het bedrag van
€ 247.507,22 is afgeboekt op de lening/verrekend.
Ik houd u uw brief van 8 mei 2017 voor (productie 62). In die brief staat een vergissing, het bedrag van € 247.507,22 is niet verrekend bij akte van augustus 2015. Ik denk dat het in 2012 is verrekend, maar dat weet ik niet precies. Ik ga er vanuit die verrekening is gegaan door middel van een telefoontje aan de boekhouder.
Na de brand in 2015 is er door middel van een notariële akte in augustus 2015 verrekend. Alle rekening-courant verhoudingen zijn in 2014 gelegd bij de moedermaatschappij en dat is [naam project] . Waarom er de ene keer wel en de andere keer niet bij notariële akte is verrekend weet ik niet. Deze verrekening vond plaats in de hectiek na de brand op advies van onze fiscalist.
De vaststellingsovereenkomst (productie 55) is opgesteld door Ernst & Young.
Mr. Brouwers stelt de volgende vraag: was het de bedoeling dat door middel van de akte van 2015 de schuld van Transacta aan Euroresort van € 375.000,- en de schuld van [naam eiseres] van € 75.000,- aan Euroresort verrekend/te niet zou gaan. Mijn antwoord daarop is ja.
Mr. Brouwers zegt dat productie 30 als bankstuk is overgelegd waarop een betaling van € 68.000 is vermeld en vraagt waar die betaling op ziet. Dat is de btw over € 325.000,- met betrekking tot de boot van [naam eiseres] . Mr. Rupert geeft aan dat de getuige de productie niet heeft gezien toen hij dit antwoord gaf.
De financiers van [naam bedrijf 1] zijn Transacta en [naam eiseres] samen voor 3 miljoen, de Rabobank en ikzelf voor 2 miljoen. Transacta is eigenaar van het nieuwe hoofdgebouw, dat is geen onderdeel van die 3 miljoen. [naam bedrijf 1] exploiteert en huurt het hoofdgebouw er is onvoldoende saldo om huur te betalen aan Transacta. Die schuld wordt toegevoegd aan de rekening-courant verhouding.
Het project is niet van de grond gekomen, er is meer tijd nodig. De brand is dramatisch geweest voor ons en heeft het moeilijker gemaakt om de schuld aan Transacta en [naam eiseres] terug te betalen.
Na de brand in 2015 moesten er tal van stukken worden ingeleverd bij de politie en de verzekeraar. Waaronder alle koopovereenkomsten, niet alleen van Transacta en [naam eiseres] maar ook die van de particuliere kopers. Bij het verzamelen van die stukken bleek dat er een fout stond in de nabetalingsovereenkomsten. Het woord "koper" en "verkoper" was verwisseld. [naam getuige 2] kwam daar in februari 2015 achter. Hij stelde voor om de fout met pen te verbeteren en onze parafen daarbij te zetten. Ik wilde dat niet omdat ik dat gerommel vond en het dan zou moeten uitleggen aan de verzekeraar. Ik heb de documenten, de nabetalingsovereenkomsten opnieuw gemaakt.
De oorspronkelijke documenten had ik in 2012 getypt op een laptop en ik denk opgeslagen op een stick. In die oorspronkelijk documenten heb ik de woorden "koper" en "verkoper" aangepast en opnieuw geprint. Verder heb ik daar niets aan veranderd. Ik heb ze ondertekend en aan [naam getuige 6] gegeven zodat Transacta en [naam eiseres] ze konden ondertekenen.
Naar aanleiding van een vraag van mr. Rupert zeg ik dat aan de overeenkomsten van de particulieren niets is veranderd.
Na de brand heb ik nog onderzoek gedaan naar de herbouw van de schepen. De bouwer [naam 1] heeft mij gezegd dat de kostprijs per schip in 2015 € 375.000,- bedroeg. Dat was hoger dan de oorspronkelijke kostprijs.
Op vragen van mr. Rupert en mr. De Jong antwoord ik als volgt.
In 2015 heb ik een fout hersteld in de oorspronkelijke nabetalingsovereenkomsten, dat zijn dezelfde overeenkomsten als die ik in 2012 heb opgesteld. De documenten (productie 4 de aanvullende koopovereenkomsten) zijn geprint en ondertekend in 2015.
De verkoopprijs voor particulieren à € 2.350.000,- voor de Transacta schepen waarover ik hiervoor heb verklaard is een bedrag zonder btw.
Het klopt dat de reden voor de aanvullende koopovereenkomst is gelegen in het voorkomen van het betalen van btw op dat moment. Ik meen dat btw verschuldigd is op het moment dat de overeenkomst wordt opgemaakt. Er is geen btw betaald over de nabetaling. U zou aan mijn accountant moeten vragen waarom niet en of dat nodig is.”
2.4
De getuige [naam getuige 2] heeft verklaard:
“Op dit moment ben ik financieel directeur van [naam project] en ook van [naam bedrijf 1] . In 2005/2006 ben ik in contact gekomen met [naam getuige 6] en [naam getuige 1] . Ik had toen een uitzendbureau voor arbeidsmigranten. In 2006 heb ik een recreatiepark in Claussen overgenomen van [naam getuige 6] en [naam getuige 1] en zijn we vaker gaan samenwerken. In 2010 ben ik nauwer betrokken geraakt bij [naam project] en ben ik gevraagd te participeren in vakantieparken. Ik had ook een netwerk waarin mensen zaten die investeringen konden doen. Ik was in die periode gemiddeld 1 à 2 keer per maand in Wessem voor een bespreking. Begin 2013 ben ik in Maaseik gaan wonen en vanaf april 2013 werk ik drie dagen per week bij [naam project] als financieel directeur vanuit mijn eigen management-BV.
Transacta en [naam eiseres] ken ik als investeerders van [naam project] en als schoonfamilie van [naam getuige 6] . Transacta heeft vijf comfort ships gekocht. Ik ben bij een bespreking aanwezig geweest, eind 2011, in Wessem. Bij die bespreking waren [naam 2] , [naam getuige 1] en [naam getuige 6] aanwezig. Het kwam over alsof iedereen wilde dat de deal door zou gaan. Transacta wilde een herinvesteringsreserve aanwenden voor het einde van het jaar en [naam bedrijf 1] moest aflossen bij de bank. Ze hadden beiden een belang. Er is niet zoveel besproken. [naam getuige 1] voerde het woord. Aanvankelijk werd gesproken over een prijs van € 2,2 miljoen. Daar werden wat details over gegeven, zoals de kosten en de opties. Vrij snel werd echter duidelijk dat Transacta dat niet wilde betalen. Uiteindelijk is een compromis gesloten. [naam getuige 1] deed een ander voorstel en partijen kwamen een prijs overeen van € 1.975.000. Er is gesproken over het bedrag dat [naam bedrijf 1] aan de bank moest betalen en er werd gezegd dat dit een bedrag van € 1,6 miljoen betrof. [naam 2] wilde niet het hele bedrag betalen, maar alleen het aflossingsbedrag. Uiteindelijk is afgesproken dat een bedrag van € 1,6 miljoen zou worden betaald en dat er een nabetaling zou plaatsvinden van vijf keer € 75.000. Ik kan mij niet herinneren wie met dit voorstel is gekomen. De overeenkomst is ter plekke opgemaakt. [naam getuige 1] heeft een blad genomen en is gaan schrijven. In die overeenkomst is de naam van koper en verkoper genoemd, de prijs en het aantal van vijf schepen. Als prijs stond vermeld € 1.975.000 en er stond in dat er een nabetaling van € 375.000 zou plaatsvinden. De overeenkomst is ondertekend door [naam 2] en [naam getuige 1] . [naam getuige 1] zou het verder uitwerken. Ik heb in die periode geen betalingen gezien. Ik was toen nog geen financieel directeur. Ik zat bij die bijeenkomst omdat ik regelmatig in Wessem was en er werd nog over andere onderwerpen gesproken, zoals bijvoorbeeld over de exploitatie en de verkoop aan andere partijen. Ik zat erbij maar ik had geen rol. Ik weet van de financiën vanaf 2013. Ik heb gezien dat er € 1.350.000 daadwerkelijk is betaald en dat er een restantbedrag is afgeboekt/verrekend. Dit heb ik later vastgesteld. Ik heb dat gezien bij het opstellen van de jaarrekeningen. Transacta wilde volgens [naam getuige 1] alleen het aflossingsbedrag betalen. Het klopt dat de nabetaling zou plaatsvinden óf na verloop van vijf jaar óf nadat er een schip verkocht was. Dat er verrekend is in 2015, had te maken met de brand in de haven. Het zag ernaar uit dat schepen lange tijd niet terugkwamen. In verband met de schuldenpositie die Transacta had op [naam project] , is er verrekend. Ik denk dat dit op dit moment gebeurd is omdat de schepen niet meer terug zouden komen.
Ik heb de contracten later teruggezien. Het waren uitgetypte koopovereenkomsten, uitgetypte nabetalingsovereenkomsten en huurovereenkomsten van die schepen. Ik heb er niks mee gedaan.
Na de brand werden er allerlei stukken opgevraagd door de politie en de verzekeraar. De stukken bevonden zich in de twaalf ordners die op mijn kamer stonden. De [ [naam bedrijf 1] ] moest voor een aantal schepen de contracten aanleveren, waaronder de schepen van Transacta en het schip van [naam getuige 5] . Die heb ik bij elkaar gezocht. Ik heb toen gezien dat er een fout in stond: de namen koper/verkoper waren omgewisseld. Je zou dan kunnen denken dat de schuldenpositie anders was. Ik heb dat besproken met [naam getuige 1] . Ik vond het niet zo wezenlijk en dacht het te kunnen oplossen met een handgeschreven verandering en een paraafje, maar [naam getuige 1] wilde ze opnieuw maken. Hoe dat feitelijk gegaan is, weet ik niet. Ik denk dat hij de contracten op een stick had staan. Ik heb de overeenkomsten nog vergeleken, er is behalve de wijziging koper/verkoper niets aan gewijzigd. Ik ben niet aanwezig geweest bij de koop van het schip van [naam eiseres] . Ik heb daar kennis van genomen in 2013/2014. De koopprijs was € 400.000. Er is € 325.000 betaald/verrekend en € 75.000 nabetaald. Ik heb dat gezien in 2013/2014.
Op vragen van mr. Brouwers antwoord ik als volgt:
De reden dat Transacta niet de volledige prijs van de comfort ships wilde betalen, was dat
[naam bedrijf 1] een aanzienlijke schuld had bij Transacta. Dat weet ik sinds 2013. De schuldenlast was tussen de € 3-3,5 miljoen. De omvang van de schuld op de dag van de brand was groter dan die in 2013. Door de brand is het moeilijker geworden de schuld terug te betalen aan Transacta.
Transacta is eigenaar van het centrumgebouw in het park. Transacta heeft dit verhuurd aan
De [naam bedrijf 2] . Door Transacta wordt jaarlijks een bedrag van € 100.000 excl. btw gefactureerd. De verschuldigde btw wordt betaald, de huursom wordt in de schuldenlast opgenomen.
De financiers van [naam bedrijf 1] zijn: de bank, Transacta, [naam eiseres] , [naam getuige 1] (voor
€ 2 miljoen) en ikzelf zit er sinds 2,5 jaar in als financier voor een bedrag van € 450.000. Ik hoop dat ik terugbetaald word en verwacht dat het geld binnen 2 à 3 jaar wordt betaald. Het bedrag dat ik heb geïnvesteerd is aangewend om de bank rustig te kunnen houden. De bank moest afgelost worden, er komt geen geld meer binnen nu er geen schepen meer zijn en de hele exploitatie stilligt en de kosten lopen door. De huuropbrengsten van de schepen bedroegen gemiddeld € 30.000 per schip per jaar. Een deel daarvan ging naar de eigenaren van de schepen. Mijn facturen vanuit de management-BV worden wel betaald door [naam project] .
De handgeschreven overeenkomst heb ik nooit meer gezien na december 2011. Voorafgaand aan deze procedure is mij door [naam getuige 1] wel gevraagd om die op te zoeken, maar ik heb hem niet meer gevonden. Ik denk, op basis van hoe ik [naam getuige 1] ken, dat hij deze overeenkomst heeft verscheurd.
Hij is punctueel en stipt op dit soort dingen, dus ik denk dat bij het vervangen van de overeenkomsten de handgeschreven overeenkomst is verscheurd.
Kort voor de brand lagen er twaalf schepen en twee arken. Eind 2014 had er nog een bestemmingsplanwijziging plaatsgevonden en mochten er meer arken worden neergelegd. Er was een hoerastemming, het voelde als een nieuwe start met de arken die erbij mochten komen. Deze arken werden niet op voorraad ingekocht.
U houdt mij productie 55 voor. Die overeenkomst ken ik, die is gemaakt na de herstructurering.
De schulden van [naam bedrijf 1] aan Transacta en [naam getuige 5] zijn overgedragen aan [naam project] . Ook de nabetalingsverplichting van Transacta van vijf keer € 75.000 en € 75.000 van [naam getuige 5] zijn overgedragen aan [naam project] . Ik vermoed dat Ernst&Young deze overeenkomst heeft opgemaakt.
Op vragen van mr. Rupert en mr. De Jong antwoord ik als volgt:
Ik heb na de brand ontdekt dat de namen op de aanvullende koopovereenkomsten van koper/verkoper waren verwisseld. Ik weet niet meer precies wanneer ik dat ontdekt heb. De brand was in januari, ik vermoed dat ik het ontdekt heb in het eerste kwartaal, maar helemaal zeker weet ik dat niet meer.
De nabetalingen zijn verrekend in 2015. De notaris heeft het stuk ondertekend. Ik weet niet waarom dat via de notaris is gegaan.
Ik ben na de brand door de politie herhaaldelijk gehoord. Ik heb vandaag hetzelfde verklaard als bij de politie, voor zover de zelfde vragen zijn gesteld.”
2.5
De getuige [naam getuige 3] heeft verklaard:
“Sinds 2010 werk ik als freelancer voor [naam bedrijf 1] , althans, voor de groep van bedrijven waartoe [naam bedrijf 1] behoort. [naam project] is de moedermaatschappij. Ik ben ingehuurd om het administratieve traject binnen de groep op poten te zetten en verzorg de administratie zodat de externe accountant de jaarrekening kan opstellen. Ik heb geen binding met Transacta of [naam getuige 5] . Ik weet dat [naam getuige 6] binding heeft met Transacta en [naam getuige 5] , omdat hij getrouwd is met
[naam getuige 5] .
Transacta heeft in 2011 vijf schepen gekocht van De [naam bedrijf 2] . Het enige wat ik daarin heb gedaan, is het bepalen van de boekwaarde per schip. Op dat moment was de boekwaarde gelijk aan de investeringswaarde. Ik heb dat gedaan op verzoek van [naam getuige 1] , omdat de schepen zouden worden overgedragen aan Transacta. Ik heb de conceptovereenkomst (productie 49) gemaakt op
28 december 2011. Het betreft een koopovereenkomst voor vijf schepen met de verkoopprijs van
€ 1,6 miljoen excl. btw. Ik wist toen niet wat er was afgesproken over de betaling, mogelijk zou er verrekening plaatsvinden. In 2012 is er een bedrag van € 304.000 betaald, dat was verschuldigde btw. Voorts is een bedrag van ongeveer € 1.350.000 betaald in maart 2012. Het restant ad ongeveer € 247.000 is niet betaald maar verrekend met een lening. Daarmee was deze transactie af.
Bij de jaarafsluiting in 2011 heb ik aangegeven dat een verkoop tegen kostprijs fiscaal niet mogelijk is. In het kader van de jaarafsluiting heeft [naam getuige 1] gezegd dat er wel afspraken over gemaakt waren en dat die in de toekomst lagen. Ik heb toen geen nabetalingsovereenkomsten gezien, die waren voor de jaarrekening op dat moment niet relevant. De nabetalingsovereenkomsten per schip ad € 75.000 heb ik gezien in maart-mei 2013, nadat het laatste schip aan [naam getuige 5] was verkocht. Tot op heden is er niets gebeurd met die nabetalingsovereenkomsten. Er stonden opschortende voorwaarden in, namelijk dat ze betaald moesten worden na vijf jaar of bij verkoop van een schip. De schepen zijn verloren gegaan voordat de opschortende voorwaarden konden worden ingevuld. Door de brand zijn de overeenkomsten nooit meer ter sprake gekomen. Ook de nabetalingsverplichting is niet meer besproken. U houdt mij voor wat de heer [naam getuige 1] heeft verklaard. "Op advies van onze fiscalist [naam fiscalist] van Ernst&Young, [naam getuige 3] en mogelijk dat mr. Brouwers daar ook een rol in heeft gehad, hebben wij eerder verrekend dan dat wij contractueel verplicht waren. Na de brand werd die € 75.000 opeisbaar en dat was niet de bedoeling."
Ik kan mij hetgeen [naam getuige 1] verklaart niet herinneren. Ik heb de overeenkomst waarin de verrekening is vastgelegd pas enkele weken geleden gezien, die was mij niet bekend. De administratieve handelingen die aan die overeenkomst ten grondslag liggen, zijn er naar mijn mening niet.
Op vragen van mr. Brouwers antwoord ik als volgt:
Ik heb mr. Brouwers twee weken geleden leren kennen, ik heb hem toen voor het eerst gezien. Ik heb toen op zijn kantoor in mijn laptop naar de koopovereenkomst gezocht. Ik heb gezocht in 'eigenschappen' wanneer iets is aangemaakt.
Mr. Brouwers legt een printscreen over van 'Eigenschappen van 20111229- koopovereenkomst'.
Dit document wordt aan het proces-verbaal gehecht. Ik heb de overeenkomst op 28 december gemaakt. U laat mij nu de printscreen zien. Ik heb de 'eigenschappen' op kantoor van mr. Brouwers op 9 maart laten zien. Hij heeft daar een foto van gemaakt en die foto heeft hij uitgeprint.
Mr. Brouwers heeft de foto in zijn telefoon op de zitting laten zien. In de foto staat dat de overeenkomst op 29 december 2011 is gemaakt. Ik was abuis. [naam getuige 1] heeft mij gevraagd deze overeenkomst op te stellen. De overeenkomst is de 30e daadwerkelijk getekend. Ik weet dat zowel [naam getuige 1] als [naam getuige 5] op kantoor was. Ik weet dat ze hebben getekend omdat ik op kantoor was, dat zag ik in mijn agenda. Ik heb de overeenkomst op kantoor voor het laatst opgeslagen.
Op vragen van mr. Rupert en mr. De Jong antwoord ik als volgt:
Er zou in feite een verrekening plaatsvinden, analoog aan de zes schepen die aan particulieren waren verkocht. Die betaalden voor het schip en de bijkomende kosten. Ik kan mij niet herinneren dat er een bedrag is genoemd toen ik de verkoop tegen kostprijs aan de orde stelde tijdens de jaarafsluiting van 2011. Dat was in het voorjaar van 2012.
[naam getuige 6] is bij de Belastingdienst geweest om de koopovereenkomst te deponeren.
Het is ongebruikelijk om tegen kostprijs te verkopen, omdat een onderneming een winstdoel nastreeft. Een transactie zonder winst roept vragen op bij de Belastingdienst omdat sprake is van gelieerde partijen. Transacties tussen gelieerde partijen liggen onder een vergrootglas bij de Belastingdienst. Het feit dat de schepen twee jaar oud waren, heeft geen effect op de waarde, mede omdat ze nog werden afgebouwd.
De fulltime administrateur van de groep sinds 2014 is de heer [naam 3] . In 2011/2012 werd de administratie gedaan door enkele dames van de receptie en ons backoffice van de jachthaven.
2.6
De getuige [naam getuige 4] heeft verklaard:
“Sinds 2008/2009 verzorg ik de aangifte vennootschapsbelasting en omzetbelasting en de jaarrekeningen van Transacta en [naam eiseres] en sinds 2004 de aangifte inkomstenbelasting van de aandeelhouders. In de tweede helft van 2011 is [naam getuige 6] bij mij geweest omdat hij overwoog comfort ships aan te schaffen. De vraag was of de investering daarin kwalificeerde als een investering voor de herinvesteringsreserve. Er heeft vooroverleg plaatsgevonden met de Belastingdienst, begin oktober 2011. De Belastingdienst was akkoord. Vervolgens is mij eind 2011 gevraagd de aangifte omzetbelasting zo spoedig mogelijk in te dienen in verband met de voorfinanciering btw. Begin 2012 heb ik de aangifte omzetbelasting van Transacta ingediend. Er was een bedrag van € 304.000 aan btw over die schepen. Het was de bedoeling die zo snel mogelijk terug te krijgen. Ik heb de geregistreerde koopovereenkomst begin 2012 gezien. Ik heb verder geen adviserende rol gehad in de aanschaf van de comfort ships. Ik kreeg de geregistreerde koopovereenkomst van [naam getuige 6] . Dat was begin januari 2012 in mijn kantoor. Daar was verder niemand bij. Hij zei, maar de exacte woorden kan ik mij niet meer herinneren, dat er op enig moment nog € 75.000 per schip moest worden nabetaald. Hij zou er later op terugkomen. Het is daarna niet meer aan de orde geweest.
Sinds een maand ken ik de verrekeningsovereenkomst. [naam getuige 6] vertelde mij dat die overeenkomst er was. Die overeenkomst zat niet in het dossier op mijn kantoor. [naam getuige 6] heeft mij die toen gemaild.
Hij was in de veronderstelling dat hij hem mij al had gegeven, maar ik kan me dat niet herinneren en het zat niet in het dossier. [naam getuige 6] heeft mij gevraagd of ik mij nog kon herinneren dat hij heeft gezegd dat er nog een nabetalingsverplichting bestond ten aanzien van de comfort ships. Hij vroeg me dat toen ik op zijn bedrijf [naam bedrijf 3] was. Hij vroeg mij of ik mij kon herinneren dat dit aan de orde was geweest. Ik moest even nadenken. Toen ik op kantoor was, heb ik hem gebeld en gezegd dat ik me dat kon herinneren. Ik begon mij toen ook te realiseren dat dat in de jaarrekening verwerkt had moeten worden.
Ten aanzien van de koopprijs van het comfort ship van [naam eiseres] heb ik een koopovereenkomst gezien met een bedrag van € 325.000 excl. btw.
Op de vragen van mr. Brouwers antwoord ik als volgt:
Transacta en [naam eiseres] hebben verschillende leningen verstrekt aan [naam bedrijf 1] . In 2011 was dat voor elke vennootschap enkele tonnen, ik weet het exacte bedrag niet uit mijn hoofd. De schuld is sindsdien toegenomen. In 2016 had Transacta € 1,4 miljoen aan leningen verstrekt en [naam eiseres]
€ 1,7 à € 1,8 miljoen.
U laat mij productie 55 zien. Ik ken die productie. De bedoeling was dat de schulden in de groep aan [naam project] werden overgedragen. Ik denk dat Ernst&Young deze overeenkomst heeft opgesteld.
Het soort verrekeningen tussen [naam project] / [naam bedrijf 1] enerzijds en Transacta en [naam getuige 5] anderzijds, is niet uitzonderlijk en komt wel vaker voor. Transacta heeft een centrumgebouw en verhuurt dat aan [naam bedrijf 1] en daar vindt verrekening plaats. Er worden ook mondelinge afspraken gemaakt. Over het algemeen word ik goed geïnformeerd, maar ik weet natuurlijk niet altijd precies wat er mondeling wordt afgesproken.”
2.7
De getuige [naam getuige 5] , (mede-)aandeelhouder en (mede-)bestuurder van Transacta c.s., heeft verklaard:
“Over de aanschaf Comfort Ships heb ik overlegd met mijn moeder en broer en besloten om ze te kopen. Die besluitvorming was in 2011. Ik heb het ook met mijn man erover gehad. Wij moesten nog een HIR doen. Wij hebben een tijd rondgekeken waar de HIR voor zou worden gebruiken, zoiets komt altijd heel laat. Het zijn uiteindelijk de Comfort Ships geworden.
Ik heb de geschiedenis van de totstandkoming nagezocht. Ik heb stukken opgezocht en overleg gehad met mijn advocaat en met mijn man erover gehad.
Over de vraag of er schepen zouden worden aangeschaft heb ik ook overleg gehad met mijn accountant.
Op 29.12.2011 heb ik met mijn man, de heer [naam getuige 1] en de heer [naam getuige 2] bij elkaar gezeten.
We hadden het van te voren over de prijs gehad. Ik had al een boel geïnvesteerd in [naam bedrijf 1] en wilde de kostprijs betalen. De kostprijs was € 325.000. Er waren ook bijkomende kosten voor de aanleg van steigers, de marketing en havenkosten. Ik wilde er niets meer mee van doen hebben.
Ik wilde geen aanslagen van de gemeente, kosten van verzekering etc. en we hebben een huurprijs voor de schepen afgesproken. Mijn man en [naam getuige 1] hebben mij verteld dat kostprijs € 325.000 was en dat heb ik aangenomen.
Ik heb rond de € 400.000 betaald voor de schepen en ben een totaalprijs van € 1.975.000 overeengekomen.
In januari 2012 heb ik de BTW betaald. Die was € 304.000. In maart 2012 heb ik € 1.3 miljoen betaald en het restant is verrekend met openstaande leningen. Tijdens het gesprek op 29.12.2011 heeft [naam getuige 1] pen en papier gepakt en een overeenkomst gemaakt. Ik neem aan dat daar de totaalprijs van € 1.975.000 in stond en een huurprijs. Deze overeenkomst is op kantoor ondertekend. Ik weet niet wat er met die overeenkomst is gebeurd, ik heb er geen kopie van gekregen. Het was een hectische dag aan het einde van het jaar. Ik moest ook boodschappen doen. [naam getuige 1] zou het verder uitwerken en mijn man zou het verder afhandelen. Die dag heeft mijn man de huurovereenkomsten naar huis meegenomen. Die had [naam getuige 1] al uitgewerkt. Een hele tijd later heb ik de uitwerking van deze overeenkomst ondertekend. Dat was toen [naam eiseres] het andere schip kocht. Het was ongeveer een jaar later. [naam getuige 1] had per schip een overeenkomst opgemaakt. Ik heb per schip een koopovereenkomst getekend. In 2011 is op papier gezet dat er een nabetaling zou plaatsvinden.
Dat zat allemaal in die prijs van 4 ton. Dat is zo afgesproken bij de eerste overeenkomst in 2011.
Als het schip eerder verkocht zou worden zou ik € 75.000 bijbetalen. Zo niet dan zou ik dat later betalen. De termijn was 5 jaar. Ik vond het heel logisch. Als Transacta Mierlo B.V. c.s. er winst op zou maken zou een nabetaling aan [naam bedrijf 1] logisch zijn. Ik heb één keer mijn handtekening per schip gezet op een overeenkomst en een heleboel paraafjes. Na de brand in 2015 heb ik nog een keer handtekeningen gezet. Ik heb begrepen dat er fouten in de contracten stonden. En ik kom liever zelf goed voor de dag met de stukken. Ook voor het schip dat [naam eiseres] heeft gekocht heb ik 4 ton betaald. De BTW heb ik betaald en de rest is verrekend met openstaande leningen.
Nu u dit voorleest durf ik niet met zekerheid te zeggen of ik één handtekening per contract heb gezet. Misschien waren er wel meer plaatsen waar ik handtekeningen moest zetten.
Op vragen van Mr. Brouwers antwoord ik als volgt:
Het bedrag van € 1.975.000 was exclusief BTW. Ik heb 1.3 miljoen betaald. Ik had al heel veel geïnvesteerd in [naam bedrijf 1] en ik vond het wel genoeg geweest. Mijn man en de heer [naam getuige 1] waren er niet blij mee maar ik heb er aan vastgehouden.
U toont mij een van de koopovereenkomsten die als productie 4 bij dagvaarding is overgelegd. U toont mij de aanvullende overeenkomst. Die gaat over de nabetaling.
Deze overeenkomst is op 29.12.2011 niet door mij ondertekend. Ik denk dat ik de overeenkomst in 2012 heb ondertekend. Ik beschouwde dit allemaal als 1 pakket papier. De koopovereenkomsten en de aanvullende overeenkomsten zijn aan mij als pakket overhandigd. En zo heb ik het ondertekend.
U houdt mij productie 49 voor. Inmiddels ken ik dit stuk. Dat is sinds dit allemaal een issue is. Tijdens deze rechtszaak is die mij voor het eerst onder ogen gekomen. Ik denk dat u of mijn man het heeft laten zien. Dit stuk gaat over het veilig stellen van HIR. Op 29.12.2011 is tijdens het gesprek gesproken over de HIR. Er moest iemand met een papier naar de belastingdienst. Mijn man zou dat doen. Ik heb de handtekening hierop niet zelf gezet. Mijn broer heeft deze handtekening gezet. Die is ook tekenbevoegd. Ik denk dat dat zo is gegaan omdat ik niet te bereiken was. Het was kort dag en het moest allemaal snel. Ik heb het niet met mijn broer besproken. Mijn man heeft mijn broer ingeschakeld neem ik aan.
De verrekening van het restant van de koopsom heeft eind 2012 plaats gevonden. De nabetalingen zijn in 2015 verrekend. Daarvoor zijn we naar de notaris gegaan.
Ik ben zelfstandig bevoegd bij Transacta Mierlo B.V. c.s. en [naam eiseres] . Transacta Mierlo B.V. c.s. hebben miljoenen aan [naam bedrijf 1] geleend. In het verleden is er ook geld geleend voor projecten maar die gingen altijd goed en heb ik mijn geld terug gekregen. Met dit geleende geld voor de jachthaven heeft [naam bedrijf 1] de bank afgelost. Het is sinds de brand veel moeilijker om de schuld terug te betalen aan Transacta Mierlo B.V. c.s.
Transacta Mierlo B.V. c.s. is eigenaar van het gebouw in de haven. [naam bedrijf 1] is huurder maar betaalt geen huur aan Transacta Mierlo B.V. c.s. Ik herinner mij dat er door twee onderzoekers, [naam onderzoeker 1] en [naam onderzoeker 2] vragen zijn gesteld. Ik kan mij niet herinneren dat zij het woord nabetaling of nabetalingsovereenkomsten in de mond hebben gehad. Zij hebben er niet over gesproken en zij hebben mij niets getoond. Er is mij ook heel weinig gevraagd. Transacta Mierlo B.V. c.s. en [naam eiseres] hebben verder niets gekocht van [naam bedrijf 1] .
2.8
De getuige [naam getuige 6] heeft verklaard:
“Wij hebben in het derde kwartaal van 2011 gesprekken gevoerd over de verkoop van de Comfort Ships. Ik was samen met mijn vrouw in overleg hoe we de HIR konden benutten. Er was ook enige druk van de bank, om onze schuld in te lossen. Ook wilde ik het cluster van schepen behouden voor eventuele kopers en huurders.
We hebben een aantal gesprekken gevoerd. Mijn echtgenote met haar moeder en broer, en ik met mijn zakenpartner van [naam bedrijf 1] , en ik heb nog gesprekken gevoerd met mijn compagnon en mijn echtgenote. Op 29.12.2011 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij mijn echtgenote, [naam getuige 1] en [naam getuige 2] en ikzelf aanwezig waren. We zijn een verkoopprijs overeengekomen van € 1.975.000 en we hebben een overeenstemming bereikt over de huurprijzen. Voorts is afgesproken dat een bedrag van € 375.000 een uitgestelde betaling zou zijn. Dit bedrag zou worden betaald als het schip zou worden verkocht of na verloop van 5 jaar. Het bedrag van 1,6 miljoen was de boekwaarde van de schepen. Deze afspraken zijn in een handgeschreven stuk vastgelegd en ondertekend door mijn echtgenote en [naam getuige 1] , [naam getuige 1] zou het verder uitwerken. Ik weet niet wat er met dit handgeschreven papier is gebeurd. [naam getuige 1] kennende heeft hij toen de uitgewerkte overeenkomsten per boot ondertekend waren, de administratie opgeschoond en het handgeschreven document weggegooid, maar dat weet ik niet zeker. Diezelfde dag heeft [naam getuige 1] de huurovereenkomst gemaakt en die heb ik mee naar huis genomen. Hij zou zorgen voor een stuk om de HIR vast te leggen bij de belastingdienst. Toen ik op de ochtend van 30.12.2011 op kantoor kwam lag de overeenkomst voor de belastingdienst klaar. Ik heb de stukken bekeken en zag dat ze afweken van de overeenkomst. [naam getuige 1] heeft de nabetaling uit de overeenkomst gehaald om te voorkomen dat we BTW/belasting moesten betalen.
Ik ben met deze overeenkomst naar Soerendonk gereden in de hoop mijn echtgenote daar te treffen, zij was daar echter niet. Ik ben naar Gastel gereden en daar was zij ook niet. Ik ben vervolgens weer naar Soerendonk gereden en heb mijn zwager gevraagd de overeenkomst te ondertekenen. Ik heb niet gezien dat de naam van mijn vrouw eronder stond. De uitwerking van het contract per boot was in 2012, ik denk dat dat het idee van [naam getuige 1] was. Hij is daar heel precies in. Een contract per boot was overzichtelijker en duidelijker. Ik denk dat het hierdoor duidelijker is gemaakt. Er stond niet meer of minder in dan in de overeenkomst uit 2011. Het is denk ik iets duidelijker geformuleerd.
Wij hadden de boten voor € 425.000 en € 450.000 per boot willen verkopen. De boekwaarde was 1,6 miljoen. Wij hebben er niets op verdiend, we hebben wel heel veel moeten investeren.
De investeringen zien op de infrastructuur in de haven, de aanleg van steigers, de bouw van het hoofdgebouw, marketing etc. De bijkomende kosten per schip bedragen tegen de € 125.000,-.
Mijn echtgenote wilde echter niet meer dan de boekwaarde betalen. Ik was blij met de liquiditeit.
Met de overeengekomen nabetaling van € 75.000 was ik nog niet uit de kosten maar had ik wel iets opgehaald. Wij moesten 1,3 miljoen inlossen bij de Rabobank. Dit bedrag heeft mijn echtgenote betaald en de rest is verrekend, de BTW is ook betaald. Voor het schip dat van [naam eiseres] heeft gekocht is € 400.000 betaald, er is € 325.000 verrekend via een lening en € 75.000 ziet op een nabetaling.
Na de brand wilden de verzekeraar en Justitie allerlei stukken. [naam getuige 2] kwam erachter dat er een fout stond in de overeenkomsten. De woorden koper en verkoper waren omgedraaid en dat is gecorrigeerd.
Op vragen van mr. Brouwers antwoord ik als volgt:
De overeenkomst van de belastingdienst week niet af van de mondelinge overeenkomst maar wel van de schriftelijke overeenkomst. In de schriftelijke overeenkomst stond € 1.975.000,-.
De nabetalingen zijn betaald middels verrekening in 2015 bij een notaris in Maastricht. Er is een stuk opgemaakt door E&Y en die hebben de leningen herschikt. De leningen zijn terecht gekomen bij Euroresort; dit geldt zowel voor Transacta als [naam eiseres] .
Ik herinner mij de gesprekken met de onderzoekers [naam onderzoeker 1] en [naam onderzoeker 2] . Het woord nabetaling is niet gevallen.
De aanvullende koopovereenkomst is wel genoemd. [naam onderzoeker 1] stelde daar een vraag over aan mijn echtgenote, zij wist niet wat hij bedoelde. Ik heb het een en ander uitgelegd. [naam onderzoeker 1] stapte meteen door op de volgende vraag. Hij heeft niet laten zien om welke overeenkomst het gaat.
[naam onderzoeker 1] is of een prutser of een crimineel. Zijn aantekeningen wijken zodanig af van het verslag dat het onbetrouwbaar is. Ik heb dat kunnen controleren omdat ik onder de tap stond. Zijn uitwerking van een door ons gevoerd telefoongesprek was heel anders dan de uitgewerkte tap.
Transacta is eigenaar van het havengebouw, [naam bedrijf 1] is huurder. De huur wordt niet betaald, de achterstallige huur wordt omgezet in een lening.
De gevolgen van de brand zijn niet te overzien, het bedrijf is onverkoopbaar. Er is sprake van een miljoenenschade die niet verzekerd is. Privé heb ik er 1 miljoen ingestoken en [naam getuige 1] 2,5 miljoen.
Ik weet niet of dat terugverdiend kan worden.
Op de vraag van mr. de Jong antwoord ik als volgt:
De bijkomende kosten per schip zijn berekend over 250 schepen, per schip zijn er bijkomende kosten.
Nadat de verklaring is voorgelezen stelt mr. Brouwers de volgende vraag:
Wat bedoelt u met de zin: "De overeenkomst van de belastingdienst week niet af van de
mondelinge overeenkomst maar wel van de schriftelijke overeenkomst".
Een mondelinge overeenkomst zegt mij niks. Met de schriftelijke overeenkomst bedoel ik de overeenkomst van 29.12.2011. [naam getuige 1] heeft de nabetaling bewust uit de overeenkomst van de HIR weggelaten, om te voorkomen dat de BTW/belasting moest worden betaald.”
Door Transacta Mierlo te leveren tegenbewijs
2.9
Onder 4.17 van voornoemd tussenvonnis heeft de rechtbank voorshands bewezen geacht dat de koopprijzen van de vijf door Transacta Mierlo gekochte comfortships zijn gemajoreerd en daarbij overwogen dat het majoreren van een koopprijs redelijkerwijs geen ander doel heeft dan om Amlin te misleiden om zo een hogere verzekeringsuitkering te krijgen. De rechtbank nam daartoe in aanmerking dat Transacta c.s. tot dusverre geen afdoende verklaring hadden gegeven voor het feit dat in de koopovereenkomsten tussen Transacta Mierlo en [naam bedrijf 1] , gedateerd 29 december 2011, een btw-tarief van 21% is gehanteerd, terwijl dat tarief pas op 1 oktober 2012 is ingevoerd, en nam daarom als vaststaand aan dat deze overeenkomsten zijn geantedateerd. Voor het feit dat een verhoging van de koopprijzen in een aparte overeenkomst in de vorm van een nabetaling is vastgelegd miste de rechtbank een afdoende verklaring, terwijl niet was onderbouwd dat er vorderingen waren van Transacta Mierlo waarmee de koopprijs zou zijn verrekend.
De vraag is nu of Transacta Mierlo erin is geslaagd dit bewijsvermoeden te ontzenuwen. Deze vraag moet worden bezien tegen de achtergrond van de zojuist genoemde overwegingen van de rechtbank die hebben geleid tot dit bewijsvermoeden.
2.1
De rechtbank stelt voorop dat voor de verklaringen van een partij-getuige niet de beperking geldt van artikel 164 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
(HR 7 april 2000, NJ 2001/32). Tegenbewijs behoeft volgens vaste jurisprudentie voorts niet te bestaan in bewijs van het tegendeel. Voldoende is dat er zoveel twijfel is ontstaan dat de op het vermoeden berustende vaststelling niet meer houdbaar is.
2.11
Door de verklaringen van de getuigen, met name die van [naam getuige 3] en [naam getuige 4] , zoals hiervoor weergegeven onder 2.5 en 2.6, is naar het oordeel van de rechtbank het hiervoor bedoelde bewijsvermoeden ontzenuwd.
2.11.1
Uit die verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat [naam bedrijf 1] eind 2011 geld nodig had om aan haar aflossingsverplichting jegens de bank te voldoen. Transacta Mierlo wilde van haar kant gebruik maken van de fiscale herinvesteringsregeling over 2011. Uit de verklaringen van de getuigen volgt dat partijen in december 2011 zijn overeengekomen dat Transacta Mierlo de comfortships zou kopen. Daarmee zouden beide partijen gediend zijn.
2.11.2
Transacta Mierlo wenste aanvankelijk niet meer te betalen dan de kostprijs dan wel de boekwaarde van de schepen, omdat Transacta Mierlo, zo stelt zij, al leningen had verstrekt ter zake het project van de comfortships. Op 29 december 2011 is de afspraak gemaakt tussen Transacta Mierlo en [naam bedrijf 1] dat Transacta Mierlo de schepen voor het direct door haar te betalen bedrag van de boekwaarde van de vijf schepen van in totaal
€ 1.600.000,- zou kopen. Partijen hadden over de prijs echter verder onderhandeld, zo verklaren [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 5] als getuige. In dat kader zijn de nabetalingen afgesproken. [naam getuige 3] en [naam getuige 4] hebben verklaard te hebben vernomen dat Transacta Mierlo en [naam bedrijf 1] afspraken hadden gemaakt over een nabetaling door Transacta Mierlo van € 75.000,-- per schip. Zij verklaren verder van deze afspraak al ruim voor de brand (resp. begin 2013 en begin 2012) op de hoogte te zijn gesteld. Dat het verkeerde btw-tarief in de overeenkomsten is opgenomen is een gevolg van de omstandigheid dat de op 29 december 2011 (door [naam getuige 3] ) met de hand opgestelde overeenkomst later is uitgewerkt en vastgelegd in vijf verschillende documenten, zo leidt de rechtbank uit de getuigenverklaringen af. Vast staat dat de betaling op 30 januari 2012 door Transacta Mierlo van € 304.000,-- overeenkomt met het juiste btw-bedrag (19% van € 1,6 miljoen).
2.11.3
De rechtbank betwijfelt op basis van de afgelegde getuigenverklaringen en de vaststaande gegevens zoals onder 2.11.1-2.11.2 besproken ernstig of wel sprake is geweest van het majoreren van de koopprijzen met als doel het misleiden van Amlin, zoals voorshands bewezen geacht. Dat nieuwe bewijsmateriaal werpt immers een nieuw licht op de aanvankelijk zeer bedenkelijk geachte vermelding van een onjuist btw-tarief en evenzeer op de onduidelijkheden rond de nabetaling en de verrekening. Het btw-tarief kan goed het gevolg zijn van een onhandigheid, zoals meerdere getuigen verklaren, daarin gelegen dat [naam getuige 1] de overeenkomsten lang na het sluiten daarvan netjes separaat wilde uitwerken en daarbij per ongeluk een verkeerd tarief heeft opgenomen; het betaalde bedrag aan BTW komt immers overeen met het juiste tarief. De nabetaling kan, zoals de getuigen verklaren, het resultaat zijn van een compromis omtrent de prijs dat meteen bij het bepalen van de koopprijs of -gelet op de haast die geboden was vanwege het vervallen van de relevante fiscale regeling- kort daarna, is getroffen. Dat is, in de gegeven omstandigheden en gelet op die haast, niet onaannemelijk.
In die situatie acht de rechtbank Transacta Mierlo en [naam bedrijf 1] dus in het leveren van het tegenbewijs geslaagd. Nu van nader, aanvullend bewijs aan de zijde van Amlin geen sprake is en op haar de bewijslast rust faalt het beroep van Amlin op artikel 7:941 lid 5 BW juncto artikel 5.4.2 van de polisvoorwaarden, omdat het majoreren met het opzet om haar te misleiden niet bewezen is.
2.12
Daarmee is het subsidiaire verweer van Amlin aan de orde.
Amlin beroept zich subsidiair op artikel 7:941 lid 4 BW en artikel 5.4.1 van de polisvoorwaarden. Volgens haar heeft Transacta Mierlo onjuiste informatie verstrekt over de daadwerkelijk overeengekomen koopsommen en dat moet volgens haar leiden tot algeheel verval van het recht op dekking. De betalingen die mogelijk zien op de comfortships van Transacta Mierlo zijn onvoldoende om de gestelde prijzen te kunnen onderbouwen, aldus Amlin.
2.13
Artikel 7:941 lid 4 BW bepaalt, voor zover hier aan de orde, dat de verzekeraar het vervallen van het recht op uitkering wegens niet-nakoming van een verplichting als bedoeld in lid 2 – de plicht inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor deze van belang zijn om de uitkeringsplicht te beoordelen – slechts kan bedingen voor zover hij daardoor in een redelijk belang is geschaad. Artikel 5.4.1 van de polisvoorwaarden bepaalt dat aan de verzekering geen rechten kunnen worden ontleend indien verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde haar verplichting om inlichtingen of bescheiden te verstrekken niet is nagekomen en daardoor de belangen van de verzekeraar heeft benadeeld. Amlin heeft wel gesteld dat zij in een redelijk belang is geschaad, maar heeft dat niet, althans onvoldoende, geconcretiseerd. Van Amlin mag worden verwacht dat zij concretiseert waarom zij, ook nu zij beschikt over de verklaringen en stukken die inmiddels in het geding zijn gebracht, niet in staat is om haar uitkeringsplicht te beoordelen dan wel in welk opzicht en in hoeverre zij verder in een redelijk belang is geschaad. Gezien het ingrijpend karakter van het beding van artikel 5.4.1 had dat zonder meer op haar weg gelegen. Ook dit verweer van Amlin faalt daarom.
2.14
Uiterst subsidiair betwist Amlin de omvang van de schade. Op het polisblad is als dagwaarde vermeld € 400.000 en in de polisvoorwaarden is bepaald (art. 6.3) :
Bij totaal verlies wordt de vergoeding vastgesteld op bet verschil tussen de waarde van het vaartuig direct voor de schadegebeurtenis (de dagwaarde) en de waarde direct daarna (de restantwaarde). (…)
3 Waardegarantie bij schade binnen 3 jaar
Indien binnen drie jaar na de aanschafdatum van het vaartuig sprake is van een totaal verlies schade, geldt als dagwaarde de aanschafwaarde van het vaartuig zoals vermeld op een (originele) aankoopnota.
Dat geen sprake was van een restantwaarde staat vast. Amlin neemt dan ook het standpunt in dat de verzekerde som wordt bepaald door de koopprijs/aanschafwaarde voor zover deze daadwerkelijk is betaald.
2.14.1
Amlin erkent de betaling door Transacta Mierlo op 5 februari 2012 aan [naam bedrijf 1] van het eerste gedeelte van de koopsom van € 1.352.492,78 maar de betaling van het resterende bedrag van € 247.507,22 (waardoor op € 1.600.000,-- wordt uitgekomen) staat volgens Amlin niet vast. Nog steeds blijft voor haar onduidelijk tegen welke vordering van Transacta Mierlo op [naam bedrijf 1] dit resterende bedrag werd weggestreept en/of hoe dit precies uit de jaarstukken of administratie zou blijken. Zij mist concrete en gedocumenteerde onderbouwing en acht de stellingen van Transacta op dit punt te vaag en te algemeen.
Daarnaast heeft Transacta Mierlo volgens Amlin de nabetaling van € 75.000,-- per comfortship nooit voldaan. Zij mist bewijs van de verrekening en acht de overeenkomst van 17 augustus 2015 in combinatie met de vaststellingsovereenkomst van 23 december 2013 (productie 71, onder tabblad 12) daartoe onvoldoende. Voorts blijkt uit de verklaringen en brieven van [naam getuige 3] en [naam getuige 4] van 20 respectievelijk 22 februari 2018 dat er nooit daadwerkelijk is verrekend.
Per comfortship moet ten slotte volgens Amlin haar uitkeringsverplichting worden verminderd met € 45.000,--. Bij de koopprijs was de erfpachtcanon van het waterkavel tot 1 januari 2083 inbegrepen. Dat deel van de koopsom valt buiten de verzekeringsdekking, nu dit geen onderdeel is van het verzekerd belang. Zij verzekerde immers het comfortship, niet het recht van erfpacht. De waarde van de erfpachtcanon is in haar opdracht getaxeerd door een bij de Nederlandse Vereniging van Rentmeesters aangesloten rentmeester, [naam rentmeester] . Deze waardeerde het recht van erfpacht op € 45.000,-- per waterkavel.
2.15
De rechtbank overweegt het volgende.
2.15.1
Het begrip aanschafwaarde in de polisvoorwaarden (zie 2.14 hiervoor) moet in redelijkheid zo worden uitgelegd dat het daarbij gaat om de in totaal wegens de aanschaf van het comfortship daadwerkelijk verschuldigde en betaalde bedragen, waarbij in beginsel niet ter zake doet wanneer en op welke wijze deze zijn betaald. De bewijslast van de hoogte van die prijs rust op Transacta Mierlo.
Gelet op de omstandigheid dat het hier gaat om materiaal dat zich geheel in de sfeer van Transacta Mierlo bevindt, de wisselende standpunten van Transacta Mierlo en de onduidelijkheid van de door haar overgelegde stukken dienen hoge eisen te worden gesteld aan het bewijs als het gaat om de betwiste betaling van € 247.507,22 en om de nabetalingen van vijf keer € 75.000.
2.15.2
Over het bedrag van € 247.507,22 overweegt de rechtbank als volgt. In de brief van [naam getuige 3] van 20 februari 2018 (productie 71, tabblad 11) staat vermeld dat er een schuld in hoofdsom was van De [naam bedrijf 2] van € 550.000,-- aan Transacta Mierlo, dat het bedrag van € 247.507,22 daarop op 5 maart 2012 is afgeboekt en dat dat aansluit met de saldi die zijn genoemd in de door Ernst & Young samengestelde jaarrekening. Die vermelding strookt met de verklaring van [naam getuige 3] als getuige.
In de brief van [naam getuige 4] (registerbelastingadviseur) van 22 februari 2018 (productie 71, tabblad 11) wordt deze verrekening bevestigd. De brief vermeldt dat deze verrekening ook is verwerkt in de jaarrekening 2012 van Transacta Mierlo.
De rechtbank acht dit voldoende voor het bewijs dat het bedrag van € 247.507,22 is betaald door middel van verrekening. Het verweer van Amlin faalt op dit punt.
2.15.3
Ter zake de nabetaling van vijf maal € 75.000,-- stelt Transacta Mierlo dat deze bedragen zijn voldaan door verrekening met vorderingen die [naam project] op haar had waarvoor zij verwijst naar de door haar met [naam project] gesloten overeenkomst ter zake (productie 30). Die overeenkomst vermeldt onder meer:
“(…) Transactie (de rechtbank leest: Transacta) Mierlo B.V. heeft uit hoofde van overeenkomsten van geldleningen vorderingen op [naam project] zoals is vastgelegd in diverse schuldbekentenissen en volgt uit de vaststellingsovereenkomst d.d. 23 december 2013.(…)
Nu de overeenkomst waarnaar Transacta Mierlo verwijst melding maakt van vastlegging van vorderingen van [naam project] op Transacta Mierlo in diverse schuldbekentenissen, had het, gelet op de betwisting door Amlin, op haar weg gelegen die schuldbekentenissen, over te leggen. Nu Transacta Mierlo dat niet heeft gedaan, de vaststellingsovereenkomst van 23 december 2013 (productie 71, tabblad 11) op dit punt evenmin concreet is, en uit de verklaringen en de brieven van [naam getuige 3] en [naam getuige 4] niet blijkt van verrekening is Transacta Mierlo op dit punt niet in het bewijs geslaagd. Daarbij is meegewogen dat uit de getuigenverklaringen blijkt dat de nabetalingen eerst na 5 jaar, dus in 2016, gedaan behoefden te worden en dat voorts, in geval van doorverkoop aan een particulier, deze laatste die € 75.000 zou moeten voldoen. Nader bewijs heeft zij niet aangeboden. Het verweer van Amlin slaagt daarom.
2.16
Dat tot de aankoopprijs van de comfortships in de zin van de verzekeringsovereenkomst niet ook de erfpacht(canon) behoort staat buiten kijf. De verzekeringsovereenkomst had geen betrekking op het waterkavel.
2.16.1
De tekst van de als producties 4.1 tot en met 4.6 bij dagvaarding overgelegde koopovereenkomsten luidt telkens:
“(…)Artikel 1 Koop, verkoop, ondererfpacht
(…) In de Koopprijs zijn de volgende posten inbegrepen:
•canon van de Kavel tot 1 januari 2083;(…)”.
Amlin meent daarom, gelet op voormeld uitgangspunt, dat kennelijk meegekocht is de afkoop van erfpachtcanon, dat het daarmee gemoeide bedrag geen deel uitmaakt van de verzekerde aankoopprijs en dus moet worden afgetrokken.
2.16.2
Transacta Mierlo heeft daartegenover gesteld dat de vermelding van de erfpachtcanon in de koopovereenkomsten voor het waterkavel op een vergissing berust; deze vermelding is per abuis opgenomen omdat van een standaardovereenkomst gebruik is gemaakt. Er is niet afgesproken dat zou worden betaald voor afkoop van de canon.
Indien dit standpunt niet wordt gevolgd geldt dat de erfpacht geen bijzondere waarde heeft, en zeker geen € 45.000,--. Transacta Mierlo verwijst naar als productie 31 overgelegde notariële akten die ter vestiging van de erfpacht van de schepen van de andere eigenaren zijn opgemaakt en de brief van de belastingdienst van 7 januari 2008, die de waarde van de erfpacht van alle 250 te ontwikkelen kavels begroot heeft op € 560.153,--. De waarde van de erfpacht per kavel is volgens haar daarmee te stellen op (€ 560.153,-- : 250 =) € 2.050,--. In de notariële akten waarbij deze erfpacht werd gevestigd is telkens dit bedrag opgenomen. Als de waarde van de erfpacht op € 45.000,-- wordt gesteld dan zouden de schepen onder de kostprijs zijn verkocht.
2.16.3
De rechtbank overweegt als volgt.
De onder 2.16.1 geciteerde onderhandse akten hebben te gelden als bewijs van de afspraken tussen de bij de koopovereenkomsten betrokken partijen; nu de (erfpacht)canon daarin expliciet en met een einddatum is vermeld als onderdeel van de koopprijs moet ervan worden uitgegaan dat dit aldus ook is overeengekomen. Hoewel tegenbewijs mogelijk is volstaat daartoe niet de enkele stelling dat is vergeten de betreffende tekst te verwijderen,
Gelet op voormeld uitgangspunt zal de meegekochte canon dus in mindering moeten worden gebracht. Het lag op de weg van Transacta Mierlo de gekapitaliseerde waarde van die erfpachtcanon tot 2083 tegenover het verweer van Amlin, dat wordt ondersteund door een taxatie door een deskundige, te onderbouwen. Zij stelt in dat verband dat de gekapitaliseerde waarde per kavel € 2.050,-- bedraagt, op basis van een brief van de Belastingdienst van 7 januari 2008 en de afrekening van de notaris (zie 2.16.2).
Nu uit de afrekening van de notaris blijkt dat de andere kopers € 2.050,-- hebben betaald en dit in overeenstemming is met de inschatting van de fiscus, weliswaar in het kader van de overdrachtsbelasting, heeft zij die taxatie voldoende en concreet betwist.
Bij gebreke van een verder bewijsaanbod op dit punt moet op de verzekerde koopprijs de mee-afgekochte erfpachtcanon van € 2.050,-- per schip in mindering gebracht worden.
Bewijsopdracht aan [naam eiseres]
2.17
Onder 4.20 van het tussenvonnis van 1 november 2017 heeft de rechtbank [naam eiseres] opgedragen te bewijzen dat voor het door haar gekochte comfortship € 400.000,-- is betaald. [naam eiseres] acht de betaling van € 325.000,-- bewezen met de getuigenverklaringen van [naam getuige 5] , [naam getuige 6] , [naam getuige 2] , [naam getuige 1] , [naam getuige 4] en [naam getuige 3] en met de als producties 71, tabblad 16, overgelegde brieven van [naam getuige 3] en [naam getuige 4] van 22 februari 2018. Bewijs van betaling van € 75.000,-- is volgens haar geleverd met de als productie 30 overgelegde akte van 17 augustus 2015, plus de verklaringen van [naam getuige 5] , [naam getuige 6] , [naam getuige 2] en [naam getuige 1] en met voornoemde brieven van [naam getuige 3] en [naam getuige 4] van 22 februari 2018.
2.17.1
De rechtbank acht de betaling van het bedrag van € 325.000,-- door [naam eiseres] bewezen.
In de brief van [naam getuige 3] van 22 februari 2018 (productie 71, tabblad 16) staat vermeld dat er een schuld in hoofdsom was van [naam bedrijf 2] aan [naam eiseres] BV van € 2.045.000,--, dat in februari 2013 door [naam eiseres] de btw van € 68.250,-- is betaald, dat het restantbedrag van € 325.000,-- op 31 januari 2013 is afgeboekt tegen de lening in hoofdsom en dat dat aansluit met de saldi die zijn genoemd in de door E&Y opgestelde jaarrekening. Die vermelding strookt met zijn verklaring als getuige.
In de brief van [naam getuige 4] (registerbelastingadviseur) van 22 februari 2018 (productie 71, tabblad 17) wordt deze verrekening bevestigd. De brief vermeldt dat deze verrekening ook is verwerkt in de jaarrekening 2013 van [naam eiseres] .
De rechtbank gaat er op basis van de getuigenverklaring van [naam getuige 3] en van de inhoud van beide brieven vanuit dat het bedrag van € 325.000,-- is betaald door middel van verrekening.
2.17.2
[naam eiseres] stelt zich op het standpunt dat het bedrag van € 75.000,-- is voldaan door verrekening met vorderingen die [naam project] op haar had en verwijst naar de door haar met [naam project] gesloten overeenkomst ter zake (productie 31).
Die overeenkomst vermeldt onder meer:

[naam eiseres] . heeft uit hoofde van overeenkomsten van geldleningen vorderingen op [naam project] zoals is vastgelegd in diverse schuldbekentenissen en volgt uit de vaststellingsovereenkomst d.d. 23 december 2013.
Nu de overeenkomst waarnaar [naam eiseres] verwijst melding maakt van vastlegging van vorderingen van [naam project] op [naam eiseres] in diverse schuldbekentenissen had het, gelet op de betwisting door Amlin, op haar weg gelegen die schuldbekentenissen, die de juistheid van haar stelling zouden kunnen adstrueren, over te leggen. Nu zij dat niet heeft gedaan, en de vaststellingsovereenkomst van 23 december 2013 (productie 71, tabblad 12) op dit punt evenmin concreet is kan de rechtbank niet uitgaan van de juistheid van haar stellingen. De verklaringen van de getuigen zijn op dit punt ook niet helder. [naam getuige 6] verklaart dat er € 400.000,-- is betaald. Uit andere verklaringen ( [naam getuige 1] , [naam getuige 2] ) blijkt dat de afspraken inhielden dat de nabetaling feitelijk pas na 5 jaar zou hoeven worden betaald; voorzien was ook dat een opvolgende particuliere koper deze zou voldoen. Als er dus al, zoals wordt gesteld, door verrekening eerder is betaald vanwege de brand, dan is dat in strijd met de afspraken. Die betaling waartoe slechts een voorwaardelijke verplichting bestond, waaraan dan wegens de brand voortijdig zou zijn voldaan, kan niet geacht worden deel uit te maken van de verzekerde aankoopprijs. Het verweer van Amlin slaagt in zoverre.
2.17.3
De rechtbank verwijst ten aanzien van het verweer van Amlin over de erfpachtcanon naar wat zij hiervoor onder 2.16.3 heeft overwogen.
De koopprijs in de zin van verzekeringsovereenkomst bedraagt dus € 325.000,-- minus
€ 2.050,--.
Vordering tot premierestitutie
2.18
Transacta c.s. vorderen premierestitutie vanaf 15 januari 2015 op grond van artikel 7:938 BW jo. artikel 7.2 van de Algemene Voorwaarden omdat Amlin sedertdien geen risico meer heeft gelopen. Amlin heeft dat deel van de vordering bestreden. De verzekering geldt, zo voert zij aan, voor een jaar en kent een jaarpremie. Het gaat om het jaar 2015, waarin de brand op 15 januari ontstond. Zij heeft in 2015 dus risico gelopen, aldus Amlin.
2.19.1
Artikel 7:938 BW bepaalt, voor zover van belang, dat geen premie verschuldigd is wanneer in het geheel geen risico is gelopen. Artikel 7.2 van de Algemene Voorwaarden van Amlin bepaalt dat bij tussentijdse beëindiging restitutie wordt verleend voor reeds betaalde premie die betrekking heeft op de periode na de datum van beëindiging, waarbij de omvang van de restitutie naar billijkheid wordt vastgesteld.
Dat Amlin in het jaar 2015 risico heeft gelopen staat vast. Op die grond kan daarom geen toewijzing volgen.
Voor toepassing van artikel 7.2 van de Algemene Voorwaarden van Amlin is het noodzakelijk te weten op welke datum de verzekering is beëindigd. Transacta Mierlo heeft daarover niets gesteld. De vordering kan daarom op die grond evenmin worden toegewezen.
Wettelijke rente over de verzekeringspenningen
2.2
Transacta Mierlo en [naam eiseres] hebben elk bij brief van 4 mei 2015 Amlin gesommeerd tot betaling van haar schade en haar in gebreke gesteld wanneer die schade niet binnen zeven dagen zou zijn betaald. Amlin bestrijdt dat zij wettelijke rente over de verzekeringspenningen verschuldigd is. Op 12 mei 2015 was zij niet in verzuim omdat zij toen niet in gebreke was. Dat kon zij slechts zijn wanneer zij in staat was geweest haar verplichtingen onder de polis te bepalen en de schadeomvang vast te stellen. Op die datum waren haar bij lange na niet de daarvoor benodigde gegevens verstrekt. Die zijn haar nog steeds niet verstrekt, aldus nog steeds Amlin.
2.21
Het gaat bij de vordering tot betaling van wettelijke rente om vergoeding van schade door vertraging in de voldoening door Amlin van de verzekeringspenningen die zij door de brand aan Transacta c.s. is verschuldigd geworden. Voor deze vertragingsschade is Amlin vanaf het moment dat zij in verzuim verkeerde aan haar verplichtingen uit de verzekering te voldoen verplicht tot schadevergoeding in de gefixeerde vorm van wettelijke rente over de bedragen waarvoor zij dekking moet verlenen (art. 6:119 BW). Dat moment stelt de rechtbank, met toepassing van artikel 6:83c BW, op 30 september 2016, de datum waarop Amlin aan Transacta c.s. haar definitieve afwijzende dekkingsstandpunt kenbaar maakte (productie 1 bij conclusie van antwoord); zij beschikte toen kennelijk over voldoende informatie om die beslissing te nemen. Op een afwijkende regeling in de polisvoorwaarden heeft Amlin zich niet beroepen.
Buitengerechtelijke kosten
2.22
Transacta Mierlo maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 6.775,--, [naam eiseres] op € 3.770, --. Deze kosten bestaan, zo stelt zij, uit de niet geringe kosten van de aanzienlijke werkzaamheden van haar advocaat.
Amlin heeft bij conclusie van antwoord gemotiveerd bestreden dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Transacta c.s. hebben daarop niet meer gereageerd.
Bij gebreke van onderbouwing en specificatie kan de rechtbank niet aannemen dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht, anders dan de werkzaamheden waarvoor de artikelen 237 en volgende van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering een vergoeding inhouden. De vordering wordt op dit punt afgewezen.
Slotsom en proceskosten
2.23
Gelet op wat hiervoor is overwogen zijn de vorderingen van Transacta Mierlo en [naam eiseres] als volgt toewijsbaar.
De vordering van Transacta Mierlo tot een bedrag van € 1.584.750,-- (vijf keer € 320.000,--, dus € 1.600.000,--, verminderd met € 10.250,-- (vijf maal € 2.050,-- in verband met de canon) en € 5.000,-- (voor eigen risico).
De vordering van [naam eiseres] tot een bedrag van € 321.950,-- (€ 325.000,-- waarop in mindering worden gebracht € 2.050,-- en € 1.000,--).
2.24
Amlin wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. In het vonnis in het incident van 24 augustus 2016 is de beslissing over de kosten van het incident aangehouden totdat in de hoofdzaak zou worden beslist. Omdat geoordeeld is dat de vordering van Amlin tot oproeping in vrijwaring ondanks het daartegen door Transacta c.s. gevoerde verweer zal worden toegewezen en voor de vrijwaring gezien de uitkomst van de hoofdzaak grond bestaat, dienen Transacta c.s. in de kosten van het vrijwaringsincident te worden verwezen.
2.25
De rechter ten overstaan van wie de getuigenverhoren hebben plaatsgevonden is niet meer werkzaam op deze rechtbank. De samenstelling van de kamer van de rechtbank die dit vonnis wijst is daarom gewijzigd ten opzichte van de eerder in deze zaak gewezen tussenvonnissen.
De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt Amlin tot betaling aan Transacta Mierlo van een bedrag van € 1.584.750,-- (een miljoen vijfhonderdvierentachtig duizend zevenhonderdvijftig euro) en aan [naam eiseres] van een bedrag van € 321.950,--, (driehonderd eenentwintigduizend negenhonderd vijftig euro) beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2016;
veroordeelt Amlin in de proceskosten in de hoofdzaak, tot aan deze uitspraak als volgt berekend: € 77,75 aan dagvaardingskosten, € 3.903,-- aan vast recht en € 21.208,-- voor salaris van de advocaat (5,5 punt à € 3.856,--), te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf die termijn voor voldoening en met een bedrag van € 131,-- zonder betekening en € 68,-- in geval van betekening;
veroordeelt Transacta c.s. in de proceskosten van het incident, begroot op € 543,-- voor salaris advocaat;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, mr. J.E. Molenaar en mr. S.M. den Hollander en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2019.
26232/106/
3152/..