ECLI:NL:RBROT:2019:8975

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
ROT 18/5124 (verzet)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring verzet tegen uitspraak van de Kamer voor het notariaat

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 september 2019 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 28 januari 2019, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de Kamer voor het notariaat, niet kan worden aangemerkt als bestuursorgaan, waardoor er geen sprake was van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing van de voorzitter van de Kamer voor het notariaat, die op 5 juni 2018 het verzet van de opposant ongegrond verklaarde. Het beroep werd door verschillende rechtbanken doorgestuurd, uiteindelijk kwam het bij de rechtbank Rotterdam terecht.

Tijdens de zitting op 22 augustus 2019 was de opposant aanwezig, maar de verweerder verscheen niet. De rechtbank moest beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. De rechtbank concludeerde dat de opposant geen nieuwe argumenten had aangedragen die twijfel zouden kunnen zaaien over de eerdere beslissing. De rechtbank bevestigde dat de Kamer voor het notariaat een orgaan is dat met rechtspraak is belast en dus niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 18/5124
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2019 als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant,

tegen de uitspraak van de rechtbank van 28 januari 2019 in het geding tussen opposant en de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: verweerder) tegen de uitspraak van 5 juni 2018.

Procesverloop

Verweerder heeft bij uitspraak van 5 juni 2018 het verzet van opposant tegen de beslissing van de voorzitter van de Kamer voor het notariaat van 28 februari 2018 ongegrond verklaard.
Op 8 juli 2018 heeft opposant digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland tegen de uitspraak van verweerder van 5 juni 2018. De rechtbank Gelderland heeft het beroep ter verdere behandeling doorgestuurd naar de rechtbank Midden-Nederland, omdat de president van de rechtbank Gelderland voorzitter is van de Kamer voor het notariaat en omdat de kamer die de beslissing heeft genomen is voorgezeten door een rechter ( [naam 1] ) van de rechtbank Gelderland. Vervolgens heeft de rechtbank Midden-Nederland het beroepschrift weer teruggestuurd naar de rechtbank Gelderland, omdat [naam 2] betrokken is bij het beroep en werkzaam is binnen de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank Gelderland heeft het beroepschrift naar de rechtbank Overijssel gestuurd, omdat de rechtbank Midden-Nederland het beroepschrift ten onrechte naar de rechtbank Gelderland had teruggestuurd. Uiteindelijk heeft de rechtbank Overijssel het beroepschrift aan deze rechtbank doorgezonden, alwaar het op 28 september 2018 is ontvangen.
De rechtbank heeft zich op 28 januari 2019 bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2019. Opposant is verschenen. Verweerder is zonder bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

1. In deze verzetprocedure moet de rechtbank de vraag beantwoorden of zij bij de uitspraak van 28 januari 2019 het beroep van opposant terecht zonder zitting heeft afgedaan, omdat zij tot het oordeel kwam dat zij kennelijk onbevoegd was van het beroep kennis te nemen. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in deze verzetprocedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden voordat op het beroep werd beslist, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over die beslissing. Zo ja, dan is het verzet gegrond en komt de uitspraak waartegen het verzet is gericht te vervallen en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
2. In de uitspraak waartegen verzet is gedaan is overwogen dat de uitspraak van
5 juni 2018 geen schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan betreft en de rechtbank daarom op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep. In artikel 1:1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb is namelijk bepaald dat onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die met rechtspraak zijn belast, niet als bestuursorgaan worden aangemerkt. De rechtbank heeft in de uitspraak waartegen verzet is gedaan geoordeeld dat verweerder een krachtens de wet ingesteld orgaan belast met rechtspraak is als bedoeld in artikel 1:1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb en dus geen bestuursorgaan. De rechtbank is er in de uitspraak waartegen verzet van uitgegaan dat onder deze organen die met rechtspraak zijn belast ook moeten worden begrepen de organen die met tuchtrechtspraak zijn belast, voor zover deze bij wet zijn ingesteld. De Kamers voor het notariaat zijn bij wet, te weten artikel 94 van de Wet op het notarisambt, ingesteld.
3. De rechtbank oordeelt als volgt. Hetgeen door opposant in verzet aanvullend is aangevoerd, leidt – voor zover dit niet al door de rechtbank in de uitspraak van 28 januari 2019 is beoordeeld – niet tot twijfel over de beslissing. Het besluit van 29 april 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming op het verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van opposant, is door opposant ingebracht ter nadere onderbouwing van het al eerder in het beroepschrift door hem ingenomen standpunt dat niet is gebleken dat de Kamer voor het notariaat door de wetgever is aangewezen als ‘met rechtspraak belast’, dat op zich reeds door de rechtbank is beoordeeld in de uitspraak van 28 januari 2019. Het enkele feit dat in het besluit van 29 april 2019 het Wob-verzoek van opposant is afgewezen, omdat er op het Ministerie van Veiligheid en Justitie geen documenten zijn aangetroffen met betrekking tot het verzoek, leidt niet tot twijfel over de beslissing, die is gegeven in de uitspraak van 28 januari 2019. Ter zitting heeft opposant erkend dat hij verder in verzet geen nieuwe standpunten naar voren heeft gebracht.
4. Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat zij het beroep zonder zitting kon afdoen. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
5. De rechtbank overweegt ten overvloede dat in het algemeen op grond van artikel 107, eerste lid, van de Wet op het notarisambt, tegen een beslissing van de Kamer voor het notariaat hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam open staat. Die weg is door opposant ook gevolgd. Zoals het Gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 22 januari 2019, ECLI:NL:GHSAMS:2019:360, staat echter geen hoger beroep open tegen een ongegrondverklaring van een verzet. Dit maakt echter niet dat opposant dezelfde procedure nogmaals bij de bestuursrechter aanhangig kan maken en de bestuursrechter daarmee als restrechter kan beschouwen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. van Dijk-Goedhart, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
5 september 2019.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.