In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij de rechtbank zich onbevoegd verklaarde. De zaak betreft een beroep van eiser tegen een uitspraak van de Kamer voor het Notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, die op 5 juni 2018 het verzet van eiser ongegrond had verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen deze uitspraak, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet bevoegd was om kennis te nemen van het beroep omdat de uitspraak van 5 juni 2018 niet kan worden aangemerkt als een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, zoals vereist volgens artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overwoog dat de Kamer voor het Notariaat een krachtens de wet ingesteld orgaan is dat belast is met rechtspraak en derhalve niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt. Dit betekent dat de uitspraak van 5 juni 2018 niet als een besluit in de zin van de Awb kan worden beschouwd, waardoor er geen mogelijkheid bestaat voor beroep bij de bestuursrechter. De rechtbank concludeerde dat zij kennelijk onbevoegd was en dat voortzetting van het onderzoek niet nodig was.
De rechtbank heeft ook bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 170,- aan hem moet worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen in aanwezigheid van griffier L. van Zuijlekom en is openbaar gemaakt op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.