In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 18 oktober 2019, wordt een verzoek tot voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure behandeld. De vrouw, die een fulltime dienstverband heeft, en de man, die niet werkt, zijn in een juridische strijd verwikkeld over de zorg voor hun minderjarige kind en het gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op 28 juli 2011 in China zijn gehuwd en dat zij een minderjarig kind hebben, geboren in 2014. De vrouw heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend. Tijdens de zitting op 4 oktober 2019 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en is de raad voor de kinderbescherming vertegenwoordigd.
De rechtbank oordeelt dat de vrouw, op basis van de feiten en omstandigheden, de hoofdverzorger van het kind is. De vrouw brengt het kind naar school, is betrokken bij schoolactiviteiten en heeft een overzicht van de reizen van de man naar China, waaruit blijkt dat hij niet in staat is om de rol van hoofdverzorger te vervullen. De rechtbank wijst het verzoek van de man om de minderjarige aan hem toe te vertrouwen af en kent de zorg toe aan de vrouw.
Daarnaast wordt bepaald dat de vrouw met ingang van 8 november 2019 het exclusieve recht heeft tot het gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank stelt ook een zorgregeling vast, waarbij de minderjarige elke week tijd doorbrengt met de man, en bepaalt dat de vrouw een bijdrage van € 27,- per maand aan de man moet betalen voor zijn levensonderhoud. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.