Aan haar verzoek heeft [verzoekster] het volgende ten grondslag gelegd. [verzoekster] berust in het ontslag op staande voet. Zij stelt zich echter wel op het standpunt dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet.
[verzoekster] heeft [gedaagde] tijdens het sollicitatieproces alle door haar behaalde certificaten verzorgenden toegezonden. In haar curriculum vitae (hierna: CV) heeft [verzoekster] aangegeven dat zij het diploma V.I.G. niveau 3 in haar bezit heeft. Hiermee heeft zij bedoeld aan te geven dat zij alle benodigde diploma’s c.q. certificaten in haar bezit heeft die vereist zijn voor het uitoefenen van de functie verzorgende IG in de ouderenzorg. Op 22 februari 2019 heeft [naam 1] , teamleider zorg bij [gedaagde] , (hierna: [naam 1] ) [verzoekster] gevraagd naar het betreffende diploma. Op deze vraag heeft [verzoekster] geantwoord dat zij deze al had afgegeven. Hierop kreeg ze als reactie terug dat zij deelcertificaten in het dossier hadden en als dit het diploma was dat ze deze dan wel hadden. Tijdens een gesprek met de heer [naam 2] (manager bedrijfsvoering bij [gedaagde] , hierna: [naam 2] ) op 26 april 2019 heeft [verzoekster] nogmaals uitgelegd dat ze wel over alle certificaten beschikt en daarmee verzorgende IG is. Het overkoepelende diploma heeft ze niet, omdat ze de module kraamzorg niet heeft gedaan. [naam 2] heeft een schriftelijke verklaring afgelegd, waarin hij dit gesprek bevestigt en verklaart een en ander te hebben teruggekoppeld aan de directrice van [gedaagde] , mevrouw [naam 3] (hierna: mevrouw [naam 3] ).
[verzoekster] heeft na het gesprek van 26 april 2019 niets meer gehoord van [gedaagde] over haar diploma. [verzoekster] is daarom geheel onverwachts op 25 juli 2019 op staande voet ontslagen. Aangezien [gedaagde] op 22 februari 2019 al op de hoogte was van het feit dat [verzoekster] geen diploma bezit, is het ontslag op staande voet niet onverwijld gegeven.
Daarnaast beschikt [verzoekster] wel over alle certificaten die nodig zijn om als verzorgende IG te werken in de ouderenzorg, zodat het niet hebben van een diploma geen reden voor het ontslag op staande voet kan zijn. Het heeft er alle schijn van dat de reden voor het ontslag is dat [verzoekster] misstanden heeft aangemeld in de organisatie.
Wat betreft de hoogte van billijke vergoeding conformeert [verzoekster] zich aan het oordeel van de kantonrechter (conform artikel 7:681 lid 1 BW).
De normale opzegtermijn is een maand, zodat [verzoekster] aanspraak maakt op een schadevergoeding van een bruto gewogen maandsalaris (conform artikel 7:677 lid 3 BW).
In het kader van de afwikkeling van het dienstverband heeft [verzoekster] daarnaast nog recht op een bedrag van € 5.868,26 in het kader van loon, compensatie uren, ORT toeslag, verlofuren, vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Dit bedrag moet verrekend worden met de bedragen die [gedaagde] na het verzoekschrift aan [verzoekster] heeft uitbetaald.