ECLI:NL:RBROT:2019:8941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
18 november 2019
Zaaknummer
10/811045-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige en onttrekking aan wettig gezag

Op 30 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een veertienjarige en het onttrekken van deze minderjarige aan het wettig gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 8 juli 2019 tot en met 9 juli 2019 seksuele handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat nog niet de leeftijd van zestien jaar had bereikt. De verdachte heeft deze handelingen ontkend, maar de rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als voldoende bewijs beschouwd voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte is in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, wat is onderbouwd door rapportages van een psycholoog. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Het verzoek van de benadeelde partij om een contact- en locatieverbod werd afgewezen, en de vordering voor schadevergoeding werd deels niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/811045-19
Datum uitspraak: 30 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] (Zaïre),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede oplegging van de bijzondere voorwaarden conform het advies van de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer [naam slachtoffer] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 1
De verdachte heeft de onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde seksuele handelingen ontkend. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat (ook) dit deel van de tenlastelegging kan worden bewezen, gelet op de door het slachtoffer [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] ) afgelegde verklaring.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [naam slachtoffer] dat de verdachte over haar borsten, billen en vagina heeft gewreven of heeft betast, op zichzelf staat en niet wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Nu geen ondersteunend bewijsmateriaal voor dit deel van de tenlastelegging voorhanden is, zal de rechtbank de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De overige onder 1 ten laste gelegde seksuele handelingen heeft verdachte bekend. Het feit zal daarom voor het overige zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat de verdachte onvoldoende heeft bijgedragen aan de opzettelijke onttrekking van een minderjarige aan het ouderlijk gezag. Hij heeft bovendien niet geweten dat de ouders van [naam slachtoffer] niet wilden dat zij bij de verdachte was.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft, in de wetenschap dat de veertienjarige [naam slachtoffer] in verband met een ruzie thuis was weggelopen en dat zij om die reden contact met hem zocht, [naam slachtoffer] op 8 juli 2019 in de middag opgehaald en naar zijn huis meegenomen. [naam slachtoffer] heeft vervolgens één nacht in zijn woning verbleven. Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat [naam slachtoffer] niet wilde dat hij haar ouders zou bellen. De verdachte moet dus rekening hebben gehouden met de aanmerkelijke kans dat haar ouders geen toestemming hadden gegeven voor haar verblijf bij hem. De verdachte heeft vervolgens hiervan niemand op de hoogte gesteld. De verdachte, een volwassen man, heeft daarmee een beslissende invloed gehad op en bijgedragen aan de scheiding tussen de minderjarige [naam slachtoffer] en haar ouders en daarmee ook aanvaard dat hij de verdachte aan het ouderlijke gezag heeft onttrokken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde onttrekking van een minderjarige aan het wettig over haar gestelde gezag, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder 1 bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij, in de periode van 08 juli 2019 tot en met 09 juli 2019 te Vlaardingen, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het:
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die
[naam slachtoffer] ;
2.
hij, in de periode van 08 juli 2019 tot en met 09 juli 2019 te Vlaardingen, opzettelijk een minderjarige, te weten [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005) heeft onttrokken aan het wettig over haar gestelde gezag, immers heeft hij, verdachte, die [naam slachtoffer] in zijn, verdachtes, woning laten verblijven zonder toestemming en medeweten van de ouders van die [naam slachtoffer] , waardoor de uitoefening van het gezag door die ouders onmogelijk was geworden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2: opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over haar gestelde gezag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in de periode van 8 juli 2019 tot en met 9 juli 2019 de minderjarige [naam slachtoffer] aan het gezag van haar ouders onttrokken. Tussen de verdachte en het slachtoffer hebben daarnaast in die periode seksuele handelingen plaatsgevonden, terwijl zij ten tijde van het bewezenverklaarde respectievelijk vijfentwintig en veertien jaar waren. De wetgever heeft het plegen van seksuele handelingen tussen volwassenen en kinderen onder de 16 jaar strafbaar gesteld, ook als dit met wederzijdse instemming gebeurt, zoals in dit geval. Minderjarigen verdienen namelijk op seksueel gebied bescherming tegen oudere, verder ontwikkelde personen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn psychische gesteldheid en de ervaringen uit zijn jeugd, zoals blijkt uit het hierna vermelde rapport van de psycholoog en hetgeen is besproken ter terechtzitting, acht de rechtbank het echter aannemelijk dat de verdachte de strafwaardigheid van zijn handelen slechts in beperkte mate heeft ingezien.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Psycholoog drs. L.R. Sutorius heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 1 oktober 2019. De psycholoog komt in zijn rapport tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een depressieve stoornis met melancholieke kenmerken en een ongespecificeerde trauma- en stressorgerelateerde stoornis en een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was bij de verdachte van bovenstaande sprake en om die reden adviseert de psycholoog de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten en aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 oktober 2019. De rechtbank heeft ook acht geslagen op dit rapport.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de omstandigheden dat [naam slachtoffer] zelf het initiatief heeft genomen om bij de verdachte te verblijven en dat het seksuele contact met instemming van [naam slachtoffer] heeft plaatsgevonden. De rechtbank komt daardoor uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Anders dan is geadviseerd ziet de rechtbank, gelet op het feit dat de verdachte voor zijn detentie al in een vrijwillig kader ambulant werd behandeld door Stichting onder een dak (STOED), geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. De ambulante behandeling bij STOED kan na detentie op vrijwillige basis worden voortgezet. Een contactverbod acht de rechtbank niet aangewezen, nu van een reëel risico op herhaling niet is gebleken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 48,90 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.500,- aan immateriële schade, beide vermeerderd met wettelijke rente. Ook vordert de benadeelde partij een contact- en locatieverbod.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat de aard en de omvang van de gestelde schade wordt betwist.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De benadeelde partij heeft verzocht om vergoeding van de door de moeder van de benadeelde partij gemaakte reis-, telefoon- en portokosten van in totaal € 48,90. Nu deze kosten niet door de benadeelde partij zelf zijn gemaakt, kunnen deze kosten niet worden aangemerkt als schade die aan de benadeelde partij is toegebracht in de zin van artikel 361, tweede lid onder b, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens psychisch letsel. Nu gebleken is dat de benadeelde partij reeds voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten kampte met psychische problemen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan of en zo ja welke klachten voortkomen uit deze feiten. De vordering van de immateriële schade is in zoverre onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Contact- en locatieverbod
De benadeelde partij vezoekt om een contact- en locatieverbod. Nu een contact- en locatieverbod geen schadevergoeding is, zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels niet-ontvankelijk zal worden verklaard en deels afgewezen, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 245 en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding in de vorm van een contact- en locatieverbod af en verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. W.H.S. Duinkerke en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2019.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 08 juli 2019 tot en met 09 juli 2019 te
Vlaardingen,
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005), buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het:
- betasten van en/of wrijven over de borsten en/of billen en/of vagina van die
[naam slachtoffer] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die
[naam slachtoffer] ;
2.
hij,
in of omstreeks de periode van 08 juli 2019 tot en met 09 juli 2019 te
Vlaardingen,
opzettelijk een minderjarige, te weten [naam slachtoffer] (geboren op
[geboortedatum slachtoffer] 2005) heeft onttrokken aan het wettig over haar gestelde gezag of aan
het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige
uitoefende,
immers heeft hij, verdachte, die [naam slachtoffer] in zijn, verdachtes, woning laten
verblijven zonder toestemming en/of medeweten van de ouders van die [naam slachtoffer] ,
waardoor de uitoefening van het gezag door die ouders onmogelijk was geworden;