ECLI:NL:RBROT:2019:8940

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
18 november 2019
Zaaknummer
10/131318-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van witwassen en het voorhanden hebben van wapens en munitie na verkeerscontrole

Op 30 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Venezuela en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van witwassen en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De zaak kwam aan het licht na een verkeerscontrole waarbij de verdachte en zijn medeverdachte werden aangehouden na een ANPR-hit. Tijdens de controle werd een aanzienlijk geldbedrag van €30.000,- en een versleutelde PGP-telefoon aangetroffen in de auto. Bij een doorzoeking van de vakantiewoning van de verdachte werden een machinepistool en een kogelpistool met munitie gevonden, waarvan het DNA van de verdachte op het magazijn van het machinepistool matchte. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de auto rechtmatig was, omdat de medeverdachte toestemming had gegeven. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging, die stelden dat de doorzoeking onrechtmatig was en dat er geen bewijs was voor de herkomst van het geld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met aftrek van voorarrest, en gelastte de teruggave van €330,- aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/131318-19
Datum uitspraak: 30 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Venezuela) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
woonachtig in het buitenland op het adres: [adres verdachte] (Spanje),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad,
raadsvrouw mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van de feiten 2 en 3

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 4
4.2.
Inleiding
Verbalisant [naam agent 1] krijgt op 29 mei 2019 de melding dat het Automatic Number Plate Recognition (ANPR) meetinstrument een hit gaf op het kenteken [kentekennummer] , behorende bij een Kia Picanto. De verbalisant [naam agent 1] ziet op 29 mei 2019 voornoemde Kia rijden, geeft aan de bestuurder een teken tot volgen en ziet dat de passagier over de bestuurder heen hing en een paar keer voorover bukte waarbij zijn hoofd niet meer zichtbaar was.
Bij de controleplaats te Brielle wordt het voertuig met twee inzittenden gecontroleerd, waarbij in het voertuig onder andere dertigduizend euro en een versleutelde Pretty Good Privacy (PGP) telefoon wordt aangetroffen. De bestuurder, medeverdachte [naam medeverdachte] , en de passagier, verdachte [naam verdachte] , worden aangehouden ter zake witwassen. Bij fouillering van [naam medeverdachte] blijkt dat hij ook in het bezit van een PGP telefoon is. De verdachte [naam verdachte] verklaart op recreatiepark [naam park] te [plaatsnaam] te verblijven. De sleutel behorende bij de vakantiewoning [woning] op recreatiepark [naam park] , gevestigd aan de [adres] te [plaatsnaam] , wordt in de fouillering van medeverdachte [naam medeverdachte] aangetroffen.
Op 3 juni 2019 worden tijdens een doorzoeking in vakantiewoning [woning] op vakantiepark [naam park] te [plaatsnaam] een machinepistool van het merk Skorpion, een kogelpistool van het merk Zoraki 917 met bijbehorende geluidsdemper en 50 stuks scherpe munitie aangetroffen. Op het magazijn behorende bij de machinepistool van het merk Skorpion worden sporen aangetroffen die matchen met het DNA-profiel van verdachte [naam verdachte] .
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig is geweest, omdat niet is gebleken dat er toestemming voor de doorzoeking is gegeven. Daarnaast is de controlebevoegdheid op grond van de Wegenverkeerswet 1994 gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven en heeft de verbalisant het verzoek tot doorzoeking van de auto gebaseerd op de etniciteit van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] . Na uitsluiting van het bij de doorzoeking van de auto verkregen bewijsmateriaal dient de verdachte te worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft subsidiair aangevoerd dat indien de verdachte niet wordt vrijgesproken, de verdediging de coördinator wenst te horen die volgens de verbalisanten [naam agent 2] en [naam agent 3] zou hebben verteld dat de ANPR-hit gerelateerd zou zijn met criminele activiteiten of drugsactiviteiten.
De raadsvrouw heeft meer subsidiair betoogd dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat niet kan worden vastgesteld dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf en er geen sprake is geweest van verbergen dan wel verhullen.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw voorts nog aangevoerd dat de resultaten van het DNA-onderzoek dienen te worden uitgesloten. Uit het dossier blijkt niet hoe de sporendragers zijn veiliggesteld en evenmin dat er onmiddellijk SIN-nummers aan de vuurwapens zijn toegekend. Er zijn processen-verbaal opgemaakt met verschillende proces-verbaalnummers. Daarnaast betwist de verdachte dat hij wist dan wel dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van de vuurwapens en de munitie in de woning en dat hij daarover kon beschikken.
4.3.2.
Beoordeling
Toestemming doorzoeking voertuig
Bij controle van genoemde auto hebben de verbalisanten aan de medeverdachte [naam medeverdachte] gevraagd of zij de auto mochten doorzoeken. Daargelaten of er op dat moment een verdenking bestond van enig strafbaar feit, stond het de verbalisanten vrij om te vragen of zij op basis van vrijwilligheid de auto mochten doorzoeken. Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [naam agent 2] , [naam agent 4] , [naam agent 5] en [naam agent 6] blijkt dat de medeverdachte [naam medeverdachte] op de vraag van [naam agent 4] heeft geantwoord dat “het geen probleem was” en later nogmaals heeft gezegd dat de verbalisanten mochten kijken. Gelet op de context waarin de medeverdachte deze uitlatingen - althans woorden van die strekking - heeft gedaan, heeft verbalisant [naam agent 4] deze mogen opvatten als toestemming voor doorzoeking van de (gehele) auto. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd levert de omstandigheid dat verbalisant [naam agent 4] desgevraagd zijn beheersing van de Engelse taal met een zes waardeert geen omstandigheid op die aan het aannemen van toestemming in de weg staat. Dat zou anders kunnen zijn als de Engels taalvaardigheid van deze verbalisant onvoldoende zou zijn maar uit deze verklaring blijkt juist het tegendeel. De rechtbank ziet dan ook geen reden voor twijfel of toestemming door de medeverdachte [naam medeverdachte] voor die doorzoeking is verleend. Het verweer mist daarmee feitelijke grondslag.
Nu de medeverdachte [naam medeverdachte] om toestemming voor de doorzoeking van zijn auto is gevraagd en hij die ook heeft verleend, hebben de verbalisanten niet onrechtmatig gehandeld door de auto te doorzoeken. Het proces-verbaal waarin de resultaten van die doorzoeking zijn verwoord kan dus worden gebruikt voor het bewijs.
ANPR-hit
De rechtbank heeft geen onregelmatigheden in de controle van de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] geconstateerd. Wat er ook zij van de gestelde onrechtmatige totstandkoming van de ANPR registratie en/of de gronden daarvoor, vast staat dat de verbalisanten van de medeverdachte [naam medeverdachte] als bestuurder van de auto met het kenteken [kentekennummer] inzage in zijn rijbewijs hebben gevorderd en hem laten blazen op de sniffer. Hiermee hebben de verbalisanten uitvoering gegeven aan de hun op grond van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 toekomende controlebevoegdheid.
Volgens vaste rechtspraak brengt de enkele omstandigheid dat bij deze controlebevoegdheid ook opsporingsbevoegdheden worden toegepast, zoals hier aan de orde, niet mee dat de controlebevoegdheid voor aan ander doel is gebruikt dan waarvoor deze is verleend. Van misbruik van bevoegdheden is dan ook geen sprake. Het hiervoor genoemde uitgangspunt lijdt slechts uitzondering indien de aanwending van de controlebevoegdheid uitsluitend wordt ingegeven door etnische of religieuze kenmerken van de bestuurder of andere inzittenden. Anders dan door de raadsvrouw betoogd blijkt daarvan niet. Reeds uit de hiervoor aangehaalde bevindingen van verbalisant [naam agent 1] blijkt van objectieve feiten en omstandigheden (herhaaldelijk uit het zicht bukken van de passagier over de bestuurder) zodat enkel daarom de stelling dat de verbalisanten uitsluitend afgegaan zijn op de etniciteit van de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] -wat daarvan ook zij- feitelijke grondslag mist.
Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om aan het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw tot het horen van de coördinator als getuige gevolg te geven.
Ten aanzien van feit 1
De verdachte heeft samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] een aanzienlijk contant geldbedrag voorhanden gehad. Het geldbedrag had een totale waarde van € 30.000,- en was verpakt in drie grote stapels met coupures van € 20,-. Het geld is in een tas onder de passagiersstoel in de auto aangetroffen. In het dashboardkastje van de auto lag verder een versleutelde PGP-telefoon en ook bij fouillering van de medeverdachte [naam medeverdachte] is een PGP-telefoon aangetroffen. Een PGP-telefoon is bedoeld om communicatie af te schermen. Daarnaast zijn in de woning waar de verdachte verbleef, wapens gevonden. In deze woning lagen ook 28 sporttassen, die in combinatie met vuurwapens en verdovende middelen, vaak in gebruik zijn bij uithalers van verdovende middelen uit de Rotterdamse haven. Voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leiden naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] betrokken zijn geweest bij de import van verdovende middelen en dat zij het bij hen in de auto aangetroffen contante geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - uit dit misdrijf hebben verkregen. De andersluidende verklaring van de verdachte dat het geld afkomstig zou zijn van de in- en verkoop van motoren, kan aan deze conclusie geen afbreuk doen, nu deze verklaring niet concreet en/of verifieerbaar is. De verdachte heeft immers nagelaten namen te noemen van de in- en verkopers en heeft zijn verklaring niet met stukken onderbouwd.
Ten aanzien van feit 4
In de vakantiewoning [woning] op vakantiepark [naam park] te [plaatsnaam] waar de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] verbleven, is op 3 juni 2019 omstreeks 15:45 uur in de slaapkamer op de eerste etage een machinepistool van het merk Skorpion aangetroffen en in de woonkamer een kogelpistool van het merk Zoraki 917 met bijbehorende geluidsdemper en 50 stuks scherpe munitie. Op het magazijn behorende bij de machinepistool van het merk Skorpion zijn sporen aangetroffen die matchen met het DNA-profiel van verdachte [naam verdachte] .
Het verweer van de raadsvrouw over het veiligstellen van de vuurwapens en het toekennen van de SIN-nummers mist feitelijke grondslag, omdat uit de processen-verbaal betreffende het onderzoek van de vuurwapens blijkt dat diezelfde middag om 17:00 uur de SIN-nummers aan de vuurwapens zijn toegekend.
De verklaring van de verdachte dat hij niet bewust was van de aanwezigheid van de aangetroffen wapens en munitie en dat hij daar geen beschikkingsmacht over had, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De vuurwapens en bijbehorende munitie zijn in de slaapkamer en de woonkamer van de woning aangetroffen. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] verbleven in deze woning, terwijl niet gesteld of gebleken is dat in deze woning ook andere personen verbleven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de aangetroffen wapen en bijbehorende munitie in de woning en dat hij hierover samen met medeverdachte [naam medeverdachte] de beschikkingsmacht had. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte] de wapens en de munitie voorhanden heeft gehad.
4.3.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 29 mei 2019, te Brielle, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag, te weten 30.000 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4
hij in de periode van 29 mei 2019 tot en met 03 juni 2019 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met een ander
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
en- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 van categorie III onder 1 van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1
onder 3 van die wet in de vorm van een pistool
en
- voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1
onder 4 van de Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
medeplegen van witwassen;
Feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is samen met medeverdachte [naam medeverdachte] vanuit het buitenland naar Nederland gekomen en heeft samen met deze [naam medeverdachte] in een auto een uit misdrijf afkomstig contant geldbedrag van € 30.000,- voorhanden gehad. Daarnaast heeft hij samen met [naam medeverdachte] in een vakantiewoning in [plaatsnaam] (automatische) vuurwapens, waaronder een Skorpion, en munitie voorhanden gehad.
Het voorhanden hebben van vuurwapens met bijbehorende munitie brengt grote veiligheidsrisico’s met zich mee. Het ongecontroleerde bezit daarvan verhoogt het risico op levensbedreigende geweldsdelicten. Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand, omdat witwassen het gebruik van uit criminaliteit verkregen inkomsten mogelijk maakt. De ernst van de feiten, en met name het bezit van dergelijke vuurwapens en munitie, rechtvaardigt de oplegging van een flinke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op een Spaans strafblad waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet daarbij geen aanleiding om van de strafeis af te wijken.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden en de hieronder weergegeven beslissing over het inbeslaggenomen geldbedrag, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 330,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
330,05 EUR (omschrijving: ibg dd 29 mei 2019).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij
op of omstreeks 29 mei 2019, te Brielle,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen van een geldbedrag, te weten 30.000 euro, de werkelijke
aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing
heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie
de rechthebbende op een geldbedrag, te weten 30.000 euro, was, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd geldbedrag, voorhanden
heeft gehad,
terwijl hij wist dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2
hij
in of omstreeks de periode van 29 mei 2019 tot en met 30 mei 2019 te
Rockanje, gemeente Westvoorne
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 1140,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaine, zijnde cocaine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij
op of omstreeks 30 mei 2019 te Rockanje, gemeente Westvoorne
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1936,4 gram, in elk geval een
hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 78,4 gram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij
in of omstreeks de periode van 29 mei 2019 tot en met 03 juni 2019
te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met (een) ander(en, althans
alleen
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
en/of
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 van categorie III onder 1 van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1
onder 3 van die wet in de vorm van een pistool
en/of
- voor dit/deze vuurwapen(s) geschikte munitie in de zin van artikel 1
onder 4 van de Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad;