In deze zaak, behandeld door de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] in [geboorteplaats minderjarige]. De minderjarige is sinds 29 januari 2018 onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De kinderrechter heeft op 14 januari 2019 gesproken met de ouders en de jeugdbeschermer, mevrouw [naam 1]. De GI heeft verzocht om de jeugdbeschermer nog negen maanden aan te houden, maar er zijn zorgen over het gebrek aan contact tussen [naam minderjarige] en haar moeder, [naam moeder]. De kinderrechter heeft besloten om zelf met [naam minderjarige] te spreken voordat hij een beslissing neemt.
Op 23 januari 2019 heeft de kinderrechter met [naam minderjarige] gesproken. Tijdens dit gesprek heeft zij aangegeven geen contact met haar moeder te willen, wat ook door haar vader wordt bevestigd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het goed gaat met [naam minderjarige] en dat er geen zorgen zijn over haar verzorging en opvoeding bij haar vader. Hij heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling niet bedoeld is om de omgang tussen moeder en kind te forceren als het verder goed gaat met het kind.
Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de GI om mevrouw [naam 1] als jeugdbeschermer aan te houden, afgewezen. De kinderrechter heeft zijn beslissing in begrijpelijke taal voor [naam minderjarige] opgeschreven en zal deze ook naar haar sturen, zodat zij deze kan lezen en bewaren. De beslissing is genomen op 31 januari 2019 en hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.