ECLI:NL:RBROT:2019:8938

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
18 november 2019
Zaaknummer
10/131312-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van witwassen en opzettelijk bezit van verdovende middelen en wapens

Op 30 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van witwassen, opzettelijk bezit van cocaïne, hasj, hennep, wapens en munitie. De verdachte werd op 29 mei 2019 aangehouden tijdens een verkeerscontrole, waarbij een ANPR-hit op zijn voertuig werd geregistreerd. Bij de controle werd een aanzienlijk geldbedrag van €30.000,- en een versleutelde PGP-telefoon aangetroffen. De verdachte en zijn medeverdachte werden vervolgens aangehouden op verdenking van witwassen. Tijdens doorzoekingen in vakantiewoningen van de verdachte werden aanzienlijke hoeveelheden drugs en wapens aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de staande houding en doorzoeking van de auto rechtmatig waren, aangezien de verdachte toestemming had gegeven. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onrechtmatige bewijsverkrijging, maar de rechtbank verwierp deze verweren. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en werd het in beslag genomen geldbedrag van €30.000,- verbeurd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, waaronder het bezit van vuurwapens en de implicaties voor de volksgezondheid door de handel in verdovende middelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/131312-19
Datum uitspraak: 30 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Groot-Brittannië) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
woonachtig in het buitenland op het adres:
[adres verdachte] (Groot-Brittannië),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. P.R. Hogerbrugge, advocaat te Vlaardingen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Verbalisant [naam agent 1] krijgt op 29 mei 2019 de melding dat het Automatic Number Plate Recognition (ANPR) meetinstrument een hit gaf op het kenteken [kentekennummer] , behorende bij een Kia Picanto. De verbalisant [naam agent 1] ziet op 29 mei 2019 voornoemde Kia rijden, geeft aan de bestuurder een teken tot volgen en ziet dat de passagier over de bestuurder heen hing en een paar keer voorover bukte waarbij zijn hoofd niet meer zichtbaar was.
Bij de controleplaats te Brielle wordt het voertuig met twee inzittenden gecontroleerd waarbij in het voertuig onder andere dertigduizend euro en een versleutelde Pretty Good Privacy (PGP)-telefoon wordt aangetroffen. De bestuurder, verdachte [naam verdachte] , en de passagier, verdachte [naam medeverdachte 1] , worden aangehouden ter zake witwassen. Bij fouillering van [naam verdachte] blijkt hij ook in het bezit te zijn van een PGP-telefoon. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] verklaart op recreatiepark [naam park 1] te [plaatsnaam 1] te verblijven. De sleutel behorende bij de vakantiewoning [woning 1] op recreatiepark [naam park 1] , gevestigd aan de [adres 1] te [plaatsnaam 1] , wordt in de fouillering van verdachte [naam verdachte] aangetroffen. Ook wordt in de fouillering van verdachte [naam verdachte] een toegangspas aangetroffen behorende bij een vakantiewoning, [woning 2] , op vakantiepark [naam park 2] , gevestigd aan de [adres 2] te [plaatsnaam 2] .
Op 30 mei 2019 is tijdens een doorzoeking in de vakantiewoning, [woning 2] , op vakantiepark [naam park 2] te [plaatsnaam 2] , medeverdachte [naam medeverdachte 2] , de echtgenote van de verdachte [naam verdachte] aanwezig. In de bij het chalet behorende schuur wordt in de magnetron een doos met 78,4 gram henneptoppen en 1913,1 gram plakken hasj aangetroffen. Achter de koelkast in de schuur wordt in een rode plastic tas een zakje met 133,9 gram cocaïne en een plak van 1006,5 gram cocaïne aangetroffen.
Op 3 juni 2019 worden tijdens een doorzoeking in vakantiewoning [woning 1] op vakantiepark [naam park 1] te [plaatsnaam 1] een machinepistool van het merk Skorpion, een kogelpistool van het merk Zoraki 917 met bijbehorende geluidsdemper en 50 stuks scherpe munitie aangetroffen. Op het magazijn behorende bij de machinepistool van het merk Skorpion worden sporen aangetroffen die matchen met het DNA-profiel van medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van het onder 1 en onder 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe primair aangevoerd dat er sprake is van meerdere onherstelbare vormverzuimen. Het langdurig opnemen van het kenteken ( [kentekennummer] ) in een ANPR-referentiebestand zonder een actuele en concrete verdenking is onrechtmatig geweest. Het stoppen van de auto heeft daarmee plaatsgevonden op grond van een onrechtmatige hit in het ANPR-systeem. De contolebevoegdheid op grond van de Wegenverkeerswet 1994 is bovendien uitsluitend gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is bedoeld, namelijk het opsporen van de gebruikers van de voertuigen van de heer [naam] . Er is derhalve gehandeld in strijd met het beginsel van détournement de pouvoir. Het naar aanleiding van deze controle verkregen bewijsmateriaal is dan ook onrechtmatig verkregen en dient van het bewijs te worden uitgesloten.
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat de daaropvolgende doorzoeking van het voertuig onrechtmatig is geweest omdat niet is gebleken wat precies de inhoud was van de door de verdachte gegeven toestemming voor de doorzoeking van de auto. Het als gevolg van deze onrechtmatige doorzoeking verkregen bewijsmateriaal dient eveneens te worden uitgesloten van het bewijs.
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdachte meer subsidiair betoogd dat de verdachte een aannemelijke en concrete verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het aangetroffen geld zodat niet kan worden vastgesteld dat het geld uit misdrijf afkomstig is. Ten aanzien van feit 4 was de verdachte niet bewust van de aanwezigheid van de aangetroffen wapens en munitie en had hij daar geen beschikkingsmacht over.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
Met betrekking tot de hiervoor weergegven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
ANPR-hit
De rechtbank heeft geen onregelmatigheden in de controle van de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte 1] geconstateerd. Wat er ook zij van de gestelde onrechtmatige totstandkoming van de ANPR registratie en/of de gronden daarvoor, vast staat dat de verbalisanten bevoegd zijn om in het kader van het toezicht op de naleving van de voorschriften gegeven bij of krachtens de Wegenverkeerswet (hierna: WVW) aan de verdachte als bestuurder van de auto met het kenteken [kentekennummer] op grond van artikel 160 WVW een stopteken te geven, inzage in zijn rijbewijs te vorderen en hem te laten blazen op de sniffer. Volgens vaste rechtspraak brengt de enkele omstandigheid dat bij deze controlebevoegdheid ook opsporingsbevoegdheden worden toegepast, zoals hier aan de orde, niet mee dat de controlebevoegdheid voor aan ander doel is gebruikt dan waarvoor deze is verleend. In zoverre treft het verweer geen doel.
Toestemming doorzoeking voertuig
Bij controle van genoemde auto heeft een van de verbalisanten aan de verdachte gevraagd of de auto mocht worden doorzocht. Daargelaten of er op dat moment een verdenking bestond van enig strafbaar feit, stond het de verbalisant vrij om te vragen of zij op basis van vrijwilligheid de auto mochten doorzoeken. Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [naam agent 2] , [naam agent 3] , [naam agent 4] en [naam agent 5] blijkt dat de verdachte op de vraag van [naam agent 3] heeft geantwoord dat “het geen probleem was” en later heeft hij nogmaals gezegd dat de verbalisanten mochten kijken. Gelet op de context waarin de verdachte deze uitlatingen - althans woorden van die strekking - heeft gedaan, heeft verbalisant [naam agent 3] deze mogen opvatten als toestemming voor doorzoeking van de (gehele) auto. De rechtbank ziet dan ook geen reden voor twijfel of toestemming door de verdachte voor die doorzoeking is verleend. Het verweer mist daarmee feitelijke grondslag.
Nu de verdachte om toestemming voor de doorzoeking van zijn auto is gevraagd en hij die ook heeft verleend, hebben de verbalisanten niet onrechtmatig gehandeld door de auto te doorzoeken. Het proces-verbaal waarin de resultaten van die doorzoeking zijn verwoord kan dus worden gebruikt voor het bewijs.
Ten aanzien van feit 1
De verdachte heeft samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] een aanzienlijk contant geldbedrag voorhanden gehad. Het geldbedrag had een totale waarde van € 30.000,- en was verpakt in drie grote stapels met coupures van € 20,-. Het geld is in een tas onder de passagiersstoel in de auto aangetroffen. In het dashboardkastje van de auto lag verder een versleutelde PGP-telefoon en ook bij fouillering van de verdachte is een PGP-telefoon aangetroffen. Een PGP-telefoon is bedoeld om communicatie af te schermen. In de woningen waar de verdachte verbleef, zijn drugs en wapens gevonden. In één van deze woningen lagen ook 28 sporttassen, die in combinatie met vuurwapens en verdovende middelen, vaak in gebruik zijn bij uithalers van verdovende middelen uit de Rotterdamse haven. Daar komt bij dat de verdachte tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij naar Nederland is gekomen om voor de mensen voor wie hij toen werkte bepaalde dingen te doen, dat hij daarvoor betaald is en dat het werk op de dag van zijn aanhouding is gestopt. Deze mensen zouden, aldus de verdachte, ook de wapens in zijn woning hebben neergelegd. Voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, leiden naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte 1] betrokken zijn geweest bij de import van verdovende middelen en dat zij het bij hen in de auto aangetroffen contante geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - uit dit misdrijf hebben verkregen. De andersluidende verklaring van de verdachte dat het geld afkomstig zou zijn van de in- en verkoop van motoren, kan aan deze conclusie geen afbreuk doen, nu deze verklaring niet concreet en/of verifieerbaar is. De verdachte weigert immers namen te noemen van de in- en verkopers en heeft nagelaten zijn verklaring met stukken te onderbouwen.
Ten aanzien van feit 4
Als gezegd is in de vakantiewoning [woning 1] op vakantiepark [naam park 1] te [plaatsnaam 1] waar de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] verbleven, in de slaapkamer op de eerste etage een machinepistool van het merk Skorpion aangetroffen en in de woonkamer een kogelpistool van het merk Zoraki 917 met bijbehorende geluidsdemper en 50 stuks scherpe munitie. Op het magazijn behorende bij de machinepistool van het merk Skorpion zijn sporen aangetroffen die matchen met het DNA-profiel van medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
De verklaring van de verdachte dat hij zich niet bewust was van de aanwezigheid van de aangetroffen wapens en munitie in de woning en dat hij daar geen beschikkingsmacht over had, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Uit voormelde verklaring van de verdachte die hij tegenover de rechter-commissaris heeft afgelegd blijkt dat de verdachte wist dat de wapens in die woning lagen. Nu daarnaast de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte 1] in de woning verbleven, terwijl niet gesteld of gebleken is dat in deze woning ook andere personen verbleven, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en [naam medeverdachte 1] de beschikkingsmacht over de wapens en de munitie hadden. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] de wapens en de munitie voorhanden heeft gehad.
4.2.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 29 mei 2019, te Brielle, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag, te weten 30.000 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2
hij in de periode van 29 mei 2019 tot en met 30 mei 2019 te [plaatsnaam 2] , gemeente Westvoorne tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk aanwezig heeft gehad 1140,4 gram van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij in de periode van 29 mei 2019 tot en met 30 mei 2019 te [plaatsnaam 2] , gemeente Westvoorne tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
1913,1gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en 78,4 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
hij in de periode van 29 mei 2019 tot en met 03 juni 2019 te [plaatsnaam 1] , tezamen en in vereniging met een ander
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
en
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 van categorie III onder 1 van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1
onder 3 van die wet in de vorm van een pistool
en
- voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1
onder 4 van de Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
medeplegen van witwassen;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] vanuit het buitenland naar Nederland gekomen en heeft samen met [naam medeverdachte 1] in een auto een uit misdrijf afkomstig contant geldbedrag voorhanden gehad. Daarnaast heeft hij samen met [naam medeverdachte 1] in een vakantiewoning in [plaatsnaam 1] (automatische) vuurwapens, waaronder een Skorpion, en munitie voorhanden gehad. Ook heeft de verdachte zich samen met zijn echtgenote, de medeverdachte [naam medeverdachte 2] , schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van 1140,4 gram cocaïne, 1913,9 gram hasj en 78,4 gram hennep. Het bezit van dergelijke hoeveelheden verdovende middelen is een sterke aanwijzing dat deze bestemd moeten zijn geweest voor de (verdere) vespreiding en handel ervan.
Door het beschikbaar hebben en het gebruik van cocaïne, een stof die sterk verslavend werkt, wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Daarnaast ontstaat door de daaraan vervolgens verbonden handel in harddrugs schade en overlast in de samenleving, aangezien deze handel in het algemeen ook gepaard pleegt te gaan met andere vormen van criminaliteit
Ook het voorhanden hebben van vuurwapens met bijbehorende munitie brengt grote veiligheidsrisico’s met zich mee. Het ongecontroleerde bezit daarvan verhoogt het risico op levensbedreigende geweldsdelicten. Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand, omdat witwassen het gebruik van uit criminaliteit verkregen inkomsten mogelijk maakt. De ernst van de feiten, en met name het bezit van dergelijke vuurwapens en munitie, rechtvaardigt de oplegging van een flinke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de blanco Nederlandse, Spaanse en Engelse strafbladen, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet daarbij geen aanleiding om van de strafeis af te wijken.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden en de hieronder weergegeven beslissing over de inbeslaggenomen goederen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen geldbedrag van € 30.000,- zal worden verbeurd verklaard, nu het onder 1 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit geldbedrag is begaan.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 265,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1:
30.000 EUR (omschrijving: ibg dd 29-5-2019 goednummer [nummer 1] )
- gelast de teruggave aan verdachte van:
265 EUR (omschrijving: ibg dd 29-5-2019 [nummer 2] ).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij
op of omstreeks 29 mei 2019, te Brielle,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen van een geldbedrag, te weten 30.000 euro, de werkelijke
aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing
heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie
de rechthebbende op een geldbedrag, te weten 30.000 euro, was, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd geldbedrag, voorhanden
heeft gehad,
terwijl hij wist dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2
hij
in of omstreeks de periode van 29 mei 2019 tot en met 30 mei 2019 te
[plaatsnaam 2] , gemeente Westvoorne
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 1140,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaine, zijnde cocaine
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij
in of omstreeks de periode van 29 mei 2019 tot en met 30 mei 2019 te
[plaatsnaam 2] , gemeente Westvoorne
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1936,4 gram, in elk geval een
hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 78,4 gram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij
in of omstreeks de periode van 29 mei 2019 tot en met 03 juni 2019
te [plaatsnaam 1] , tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
en/of
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 van categorie III onder 1 van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1
onder 3 van die wet in de vorm van een pistool
en/of
- voor dit/deze vuurwapen(s) geschikte munitie in de zin van artikel 1
onder 4 van de Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad;