ECLI:NL:RBROT:2019:8914

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
10/960173-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van 1125 kilogram cocaïne verborgen in bevroren vis

Op 8 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van 1125 kilogram cocaïne, verstopt in een partij bevroren vis uit Ecuador. De verdachte, die preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.M. Koers. Tijdens de zittingen in oktober en november 2019 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder de ontdekking van de cocaïne door de douane. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de vis, maar dat hij wel een cruciale rol had gespeeld in de invoer en het transport van de partij vis. De rechtbank sprak de verdachte vrij van twee andere ten laste gelegde feiten, maar verklaarde het eerste feit, de invoer van cocaïne, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de grootschalige drugshandel, en legde een zware straf op om de ernst van de situatie te onderstrepen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960173-18
Datum uitspraak: 8 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie de Schie,
raadsvrouw mr. M.M. Koers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 11, 15, 16 en 17 oktober en 1 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. B.S. van Unnik en G. Sannes hebben gevorderd:
  • vrijspraak van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 2 en 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken. De rechtbank ziet in de beschikbare bewijsmiddelen geen aanleiding om (ambtshalve) tot een ander oordeel te komen.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Algemene overweging
De betekenis die aan de bewijsmiddelen in een concrete strafzaak kan worden toegekend, wordt mede bepaald door het bredere kader van de strafzaak waarbinnen het bewijs moet worden beoordeeld. In deze zaak is dat de ontdekking door de douane van 1125 kilogram cocaïne in een partij bevroren vis, afkomstig uit Zuid-Amerika. Deze cocaïne is door de douaneambtenaren voor het overgrote gedeelte verwijderd, maar daar zijn op dat moment alle verdachten onkundig van gebleven.
Alle verdachten hebben zich gedurende de eerdere verhoren, en voor zover aanwezig ter zitting ook daar, geheel of gedeeltelijk beroepen op het zwijgrecht. Dit heeft tot gevolg dat de inhoud van een deel van de bewijsmiddelen tevens moet worden beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm die uit de betreffende bewijsmiddelen volgt.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging van [naam verdachte] heeft naar voren gebracht dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de partij cocaïne in de door hem in Ecuador bestelde partijen vis. [naam verdachte] is niet in of bij de containers vis in de loods in Zaandam aangetroffen waar de zes medeverdachten wel zijn aangetroffen. Er is geen enkel bewijs dat [naam verdachte] contact heeft gehad met de zes andere verdachten in deze zaak. Er is evenmin bewijs dat [naam verdachte] het adres van de loods in Zaandam aan de chauffeur heeft verstrekt. Uit de bewijsmiddelen is, kortom, niet af te leiden dat [naam verdachte] enige betrokkenheid bij, of vorm van wetenschap heeft gehad over de hem verweten invoer van 1125 kilogram cocaïne.
[naam verdachte] heeft pas tijdens de behandeling van de strafzaak ter zitting een inhoudelijke verklaring afgelegd. In de kern komt die verklaring neer op het volgende. Een derde, [naam 1] , is de persoon die achter het (cocaïne)transport moet zitten. [naam 1] kende volgens [naam verdachte] op basis van gesprekken met [naam verdachte] alle details van de aankoop van de partij vis. Ook zou het optreden van [naam 1] een verklaring vormen voor de inhoud van (een deel van) de zich in het dossier bevindende e-mailberichten die vanaf een ander emailadres in formeler taalgebruik zijn verzonden en ondertekend met de naam [naam verdachte] . [naam 1] zou de partij vis in de container met nummer [containernummer 1] hebben gekocht van [naam verdachte] voor een nog nader te bepalen koopsom en een handaanbetaling hebben gedaan van 10.000,- euro. [naam 1] moet het verbindende element zijn tussen de schakels in dit transport, aldus de verdediging.
4.2.3.
Beoordeling
Hierna zal de rechtbank allereerst puntsgewijs uiteenzetten wat er bekend is geworden over de achtereenvolgende aspecten van de aankoop en invoer van deze partij vis, de verdere gang van zaken met betrekking tot het vervoer naar Zaandam op 20 juli 2018 en de bevindingen met betrekking tot loods in Zaandam. Het gaat bij dat laatste om de aanwezigheid van de zes andere verdachten in de loods en de aldaar aangetroffen situatie.
De invoer van cocaïneOp vrijdag 6 juli 2018 ontving het FIOD HARC Team Rotterdam van de Amerikaanse autoriteiten de onderstaande informatie.
‘Information indicates that the following containers are currently transporting a multi-hundred kilogram cocaine shipment to the Netherlands: [containernummer 1] , [containernummer 2] and [containernummer 3].’
Vervolgens ontving het FIOD HARC Team Rotterdam informatie dat de drie containers aan boord stonden van het ‘ [naam schip] ’. Dat schip kwam op 5 juli 2018 de haven binnen in Rotterdam bij Uniport.
De
Bill of Ladingbehorend bij dit vervoer vermeldt dat het schip [naam schip] afkomstig was uit de haven Guayaquil te Ecuador, met als bestemming Rotterdam. Verder vermeldt de
Bill of Ladingdat de exporteur van de drie hiervoor genoemde containers betreft ‘ [naam bedrijf 1] .’ De ontvanger van de containers betreft ‘ [naam bedrijf 2] ’ (hierna: [naam bedrijf 2] ).
De drie containers bevatten als lading bevroren vis. Volgens de
Waybillworden de drie containers afgehandeld in Nederland door [naam bedrijf 3] te Schiphol-Rijk (hierna: [naam bedrijf 3] ). De totale lading bevat 5500 kartonnen dozen met bevroren vis. Twee van de drie containers bevatten 1833 kartonnen dozen en één container bevat 1834 dozen.
Op grond van de hiervoor vermelde informatie werd door de Douane Rotterdam een controle ingesteld van de drie containers. Nadat de drie containers door de scan werden gehaald, bleek één container afwijkende beelden te laten zien. Deze container, met nummer [containernummer 1] , werd vervolgens aan een nader onderzoek onderworpen. Hierbij werden uiteindelijk in 375 dozen - alle met het rode opschrift ‘80-100’ - tussen de bevroren visverstopte pakketten aangetroffen. Elke van deze 375 dozen bevatte drie pakketten van ongeveer één kilo per pakket aangetroffen, dus in totaal 1125 pakketten met cocaïne. De betreffende pakketten zijn door de Douane verwijderd. Daarna werd een monster teruggeplaatst van circa 10 gram cocaïne, gelabeld ‘ [naam label] ’. Alles werd vervolgens in oorspronkelijke staat teruggebracht. Uit deze 1125 pakketten zijn 30 monsters genomen. Door het Douane Laboratorium in Amsterdam zijn al deze monsters getest als cocaïne.
De verdachte is koper van de partij en importeurUit een inbeslaggenomen factuur blijkt dat de verkoper het bedrijf [naam bedrijf 1] . uit Ecuador is en dat [naam bedrijf 2] de koper is. De koopprijs van de zending is $ 125.250,-. Vanaf februari 2018 heeft [naam verdachte] over de aankoop van de vis via de e-mail overlegd met de verkoper.
Uit de vrachtdocumenten komt, zoals al beschreven, als ontvanger van de drie containers [naam bedrijf 2] naar voren. Uit onderzoek in de registers van de Kamer van Koophandel (KvK: [Kvk-nummer 1] ) komt naar voren dat deze rechtspersoon is opgericht op 23 april 2012 en als bestuurder staat vermeld: [naam bedrijf 2] , [vestigingsadres] , [vestigingsplaats] (KvK: [Kvk-nummer 2] ). Deze stichting heeft al geruime tijd [naam verdachte] als enige bestuurder.
Uit het klantdossier van [naam bedrijf 2] , gevorderd bij [naam bedrijf 3] blijkt onder andere dat het telefoonnummer van [naam bedrijf 2] het nummer [telefoonnummer 1] is.
Op het formulier ‘Veterinair certificaat naar EU’, dat behoort bij de
Bill of Lading, staat bij de geadresseerde (ontvanger van de lading) vermeld: [naam bedrijf 2] […], telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit telefoonnummer staat op naam van: [naam vader verdachte] , de vader is van [naam verdachte] . De heer [naam vader verdachte] is geboren op [geboortedatum] en overleden op 31 oktober 2010.
Op maandag 16 juli 2018 meldde [naam verdachte] zich bij [naam bedrijf 4] voor ophalen van een of meer dozen vis uit de partij bevroren vis. [naam verdachte] heeft bij [naam bedrijf 4] aangegeven dat hij monsters wil van de bevroren vis uit de container met nummer [containernummer 1] . In deze container zijn de dozen met vis aangetroffen waarin de cocaïne verstopt zat.
Op woensdag 18 juli 2018 heeft [naam bedrijf 3] een tweetal spoedbetalingen van [naam bedrijf 2] ontvangen. Het totaalbedrag is € 19.363,59 en deze zijn gedaan vanaf SNS rekeningnummer [rekeningnummer] , de rekening van [naam bedrijf 2] .
Op 23 februari 2018 ontving [naam verdachte] twee
Proforma Invoicesvan
[e-mailadres]. De eerste
Proforma Invoice, datum 22 februari 2018, was voorzien van het nummer: [nummer 1] met als goederen omschrijving: ‘
2000 cartons of hake fillets with skin, sizes and details: 10 kg net weight per carton, block frozen […] QTY 20.000 KG’. De tweede
Proforma Invoice, datum 22 februari 2018, was voorzien van het nummer: [nummer 2] met als goederenomschrijving: ‘
3500 cartons of HGT hake, sizes and details: 10 kg net weight per carton, block frozen […] QTY 35.000 KG’.
Als btw-identificatienummer op de hierboven gevoegde
Proforma Invoicesstaat het RUG nummer [RUG-nummer] . Dit is het btw-identificatienummer van het bedrijf [naam bedrijf 1] . Deze facturen komen qua kenmerken en aantallen overeen met de zending van 3500 dozen waartoe ook de dozen met bevroren vis behoren waarin de pakketten met daarin cocaïne zijn aangetroffen.
Het transport naar de ongekoelde loods in Zaandam
Op 20 juli 2018 heeft [naam verdachte] contact met [naam bedrijf 4] over het vervoer van vis uit de container [containernummer 1] (waarin de cocaine werd aangetroffen). Tegenover [naam bedrijf 4] heeft hij telefonisch bevestigd dat de chauffeur [naam 2] een deel van de lading zou vervoeren naar een nader te bepalen bestemming in Zaandam.
Hierna zal de rechtbank de later op 20 juli 2018 in de loods in Zaandam aangehouden zes andere verdachten aanduiden met hun achternaam.
Eerder die dag werd door het observatieteam van de politie eenheid Rotterdam (hierna: OT) waargenomen dat de partij diepgevroren vis (afkomstig uit de container waarin de cocaïne werd aangetroffen) werd opgehaald bij het bedrijf [naam bedrijf 4] door een vrachtwagencombinatie. Door het OT werd waargenomen dat de dozen met vis ongeopend op ingesealde pallets stonden. Omstreeks 14:00 uur meldde het OT dat er waarnemingen werden gedaan die wezen op een contra-observatie bij [naam bedrijf 4] . Het ging volgens het OT om een grijze Volkswagen Caddy met kenteken [kentekennummer 1] (hierna: de Caddy) waarvan het kenteken op dat moment op naam stond van [naam medeverdachte 1] . De Caddy werd door het OT meerdere malen rond [naam bedrijf 4] gezien en bleef, zo beschrijft het proces-verbaal, voor de deur ‘hangen’.
Omstreeks 14:10 uur was de vrachtwagen volledig geladen en vertrok. Daarbij werd gezien door het OT dat naast de eerdergenoemde Caddy ook een groene Ford Focus, met kenteken [kentekennummer 2] achter de vrachtwagen aanreed. Het kenteken van deze Ford stond op dat moment op naam van [naam medeverdachte 2] .
Omstreeks 14:45 uur reed de vrachtwagen op de A4 richting Amsterdam. Omstreeks 15:35 uur reed de vrachtwagen de [straatnaam] te Zaandam op. De Caddy reed hier eveneens, stopte daar nabij perceel 48 en reed weer door. De vrachtwagen parkeerde op de rijbaan voor perceel 48. Op de camerabeelden, gemaakt door het OT, werd [naam medeverdachte 1] opnieuw herkend als de bestuurder en [naam medeverdachte 3] als bijrijder van de Caddy. Rond 15:45 uur stond de vrachtwagen voor het pand aan de [adres delict] in Zaandam en werd de zending gelost door [naam medeverdachte 4] . Dit pand bleek een loods te zijn zonder een koel- of (diep)vriesinstallatie. Omstreeks 18.29 uur stopte een bestelauto van het merk Nissan, type Primastar, kleur wit voor het pand [adres delict] te Zaandam. Er stapten vijf mannen uit. De mannen gingen met bruine, opgevouwen kartonnen dozen het pand in, waarna de deur werd gesloten. Omstreeks 19.00 uur werd het pand betreden door een Arrestatieteam van de Dienst Speciale Interventies. In de loods werden de zes andere verdachten aangehouden.
De onder [naam verdachte] in beslag genomen mobiele telefoon bevat onder meer de applicatie ‘
signal’, waardoor gesprekken kunnen worden beveiligd ten opzichte van derden en de applicatie ‘
don’t touch’ waarmee foto’s video’s notitie etc. kunnen worden vergrendeld ten opzichte van derden.
Uit het onderzoek is niet gebleken van enig verdere overeenkomst en/of transactie met betrekking tot de bij [naam bedrijf 3] opgeslagen partijen vis. Datzelfde geldt voor de partij bevroren vis die op 20 juli 2018 vervoerd werd naar Zaandam.
Gebruikt zwijgrecht in de opsporingsfase en beoordeling van de op de zitting afgelegde verklaring
Aan [naam verdachte] zijn tijdens de politieverhoren, maar ook ter zitting, alle relevante bevindingen uit het opsporingsonderzoek voorgehouden, zoals bijvoorbeeld de e-mails met de leverancier van de partij vis, de betalingen en de contacten met de douane-agent en medewerkers van koelopslag in Hazerswoude. Hij heeft hierop niet willen reageren; pas ter zitting heeft hij een verklaring afgelegd.
De rechtbank dient vast te stellen of [naam verdachte] een rol gehad in dit strafbare feit, en zo ja: welke rol? In algemene zin wordt door de rechtbank voorop gesteld dat een verklaring van een verdachte in zijn algemeenheid aan geloofwaardigheid wint als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd en daarna bevestiging vindt in latere getuigenverklaringen van objectieve derden en/of in technische onderzoeksresultaten. Verder kunnen de algemene (on)waarschijnlijkheid, (on)verklaarbaarheid of mate van voorstelbaarheid van de verklaring van een verdachte over de feiten op de tenlastelegging een rol spelen bij het waarderen van die verklaring. In deze zaak leidt dat tot het volgende.
[naam verdachte] heeft diepgevroren vis gekocht bij de leverancier [naam bedrijf 1] . In een van de drie containers is bij aankomst in Nederland 1125 kilogram cocaïne aangetroffen. [naam verdachte] heeft in het verlengde van die aankoop opdracht gegeven tot het vervoer van de drie containers naar Nederland. Hij heeft aan de vervoerder en de cargadoor/douane-agent [naam bedrijf 3] betalingen gedaan voor het transport, de inklaring en de opslag van de partij vis ter zake de container met de dozen vis met cocaïne. Ook heeft [naam verdachte] er voor zorg gedragen dat juist deze container is vervoerd naar Zaandam. Bij dat transport is aanvankelijk geen exact adres vermeld op de CMR. In de e-mailcontacten tussen [naam verdachte] en het transportbedrijf [naam bedrijf 5] is alleen de plaatsnaam Zaandam vermeld. [naam verdachte] gebruikte bij dit alles een telefoonnummer dat op naam staat van zijn reeds jaren geleden overleden vader. Op 20 juli 2018 regelt [naam verdachte] uitsluitend het verdere transport van de container met dozen vis waarin eerder de 1125 kilogram cocaïne was aangetroffen. Tijdens het vervoer is door [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] (voor een deel) de vervoersbeweging van Hazerswoude naar Zaandam en het uitladen in Zaandam in de gaten gehouden, in elk geval een zeer relevant gedeelte daarvan. Ook een auto op naam van [naam medeverdachte 2] reed op enige afstand achter de vrachtwagen aan op het moment dat de vrachtwagen met de lading vis vertrok bij [naam bedrijf 3] in Hazerswoude. Uit de verdere gang van zaken blijkt dat de betreffende container is afgeleverd op de exacte plaats waar later die dag de zes andere verdachten met de lading bevroren vis uit die container aan de slag zijn gegaan. De aangetroffen feitelijke situatie in de loods laat zien dat het de bedoeling is geweest om de blokken bevroren vis open te hakken/slaan, met als doel de cocaïne er uit te kunnen halen. De dozen die in de loods al waren geopend, waren dozen met rode cijfers erop. Dit is een opvallend detail, dat eerder al door de opsporingsambtenaren was opgemerkt: alleen in dozen bevroren vis met een dergelijk opschrift werden drie (kilo)pakketten cocaïne aangetroffen.
In het gehele dossier is geen enkele aanwijzing aangetroffen voor het bestaan van de pas door [naam verdachte] voor het eerst op zitting genoemde derde, genaamd [naam 1] . Ook is [naam verdachte] niet in staat gebleken enige nadere, laat staan toetsbare, informatie te verschaffen over deze [naam 1] . Er is geen enkele vorm van berichtenverkeer en/of van telefoongegevens aangetroffen of door de verdediging verstrekt tussen [naam 1] en [naam verdachte] . Evenmin zijn er foto’s of andere afbeeldingen van [naam 1] aangetroffen in het dossier of ingebracht door de verdediging, terwijl [naam verdachte] toch melding heeft gemaakt van een sociaal verkeer tussen hem en [naam 1] naast de onderlinge zakelijke contacten. Ter zitting heeft [naam verdachte] verklaard dat [naam 1] alleen met hem communiceerde via Signal, dus op een wijze die geen enkel (technisch) spoor achter heeft gelaten. De overige betrokkenen bij het transport tussen de koelopslag te Hazerswoude en de loods in Zaandam hebben niets verklaard dat wijst op het bestaan van deze [naam 1] . Ook door [naam verdachte] zijn in het geheel geen verifiëerbare gegevens van deze [naam 1] bekend gemaakt. Met betrekking tot de door [naam verdachte] beschreven zakelijke afspraken tussen hem en [naam 1] is niets aannemelijk gemaakt. Er zijn -bij voorbeeld- geen stukken ter zake zakelijke transacties overgelegd, en met name (ook) niet over de koopovereenkomst met betrekking tot de partij vis, maar ook niet over de financiële aspecten ervan.
Bij deze stand van zaken houdt de rechtbank deze verklaring, afgelegd in deze fase van het proces en in het geheel niet onderbouwd dan ook als ongeloofwaardig. De rechtbank heeft geen enkel aanknopingspunt gevonden voor het bestaan van [naam 1] , anders en naast de enkele verklaring van verdachte. De enige verklaring die op basis van de bewijsmiddelen in deze strafzaak dan overblijft is die van de tenlastelegging: dat het verdachte is die een volwaardige rol heeft in dit cocaïnetransport.
Medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en), een samenwerking die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. Van medeplegen is niet alleen sprake bij vormen van gelijktijdig handelen (daadwerkelijk uitvoeren), maar van medeplegen kan ook sprake zijn indien in de fase die voorafgaat aan het uitvoeren in afdoende mate blijkt van een gezamenlijk plan. Het is onder die omstandigheden niet nodig dat komt vast te staan dat verdachte weet heeft van de gedragingen die later in het traject door zijn mededaders worden verricht.
Uit de hiervoor beschreven gang van zaken met betrekking tot het vervoer naar Zaandam blijkt van een gezamenlijk plan. Het geheel van achtereenvolgens akkoord geven voor het transport, het inladen van de container, het vervoeren, het aansluiten van de Caddy en Ford etc. toont een proces van handelen dat naadloos op elkaar aansluit. Met andere woorden: deze feitelijke handelingen tonen een gezamenlijke uitvoering die vooraf moet zijn afgestemd. Er is dus, gelet op het bovenstaande, wettig en overtuigend bewijs van het nauwe samenhang tussen de feitelijke, delict gerelateerde, gedragingen van de zes andere verdachten en die van [naam verdachte] . Op grond daarvan kan medeplegen ten aanzien van de invoer worden bewezen.
De concrete rol van de zes andere verdachten bij de tenlastegelegde invoer van cocaïne leidt de rechtbank af uit de onder bijlage II in het bewijsoverzicht opgenomen feiten en omstandigheden. De rol van deze zes verdachten bestond in ieder geval uit het toezicht houden op het vervoer naar de loods en/of het aldaar gezamenlijk openbreken van de lading bevroren vis. Zij waren daarmee aanwezig op een voor de feitelijke voltooiing van de aflevering van de cocaïne essentieel moment. De rechtbank is van oordeel dat gelet op al het voorgaande sprake is van een voor medeplegen voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [naam verdachte] en de zes medeverdachten.
Verlengde invoer
Echter, omdat de cocaïne al na de controle in de haven is weggehaald, met uitzondering van een klein gedeelte ervan, kan alleen bij [naam verdachte] de invoer van de volledige 1125 kilogram bewezen worden verklaard. Hij was immers rechthebbende op het transport op het moment dat de container met daarin bevroren vis en 1125 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland kwam. Voor wat betreft de andere verdachten geldt het volgende.
Uit de tekst van artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet in verbinding met artikel 1 lid 4 van de Opiumwet volgt dat als strafbare vorm van het invoeren van verdovende middelen niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van verdovende middelen na de feitelijke invoer. De rechtbank is van oordeel dat ook het openhakken van de dozen met diepgevroren vis hieronder begrepen dient te worden. Het betreft handelen dat erop was gericht om de cocaïne na de feitelijke invoer binnen het grondgebied van Nederland en opslag bij [naam bedrijf 3] vrij beschikbaar te krijgen voor verdere handelingen die waren gericht op het verdere vervoer en/of de opslag en/of de aflevering, de ontvangst en/of de (verdere) overdracht van deze (kilo)pakketten verdovende middelen in het criminele drugshandelcircuit. De zes verdachten die in de loods zijn aangetroffen, waren overduidelijk begonnen met, naar wat zij dachten, deze pakketten cocaïne uit de bevroren vis te halen. De enkele omstandigheid dat de dozen vis al gedurende (ongeveer) 14 dagen in Nederland in diepgevroren toestand werden bewaard, maakt dat niet anders. Daar komt nog bij dat de inklaring pas kort voor het verdere transport naar Zaandam door [naam verdachte] in orde was gemaakt. Gelet op het bovenstaande is er tot en met de handelingen in de loods in Zaandam sprake van de ‘verlengde invoer’ van deze verdovende middelen.
Bij dit alles dient de rechtbank door deze feitelijke gang van zaken rekening te houden dat deze verlengde invoer voor de zes andereverdachten uitsluitend betrekking kan hebben op het geringe gedeelte van de cocaïne dat was achtergebleven (terugplaatsmonster). Over de gevolgen die dit behoort te hebben voor de strafmaat, komt de rechtbank hierna terug bij het bepalen van de strafmaat voor de zes medeverdachten.
Uit deze combinatie van bewijsmiddelen volgt dat deze zes verdachten moeten hebben geweten dat het ging om het uit de bevroren vis vrijmaken van een hele grote hoeveelheid cocaïne. Immers, per ‘bewerkte’ doos bevroren vis zou er drie kilogram cocaïne beschikbaar komen, en er waren meerdere personen aanwezig in de loods die met de aldaar aanwezige hamers en beitels de dozen met vis konden openhakken. Daarbij betrekt de rechtbank in zijn overwegingen dat in zijn algemeenheid moet worden aangenomen dat de belanghebbenden bij een cocaïnetransport zowel aan de verzend- als aan de ontvangstkant op de hoogte zijn van hetgeen wordt geleverd, en hoe dat verder zijn vorm krijgt. Het is moeilijk voorstelbaar dat zij het risico (willen) lopen dat hun cocaïne in handen komt van een onwetende ontvanger, zij het dat dit onder bijzondere omstandigheden uiteraard anders kan zijn. Dergelijke bijzondere omstandigheden doen – gelet op hetgeen in het vorenstaande is overwogen – zich dat niet voor met betrekking tot [naam verdachte] en de zes andere verdachten .
4.2.4.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 5 juli 2018 tot en met 20 juli 2018
te Rotterdam en Hazerswoude-Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en
Zaandam (gemeente Zaanstad) ,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1125
kilogram cocaïne (netto gewicht), zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij
Opiumwet behorende lijst I,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van een zeer grote hoeveelheid cocaïne, die verborgen zat in pakketten met bevroren vis in een container uit Ecuador. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte in elk geval verantwoordelijk is geweest voor het vervoer van de cocaïne naar Nederland. Verder heeft hij er zorg voor gedragen dat deze lading vis met cocaïne naar de loods in Zaandam is vervoerd. In die loods wilde men de partij cocaïne uit de vis halen. De verdachte heeft op deze wijze een cruciale rol gehad bij de invoer van de cocaïne.
De bij de controle door de Douane aangetroffen hoeveelheid cocaïne van 1125 kilo was van dien aard dat die bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en grootschalige illegale handel in cocaïne. De verdachte heeft zich aldus begeven op het terrein van grootschalige internationale handel in verdovende middelen en daarmee bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit van de handel in harddrugs.
Door harddrugs zoals cocaïne wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd en invoer en verdere handel in harddrugs leiden vaak tot andere ernstige vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was in zijn handelen slechts uit op financieel gewin. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 juni 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De straffen dienen zodanig streng te zijn dat zij in afdoende mate het zeer ernstige en verwerpelijke karakter van het strafbare handelen onderstrepen, en dienen er tevens toe om verdachte in de toekomst, maar ook anderen, ervan te weerhouden soortgelijke feiten te gaan plegen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank bovendien gelet op straffen die in andere, min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
In strafverzwarende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte een cruciale rol heeft gehad bij de invoer van de cocaïne.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 13 en 14 vermelde voorwerpen, verbeurd te verklaren en de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 10, 11 en 12 vermelde voorwerpen te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van het beslag 12, 13 en 14 heeft de raadsvrouw verzocht tot teruggave aan de verdachte. Omdat de vis inmiddels is vernietigd dan wel is gevoerd aan dieren in de dierentuin, verzoekt de raadsvrouw om schadeloosstelling in de vorm van financiële compensatie. Voor het overige beslag op de beslag heeft de raadvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen:
12 375.00 DS Doos
[beslagnummer 1] 375 dozen met visfilets in elke doos 3 pakken cocaïne
13 3129.00 DS Doos
[beslagnummer 2] dozen met visfilets
14 1995.00 DS Doos [beslagnummer 3]
1995 dozen met visfilets,
zullen worden verbeurd verklaard.
De onder 12, 13 en 14 vermelde voorwerpen behoren aan de verdachte toe en het bewezen verklaarde feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.
De in beslag genomen:
2 1.00 STK Chemicalien
[beslagnummer 4] Potjes met chemische substantie
3 1.00 STK Chemicalien
[beslagnummer 5] potjes chemische substantie/koelvries
4 1.00 STR Chemicalien
[beslagnummer 6] Tas met diverse chemische stoffen
5 1.00 STR Chemicalien
[beslagnummer 7] Blauw vat met chemische stof
6 1.00 STR Chemicalien
[beslagnummer 8] Pallet divers jerrycans chemische stof
7 1.00 STR Chemicalien KLwit
[beslagnummer 9] wit poeder waar drugshond op reageerde
8 1.00 STK Chemicalien
[beslagnummer 10] Pallts met vaten
9 1.00 STR Chemicalien
[beslagnummer 11] grijze komozak waar drugshond aansloeg
10 1.00 STR Wapen
2016
[beslagnummer 12] 2x zaklantaarn met stroomstootwapen
11 1.00 STK Wapen
[beslagnummer 13] 3x bussen met CS gas,
zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
De voorwerpen zijn aangetroffen in de loods en/of de woning van verdachte en behoren hem daarom toe. De goederen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit aangetroffen en deze kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke Opiumwetmisdrijven. Dat geldt ook voor de wapens, aangezien niet zelden strafbare gedragingen van de Opiumwet gepaard gaan aan het bezit (en gebruik) van wapens.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd :
12 375.00 DS Doos
[beslagnummer 14] doos met visfilets/elk 3 pak cocaïne
13 3129.00 DS Doos
[beslagnummer 15] dozen met visfilets
14 1995.00 DS Doos K.01.002
1995 dozen met visfilets;
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
2 1.00 STK Chemicalien
[beslagnummer 4] Potjes met chemische substantie
3 1.00 STK Chemicalien
[beslagnummer 5] potjes chemische substantie/koelvries
4 1.00 STR Chemicalien
[beslagnummer 6] Tas met diverse chemische stoffen
5 1.00 STR Chemicalien
[beslagnummer 7] Blauw vat met chemische stof
6 1.00 STR Chemicalien
[beslagnummer 8] Pallet divers jerrycans chemische stof
7 1.00 STR Chemicalien KLwit
[beslagnummer 9] wit poeder waar drugshond op reageerde
8 1.00 STK Chemicalien
[beslagnummer 10] Pallts met vaten
9 1.00 STR Chemicalien
[beslagnummer 11] grijze komozak waar drugshond aansloeg
10 1.00 STR Wapen
2016
[beslagnummer 11] 2x zaklantaarn met stroomstootwapen
11 1.00 STK Wapen
[beslagnummer 13] 3x bussen met CS gas.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2018 tot en met 20 juli 2018
te Rotterdam en/of Hazerswoude-Dorp (gemeente Alphen aan den Rijn) en/of
Zaandam (gemeente Zaanstad) en/of Rijswijk en/of 's-Gravenhage, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1125
kilogram cocaïne (netto gewicht), in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks 20 juli 2018 te Rijswijk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten
het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken,vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van
methyleendioxymethamfetamine (MDMA), in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van
een materiaal bevattende methyleendioxymethamfetamine (MDMA), zijnde
methyleendioxymethamfetamine (MDMA), een middel als vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
(een) voorwerp(en) en/of stof(fen) voorhanden heeft gehad, te weten (onder
andere):
(een) hoeveelhe(i)d(en) (iso)safrol (ongeveer 24 liter),
waarvan verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die
feit(en);
Art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Art. 10a Opiumwet
Art. 10 lid 4 Opiumwet
Art. 10 lid 5 Opiumwet
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 20 juli 2018 te Rijswijk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid (met)amfetamine (ongeveer 8
liter),in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Art. 2 ahf/ond C Opiumwet
Art. 10 lid 3 Opiumwetwet