ECLI:NL:RBROT:2019:8793

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
10/810303-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en diefstal van elektriciteit in woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in Polen, had een hennepkwekerij in zijn woning in Schiedam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij, die op 4 juli 2018 werd aangetroffen na klachten van omwonenden. De verdachte had de woning aan een derde verhuurd, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 150 uur. De rechtbank overwoog dat de illegale hennepteelt niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar ook samenhangt met andere vormen van criminaliteit. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd niet-ontvankelijk verklaard omdat er een schikking was getroffen. De rechtbank legde de verdachte een proeftijd van twee jaar op, met de voorwaarde dat hij zich niet aan nieuwe strafbare feiten schuldig zou maken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/810303-18
Datum uitspraak: 6 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Polen) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Swaak heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 150 uur, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat hij niet betrokken is geweest bij de hennepkwekerij die in zijn woning is aangetroffen en hij daar ook anderszins geen wetenschap van had. Hij had de woning aan een derde verhuurd en die is verantwoordelijk voor de aangetroffen hennepkwekerij.
Subsidiair stelt de verdachte zich op het standpunt dat de periode die ten laste is gelegd niet kan worden bewezen gelet op de melding van overlast die pas vlak voor de ontmanteling kwam. De hennepkwekerij moet dan ook kort voor de ontmanteling zijn ingericht.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat op 4 juli 2018 een hennepkwekerij is aangetroffen op de [adres delict] in Schiedam. Dit pand is eigendom van de verdachte. De kwekerij werd gevonden na klachten van omwonenden over de hennepgeur en ook de aanwezige politieambtenaren roken direct na het openen van de voordeur een (zeer) sterke hennepgeur. In het pand van verdachte bevonden zich geen deuren, met uitzondering van een deur naar de kelder(trap). Verdachte had de (voordeur)sleutel en betrad wekelijks het pand, volgens zijn eigen verklaring om de post op te halen. De meterkast was zodanig aangepast dat illegaal elektriciteit kon worden afgenomen. Het filterdoek van de aanwezige koolstoffilters was vervuild en er bevonden zich kalkafzettingen op het zeil en aan de onderzijde van de plantenbakken.
Onder deze omstandigheden is het aannemelijk dat in het huis van de verdachte gedurende langere tijd (de rechtbank gaat uit van minimaal twee oogsten voorafgaand aan de vondst van de hennepkwekerij) hennep is geteeld. De eigenaar/gebruiker van een pand wordt geacht op de hoogte te zijn van wat er in zijn pand gebeurt, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Woning verhuurd
De verdachte heeft aangevoerd dat hij de woning niet zelf in gebruik had maar dat hij het pand had verhuurd aan een derde om bouwmaterialen op te slaan. Deze huurder zou de hennepkwekerij zijn begonnen. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Ten eerste bevonden zich in de woning geen ruimte(n) die – door die gestelde huurder – exclusief in gebruik genomen konden worden. Bovendien is er geen aanknopingspunt in het dossier dat er (regelmatige) bezoeken aan de woning waren door een ander dan door de verdachte, bijvoorbeeld in de verklaringen van de buurtbewoners. De verdachte heeft verder ook geen handen en voeten kunnen geven aan dit ‘alternatieve scenario’. Hij heeft geen schriftelijke overeenkomst met de huurder afgesloten, hij heeft ook geen naam, adres of telefoonnummer van deze huurder kunnen verstrekken. Bovendien kwam de verdachte wekelijks in het pand om de post op te halen maar verklaart hij toch niets gemerkt te hebben van de hennepplantage. Mede gezien de sterke henneplucht, het duidelijke geknoei in de meterkast en het feit dat de verdachte zelf de woning aan het verbouwen was terwijl de woning geen binnendeuren heeft, is het ondenkbaar dat de verdachte niet gemerkt zou hebben dat er een hennepkwekerij aanwezig was.
Derhalve staat vast dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij in zijn woning en dat hij daarvoor als eigenaar van de woning ook verantwoordelijk is, en heeft hij de hennepplanten opzettelijk aanwezig gehad. Bij gebrek aan aanwijzingen dat een ander dan verdachte de hennep heeft geteeld, volgt hier tevens uit dat verdachte de hennep heeft geteeld.
Aantal oogsten
De verdachte heeft voorts (subsidiair) aangevoerd dat de hennepplanten pas kort voor de ontmanteling in de woning waren gebracht en dat er dus sprake was van een eerste, aankomende oogst. Ook dit verweer slaagt niet. Niet alleen wijzen de aangetroffen sporen op een langdurige periode van (hennep)teelt, de verklaring van de verdediging kan alleen hout snijden als nagenoeg volwassen hennepplanten (meer dan 1000 stuks) van elders naar de kelder van de woning van verdachte zouden zijn gebracht. Een dergelijke handelwijze zou, nog daargelaten de onzinnigheid ervan, een flinke logistieke inspanning vragen en een groot gevaar op ontdekking inhouden. De rechtbank gaat er, mede gelet op de vervuiling van het filterdoek van de koolstoffilters en de kalkafzettingen op het zeil en aan de onderzijde van de plantenbakken, vanuit dat zeker twee oogsten aan de aangetroffen hennepplanten vooraf zijn gegaan.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt in zijn woning, alsmede aan diefstal van elektriciteit en water die zijn gebruikt bij de hennepteelt.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2017 tot en met 4 juli 2018 te Schiedam
opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres delict]
) een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van 1014, hennepplanten , zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2017 tot en met 4 juli 2018 te Schiedam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit en water, toebehorende aan [naam netbeheerder gas/elektra] en [naam drinkwaterbedrijf] , waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.de eendaadse samenloop van

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit wordt gepleegd met betrekking tot een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, meermalen gepleegd

2.diefstal, meermalen gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van hennepplanten in zijn woning. De verdachte heeft zich daarbij tevens schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 1014 hennepplanten. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid van gebruikers. De illegale hennepteelt is echter niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat met de handel in hennep buiten de reguliere en legale economie om grote winsten worden gemaakt. Het gevolg is dat er allerlei andere vormen van criminaliteit mee samenhangen. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat het houden van een illegale hennepkwekerij, waarbij sprake is van een niet-professioneel aangelegde elektrische installatie, (brand)gevaar kan opleveren. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 mei 2019 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Deze straf is conform de eis van de officier van justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.282,38 aan materiële schade alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering dient niet-ontvankelijk verklaard te worden omdat de verdachte reeds een schikking met de benadeelde partij is overeengekomen tot een bedrag van € 10.000,-.
Het verzoek van de benadeelde partij om toch de schadevergoedingsmaatregel op te leggen dient te worden afgewezen omdat het aan de benadeelde partij zelf is om die gelden te innen.
8.2.
Standpunt verdediging
De vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat partijen een schikking tegen finale kwijting zijn overeengekomen. Het verzoek tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel dient te worden afgewezen omdat de benadeelde partij de gelden kan innen met een deurwaarder en daar ook al mee gestart is.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering tot betaling van € 10.282,38 aan materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte met de benadeelde partij een schikking tegen finale kwijting is overeengekomen en deze schikking niet op een later moment is ontbonden.
De benadeelde partij heeft verzocht om, ondanks de schikking, het overeengekomen bedrag van € 10.000,- als schadevergoedingsmaatregel op te leggen ter meerdere zekerheid van daadwerkelijke betaling ervan. De rechtbank wijst dit verzoek af omdat de benadeelde partij voldoende andere mogelijkheden tot haar beschikking heeft om de vordering te innen.
Gelet op het feit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, maar die kosten worden tot op heden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
146 (honderdzesenveertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
73 dagen;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en B. Krijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks 1 september 2017 tot en met 4 juli 2018 te Schiedam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of
vervoerd
en/of opzettelijk aanwezig/voorhanden heeft gehad (in een pand aan [adres delict]
)
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te
weten een hoeveelhe(i)d(en) van (in totaal) ongeveer 1041,
althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
art 11 lid 5 Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks 1 september 2017 tot en met 4 juli 2018 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
elektriciteit en/of water, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam netbeheerder gas/elektra] en/of [naam drinkwaterbedrijf] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht