ECLI:NL:RBROT:2019:8759

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
10/650049-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting via social media door zich voor te doen als modellenscout met als doel het verkrijgen van foto's van het slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De verdachte deed zich via social media voor als modellenscout en heeft het vertrouwen van het slachtoffer gewonnen door te suggereren dat zij in aanmerking zou komen voor een modellencontract. Hierdoor heeft hij het slachtoffer bewogen om meerdere foto's van zichzelf naar hem te sturen. De verdachte had eerder al soortgelijke feiten gepleegd en was na zijn laatste detentie opnieuw in hetzelfde strafbare gedrag teruggevallen. Tijdens de rechtszitting werd vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis, wat de kans op herhaling vergroot. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, die dadelijk uitvoerbaar is verklaard. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/650049-19
Datum uitspraak: 7 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Hierin is tevens meegenomen de ter terechtzitting genomen beslissing van de rechtbank tot partiële nietigverklaring van de tenlastelegging, nu de zinsnede ‘andere tot op heden onbekend gebleven personen’ zonder nadere verduidelijking of herleidbaarheid (door het ontbreken van bijvoorbeeld op sociale media gebruikte accountnamen) onvoldoende duidelijk is, terwijl het openbaar ministerie op dit punt met het huidige dossier concreter had kunnen en moeten zijn.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat de aangeefster niet door een oplichtingsmiddel is bewogen tot de afgifte van foto’s. Het enkele gebruik van een oplichtingsmiddel is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Aangeefster heeft verklaard dat zij van meet af aan sceptisch was over de betrouwbaarheid van het bericht. Desondanks besloot zij om - om haar moverende redenen - toch foto’s naar deze persoon te sturen. De verdachte dient (subsidiair) in ieder geval te worden vrijgesproken van het onderdeel ‘naaktfoto’s’, want dergelijke foto’s zijn nooit opgestuurd door de aangeefster.
4.1.2.
Beoordeling
Voor een veroordeling wegens oplichting is onder meer vereist dat een of meer van de in artikel 326 Sr specifiek aangeduide oplichtingsmiddelen gebezigd worden, te weten: het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels. Uit vaste rechtspraak volgt dat een gemeenschappelijk kenmerk van de verschillende oplichtingsmiddelen is dat de verdachte door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij een ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen, teneinde daarvan misbruik te kunnen maken. Van ‘bewegen’ in de zin van voornoemd artikel is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebezigd, is bewogen tot de in art. 326, eerste lid, Sr bedoelde handeling, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat aangeefster [naam aangeefster] meerdere foto’s via social media naar de verdachte heeft gestuurd. Aangeefster heeft verklaard dat zij via het Instagram account ‘ [naam account] ’ is benaderd door een vrouw die zich [naam 1] noemde, die werkzaam was als modelscout bij [naam bureau 1] en ook scoutte voor [naam bureau 2] . Er werd aangeefster voorgehouden dat zij meedeed in een selectieproces voor een fotoshoot, waarbij in de eerste ronde 23 van de 30 geselecteerde meisjes zouden afvallen. Aan aangeefster werden in het kader van dit selectieproces allerlei vragen gesteld (leeftijd, lengte, werk). Aangeefster heeft deze informatie verstrekt. Vervolgens werd haar gevraagd om 40 foto’s, telkens in een serie van vijf, toe te sturen. Aangeefster heeft desgevraagd vier series van vijf foto’s verstuurd. Dit waren foto’s van haar gezicht, foto’s zonder make-up, foto’s van haar volledige lichaam met kleding aan en poseerfoto’s gekleed. Zij heeft verklaard dat het allemaal erg professioneel overkwam en dat zij dacht dat zij met iemand van een echt modellenbureau aan het praten was.
De verdachte heeft bekend dat hij aangeefster onder een valse naam heeft benaderd, zich heeft voorgedaan als modellenscout en haar in die hoedanigheid heeft voorgehouden dat zij in aanmerking kon komen voor een contract, dat hij haar een vragenlijst stuurde en een uitgebreide mail, zodat het overtuigender overkwam en dat hij haar vervolgens vroeg om foto’s toe te sturen, wat zij ook heeft gedaan.
Anders dan betoogd door de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met zijn handelen aangeefster heeft bewogen tot het versturen van foto’s. Door zich voor te doen als een modellenscout, werkzaam bij een bureau dat samenwerkt met een gerenomeerd modellenbureau, de tekst op te stellen in het Engels en een uitgebreide mail te sturen, die overtuigender zou overkomen, heeft de verdachte zijn handelen professioneel en authentiek willen doen overkomen en zo het vertrouwen van aangeefster willen winnen. Dit handelen heeft de aangeefster ertoe bewogen om daadwerkelijk foto’s van zichzelf toe te sturen. Dat op enig moment een bepaalde scepsis ontstond, doet hier niet aan af. Wel is de rechtbank het met de verdediging eens dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de aangeefster ook naaktfoto’s en (naakt)videos’s heeft verstuurd, zodat de verdachte van die onderdelen van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 14 februari 2019 tot en met 3 april 2019, in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] ) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
te weten foto's , door
- zich voor te doen als
een modellenscout, en
- vervolgens in die valse hoedanigheid voornoemd persoon via social media, en email te benaderen en aan die persoon doen voorkomen alsof zij in aanmerking zou komen voor een
fotoshoot en een contract en
- vervolgens) die persoon te vragen om, in het kader van een zogenaamde
selectie / pre-scouting, foto's van zichzelf te
maken en naar haar, voornoemde modellenscout, te sturen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
oplichting
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting door het slachtoffer [naam slachtoffer] te benaderen via social media en via e-mail en zich daarbij voor te doen als modellenscout. De verdachte heeft hierdoor het vertrouwen van het slachtoffer gewonnen en haar bewogen om meerdere foto’s van zichzelf via Snapchat aan de verdachte te sturen. De verdachte heeft hiermee het slachtoffer op een geraffineerde wijze misleid. Hij heeft misbruik gemaakt van het door het slachtoffer in hem gestelde vertrouwen met als kennelijk doel eigen gewin. Over de achterliggende reden voor het handelen van de verdachte bestaat onduidelijkheid, omdat de verdachte hier verschillend over heeft verklaard. Zo heeft hij bij de politie verklaard dat hij heeft gehandeld uit verveling of voor de kick. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zijn handelen is terug te voeren op frustratie, in verband met eerdere veroordelingen voor dezelfde feiten. De rechtbank stelt vast dat het de verdachte in ieder geval was te doen om zijn eigen voordeel en dat hij zich niet heeft bekommerd om de mogelijke gevolgen voor zijn slachtoffer.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij daags nadat hij uit detentie was gekomen voor een veroordeling in verband met dezelfde soort feiten als de onderhavige, wederom in zijn strafbare gedrag is teruggevallen en daarbij weer een slachtoffer heeft gemaakt. De rechtbank zal dit laten meewegen bij de strafoplegging.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiaters drs. Th.J.G. Bakkum en drs. B.G. Brusse hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 september 2019. Dit rapport houdt – onder meer - het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een antisociale
persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het laste gelegde en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed. Hij toonde onvoldoende respect voor de rechten van de betrokken slachtoffers, bedroog hen voor zijn eigen belang en hoewel hij zei dat het hem speet, bleek dit niet uit een voldoende berouwvolle, empathische reactie. De verdachte heeft de onderzoekers verteld dat hij opnieuw foto’s ging aftroggelen bij het slachtoffer uit wrok en een gevoel van irritatie, vanwege het feit dat hij langere tijd had vastgezeten. Volgens de onderzoekers is dit passend bij de vastgestelde persoonlijkheidsstoornissen.
De onderzoekers adviseren het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De vastgestelde persoonlijkheidsstoornissen hebben doorgewerkt in het delict. Hoewel de verdachte op basis van zijn intelligentie en ontwikkelingsniveau cognitief volledig zou moeten weten dat hetgeen hem ten laste is gelegd, niet is toegestaan en moreel verwerpelijk is, kon hij er door zijn persoonlijkheidspathologie moeilijk naar handelen en was onvoldoende in staat om een adequate afweging te maken. Hij bagatelliseerde de ernst van zijn gedrag en was onvoldoende in staat empathie te voelen voor de slachtoffers en de gevolgen voor hen te wegen.
Het recidiverisico wordt door de onderzoekers ingeschat als hoog. Daarbij is van belang dat de verdachte – ondanks opgestelde voorwaarden en maatregelen bij eerdere veroordelingen – steeds zeer snel na zijn vrijlating recidiveerde.
Door de onderzoekers worden geen argumenten gezien om het jeugdstrafrecht toe te passen. De mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding zijn zeer beperkt en er is geen sprake van een ernstige ontwikkelingsachterstand of verstandelijke beperking. Behandeling van de verdachte heeft – met het oog op het verminderen van het recidiverisico – prioriteit boven het continueren van scholing.
Om de kans op recidive te verkleinen achten de onderzoekers een intensieve, klinische behandeling voor de narcistische -en antisociale persoonlijkheidsstoornis noodzakelijk, binnen het kader van een TBS met voorwaarden. Daarbij zal de verdachte inzicht moeten verkrijgen in de aard van zijn stoornissen door middel van psycho-educatie. Daarnaast zal onder meer onderzocht moeten worden of buiten de beschreven persoonlijkheidsstoornissen nog andere oorzaken een rol hebben gespeeld, zal behandeling gericht moeten worden op leren op andere manieren om te gaan met wrok of krenking, moet de verdachte meer inzicht krijgen in zijn eigen emoties (en hoe die kunnen leiden tot (delict)gedrag) en dient het empathisch vermogen van de verdachte zoveel mogelijk ontwikkeld te worden. Tot slot is het belangrijk dat de verdachte leert om op eigen benen te staan en zelf verantwoordelijkheid te dragen voor zijn gedrag. Onderzoekers achten een behandeling in een klinische setting voor volwassenen, zoals De Van der Hoeven Kliniek, noodzakelijk vanwege de intensiteit, maar ook verkleining van de kans dat de verdachte zich aan behandeling onttrekt.
Psycholoog drs. I. Snijders heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
2 september 2019. De psycholoog heeft – onder meer – gerapporteerd dat bij de verdachte sprake is van een narcistische en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, welke stoornissen ten uiting zijn gekomen in het ten laste gelegde in het onvoldoende oog hebben voor de belangen en de behoeften van anderen. De verdachte brengt anderen schade toe in zijn eigen belang en neemt hier geen verantwoordelijkheid voor. Het ontbreekt hem grotendeels aan empathie en berouw. De door de verdachte benoemde motivaties voor zijn delictgedrag (voor de grap en wrok) zijn passend bij zijn persoonlijkheidsproblematiek, maar zeer waarschijnlijk is het dat de verdachte een positieve bekrachtiging van een machtsgevoel heeft ervaren ten opzichte van de slachtoffers. Het is niet uit te sluiten dat dit gevoel een verslavende werking op de verdachte heeft gehad, al dan niet in combinatie met impulscontrole problematiek. Een seksuele component kan niet worden uitgesloten. Onderzoeker adviseert om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog en er worden geen argumenten gezien om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Om recidive te voorkomen is het van belang dat de verdachte intensief wordt behandeld voor de narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarbij de behandeling kan bestaan uit onder meer psycho-educatie, het bevorderen van gezonde sociale relatievorming, omgaan met krenking, bevorderen van empathie en het versterken van mentaliserend vermogen. Van belang is voorts het betrekken van het systeem bij de behandeling van de verdachte en dan met name met als doel het stoppen van de overbescherming en verwenning, zodat de verdachte succeservaringen op kan doen in het zelf dragen van zijn verantwoordelijkheden en kan leren van lastige situaties als ze niet meer voor hem worden opgelost. Behandeling in een klinische setting is hiervoor het meest geschikt en wordt als noodzakelijk gezien. Vanwege het gebrek aan motivatie voor behandeling, het buiten zichzelf leggen van alle verantwoordelijkheid en het nog altijd bagatelliseren van de gepleegde feiten wordt een strak juridisch kader noodzakelijk geacht, waarbij behandeling is geborgd en er geen vrijblijvendheid meer is. Daarin voorziet een TBS met voorwaarden.
Behandeling in een jeugdsetting wordt door onderzoeker niet geadviseerd omdat dit niet langer passend is bij de pathologie en de mate van volwassenheid van de verdachte. Onderzoeker acht het noodzakelijk dat de verdachte naar een goede setting gaat voor de behandeling van de ernstige persoonlijkheidspathologie en seksueel delictgedrag. Plaatsing op een FPA (Forensisch Psychiatrische Afdeling) of FPK (Forensisch Psychiatrische Kliniek) is geïndiceerd. Een instelling waar aan gedacht kan worden is de van der Hoevenkliniek.
De rechtbank heeft acht geslagen op beide rapporten.
Reclassering Nederland heeft een maatregelrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
2 september 2019. Dit rapport houdt - onder meer - het volgende in.
De verdachte komt over als een persoon die zich berekenend lijkt op te stellen en mogelijk vanuit een proceshouding beredeneert en handelt. Dit komt vooral naar voren wanneer de verdachte zijn overweging om het hoger beroep (betreffende de voorwaardelijk PIJ met klinische opname in de Catamaran, aan hem opgelegd in een vorige zaak) in te trekken, motiveert door te stellen dat hij geen TBS-status op zijn naam te willen hebben en dan beter af is met een PIJ-kader. De verdachte heeft in het verleden geen intrinsieke motivatie getoond om behandeling aan te gaan. Hij schermt met het feit dat hij nog geen behandeling heeft genoten, maar neemt hierin geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen en houding, welke de start van een behandeling in de weg heeft gestaan. De huidige bekennende houding en de motivatie voor behandeling (binnen De Catamaran) staat lijnrecht tegenover zijn eerdere houding. De verdachte heeft aangegeven zich klinisch op te willen laten nemen binnen de Catamaran, dat hij zich zal conformeren aan de voorwaarden en dat hij zich zal laten begeleiden. Hij geeft aan in te zien dat hij persoonlijke doelen heeft waar hij aan wil werken binnen de klinische behandeling (manipulatie, liegen, grenzen beschermen, empathie, niet arrogant over komen en discipline).
De verdachte heeft aangegeven dat hij hoopt dat de behandelperiode en het toezicht niet te lang zal gaan duren.
Gelet op constante ontkenning ten aanzien van voorgaande delicten is er blijk van verantwoordelijkheid, noch van empathie richting de slachtoffers. De verdachte heeft het onderhavige feit bekend, maar hij geeft erover aan dat het voor hem gelijk is aan 'catfishing'. Hiermee bagatelliseert hij de gevolgen voor het slachtoffer en de ernst van het feit.
Het recidiverisico wordt hoog ingeschat, mede door de herhaaldelijke terugval in soortgelijke feiten. Verschillende malen is gebleken dat de verdachte vervalt in het plegen van delicten wanneer hij óf in vrijheid verblijft óf hij zich in een voorwaardelijk kader beweegt. Een stringent kader wordt noodzakelijk geacht om tot behandeling en inzicht te komen van de problematiek welke leidt tot delictgedrag en recidive veroorzaakt.
Op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren en de eventuele interventies in het verleden, is een toezicht op bijzondere voorwaarden met (gedrags-)interventie en/of
behandeling(en) geïndiceerd.
Daar de verdachte ten aanzien van het onderhavige ten laste gelegde een bekennende verdachte is en er enigszins overeenstemming is betreffende het delict en de persoonlijkheidsproblematiek en hij openstaat voor behandeling en toezicht, maakt dat er uitvoering gegeven kan worden aan de maatregel van TBS met voorwaarden, welke voorwaarden onder meer inhouden het zich onthouden van het plegen van strafbare feiten, zich houden aan de meldplicht bij de reclassering, opname en behandeling in een door NIFP/ IFZ nader te bepalen instelling en zich houden aan de aanwijzingen die hem in
het kader van die behandeling worden gegeven (ook als dat inhoudt het innemen van voorgeschreven medicatie), zich aansluitend aan de klinische behandeling laten opnemen in een (F)RIBW voor ambulante begeleiding, het niet zonder toestemming van de reclassering verhuizen, inzicht verschaffen in financiën en meewerken aan bewindvoering en budgetbeheer, meewerken aan controles door de wijkagent van de woning en gegevensdragers en het hebben van een structurele dagbesteding.
Geadviseerd wordt tevens om de dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen (DUT). De kans is aanzienlijk dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen – of gevaar veroorzaakt – voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiaters en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van het onderhavige feit, de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de zeer korte termijn waarop de verdachte wederom is gerecidiveerd, is een gevangenisstraf van langere duur op zijn plaats. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, alsmede op de aanhoudende recidive van de verdachte. De verdediging heeft verzocht om een straf op te leggen die niet langer is dan de tijd die de verdachte inmiddels in voorarrest heeft gezeten. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen bestaat hiervoor naar het oordeel van de rechtbank echter geen aanleiding.
De rechtbank ziet in de herhaaldelijke recidive van de verdachte evenmin aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De verdachte heeft immers meerdere keren laten zien dat een voorwaardelijk kader hem er niet van weerhoudt opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden thans noodzakelijk is om recidive te voorkomen.
Zoals hiervoor is overwogen, is door de deskundigen vastgesteld dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, bestaande uit een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Vastgesteld wordt voorts dat het bewezen verklaarde feit, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1 Sr.
Anders dan door de verdediging is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden eist. Dat oordeel is enerzijds gegrond op de ernst en de aard van het bewezen verklaarde feit en voorts op de ernst en de aard van feiten waarvoor de verdachte eerder - en ook recentelijk - is veroordeeld.
In dat oordeel is voorts betrokken dat de verdachte – ondanks aan hem opgelegde voorwaardelijke kaders - meermalen is gerecidiveerd slechts enkele dagen nadat hij uit detentie kwam en de gedragsdeskundigen het gevaar voor herhaling hoog achten. Ten slotte volgt uit de adviezen van de deskundigen dat de hoge kans op recidive slechts kan worden verkleind door een noodzakelijk te achten intensieve, klinische behandeling, hetgeen impliceert dat er zonder deze behandeling gevaar voor de veiligheid anderen ontstaat.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande een terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd. Aan de terbeschikkingstelling zullen de voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 2 september 2019. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
De rechtbank zal bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 38, 38a en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
de ter beschikking gestelde zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de ter beschikking gestelde stelt zich onder toezicht van Reclassering Nederland en houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden. De ter beschikking gestelde zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor de reclassering, zijn behandelaren en zijn begeleiders;
de ter beschikking gestelde houdt zich aan de meldplicht en werkt mee aan huisbezoeken;
de ter beschikking gestelde laat zich aansluitend aan zijn detentie opnemen en behandelen bij de FPK Assen, dan wel een soortgelijke door NIFP/ IFZ nader te bepalen instelling. Hij zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven, ook als dit inhoudt de inname- en/of het toedienen van de door de behandelaren hem voorgeschreven medicatie op de voorgeschreven wijze en controle hierop;
de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een (F)-RIBW, zolang dit door de behandelaars en/of reclassering nodig wordt geacht en/of ambulant begeleiden in een door de reclassering goedkeurde- en geschikte woonplek;
de ter beschikking gestelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met aangeefster [naam aangeefster] ;
de ter beschikking gestelde geeft openheid over al zijn leefgebieden;
de ter beschikking gestelde zal niet van adres wijzigen c.q. verhuizen zonder overleg met en toestemming van de reclassering. Overnachtingen op een ander adres dan zijn vaste verblijfadres worden vooraf met de reclassering besproken en goedgekeurd;
de ter beschikking gestelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan ambulante behandeling/begeleiding door een nog nader te bepalen instelling zulks ter beoordeling van de reclassering en zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven, ook als dit inhoudt de inname- of het toedienen van de door de behandelaren hem voorgeschreven medicatie op de voorgeschreven wijze en controle hierop;
de ter beschikking gestelde heeft een structurele dagbesteding. Elke wisseling in dagbesteding gaat vooraf in overleg met- en/of toestemming van de reclassering;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het convenant tussen reclassering en politie, dat onder meer inhoudt dat hij onaangekondigd door de wijkagent gecontroleerd kan worden binnen zijn huis of omgeving;
de ter beschikking gestelde verleent zijn medewerking aan het controleren van zijn gegevensdragers en zijn sociale media accounts door de politie;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan een (ambulant) Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT), ook als dit betekent een time-outopname van maximaal 14 weken per kalenderjaar in een door NIFP/IFZ nog nader te bepalen instelling of bij een soortgelijke instelling;
de ter beschikking gestelde geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan bewindvoering c.q. budgetbeheer wanneer dit geïndiceerd is.
geeft aan reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
mr. D.F. Smulders en mr. P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen
in of omstreeks de periode van 14 februari 2019 tot en met 3 april 2019
te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] ) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, te
weten (naakt)foto's en/of (naakt)video's, door
- zich voor te doen als [naam 2] en/of [naam 3]
en/of een modellenscout, zijnde een model en/of modellenscout werkzaam bij [naam bureau 2] en/of
- ( vervolgens) (in die valse hoedanigheid) voornoemde perso(o)n(en) via Instagram, althans social media, en/of email te benaderen en/of aan die
perso(o)n(en) doen voorkomen alsof zij in aanmerking zou(den) komen voor een
fotoshoot en/of een contract bij [naam bureau 2] , en/of
- ( vervolgens) die perso(o)n(en) te vragen om, in het kader van een zogenaamde
selectie / pre-scouting, (naakt)foto's en/of (naakt)video('s) van zichzelf te
maken en naar haar, [naam 2] en/of [naam 3] , zijnde verdachte en/of
voornoemde modellenscout, te sturen.
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht