ECLI:NL:RBROT:2019:8753

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
10/750007-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen, oplichting en diefstal via Marktplaats en Tikkie-fraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting, diefstal en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen slachtoffers heeft bewogen geld over te maken voor de aankoop van voetbal- en concertkaarten, die vervolgens niet werden geleverd. De slachtoffers maakten gebruik van platforms zoals Marktplaats en Facebook, waar de verdachte en zijn mededaders zich voordeden als bonafide verkopers. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding met betrekking tot het witwassen nietig was, omdat de tenlastelegging niet voldeed aan de wettelijke eisen. De verdachte werd vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was voor een duurzaam samenwerkingsverband. Echter, de rechtbank achtte de verdachte wel schuldig aan oplichting en diefstal, waarbij hij slachtoffers heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen door middel van bedrieglijke praktijken. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750007-19
Datum uitspraak: 4 november 2019
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Aruba) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. D.S. Lösing, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 23, 24 en 30 september 2019 en 4 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. dr. J. Bonnes en mr. E.M. Harbers (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen.

4.Geldigheid dagvaarding

Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank als volgt.
In artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zijn de eisen opgenomen waaraan de tenlastelegging moet voldoen, namelijk vermelding van feit, tijd, plaats en de wettelijke voorschriften waarbij het feit strafbaar is gesteld. Hieraan ligt ten grondslag dat de beschrijving van het gebeuren in de tenlastelegging voldoende specifiek moet zijn. De tenlastelegging dient de verdachte immers te informeren over het voorval waarvoor hij terecht moet staan, zodat hij weet waartegen hij zich moet verdedigen. Ook voor de rechter is de tenlastelegging leidend.
Het strafrechtelijk verwijt dat de verdachte ten laste wordt gelegd moet derhalve voldoende worden verfeitelijkt in de tenlastelegging opdat iedereen weet waar tijdens het proces de aandacht zich op moet richten.
In feit 4 is ten laste gelegd dat de verdachte, al dan niet samen met een of meer anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. De feitelijke omschrijving houdt in dat aan de verdachte wordt verweten dat hij en/of zijn mededader(s) (telkens) meermalen, althans eenmaal een of meer voorwerpen, te weten ten minste 13.000,- euro, althans één of meerdere geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen of een of meer andere in de tenlastelegging omschreven handelingen heeft verricht.
Het is, mede gezien de grote hoeveelheid verschillende bedragen in het dossier, voor de rechtbank niet duidelijk op welk bedrag of welke bedragen, al dan niet als een totaal van een aantal bedragen, de officier van justitie heeft gedoeld bij het opstellen van de tenlastelegging. De uitleg van de officier van justitie ter terechtzitting is daartoe niet toereikend geweest.
De rechtbank zal de dagvaarding dan ook voor dit feit nietig verklaren, omdat de tenlastelegging niet voldoet aan de wettelijke eisen.
Voor het overige is de dagvaarding geldig.

5.Vrijspraak

De rechtbank is van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte van dat feit zal worden vrijgesproken.
De verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 21 januari 2019 met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot doel had het plegen van misdrijven, te weten computervredebreuk, oplichting en witwassen.
Onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.
Uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting valt het bewijs te construeren dat de verdachte en anderen, soms in wisselende, soms in dezelfde samenstelling, vele malen hebben samengewerkt om geld te “maken”. Zoals hierna in dit vonnis nog besproken zal worden kan met de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden aangetoond worden dat de verdachte zich in een aantal gevallen met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan deelneming aan strafbare feiten. Om te kunnen bewijzen dat er meer was dan deze vormen van strafbare deelneming is het nodig dat uit de bewijsmiddelen tevens kan worden afgeleid dat er in de ten laste gelegde periode tussen verdachte en die ander(en) een samenwerkingsverband bestaan heeft, met een zekere duurzaamheid en structuur, dat het plegen van misdrijven nastreeft.
De verdachten hebben zich over het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband niet uitgelaten. Uit de bewijsmiddelen blijkt weliswaar dat de verdachten in wisselende verbanden met elkaar samenwerkten, maar de bewijsmiddelen leveren - ook in onderlinge samenhang bezien - te weinig basis om te komen tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat er tussen de verdachten een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur als hiervoor bedoeld heeft bestaan. Daarom dient vrijspraak te volgen.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Hieronder volgt een nadere uiteenzetting op basis waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring komt.
Feit 1 primair
De verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen de slachtoffers heeft bewogen geld over te maken voor de aankoop van voetbal- of concertkaarten en muziekinstrumenten, die vervolgens niet werden geleverd.
Uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen valt op te maken dat de daders als volgt te werk gingen. Een van de daders zorgde er voor dat hij de beschikking kreeg over de bankpas met pincode van een ander, al dan niet door het uitoefenen van enige dwang. Vervolgens werden via Marktplaats of Facebook kaartjes voor een concert of een voetbalwedstrijd of andere producten te koop aangeboden. De kopers werden verzocht het aankoopbedrag over te maken naar de rekening waarvan de bankpas in het bezit was van een van de daders. Na betaling van het overeengekomen aankoopbedrag werd er vervolgens niets geleverd. Het overgemaakte bedrag werd vrij kort daarna door een van de daders gepind met de verkregen bankpas.
In de onderhavige zaak zijn kaarten en muziekinstrumenten via Marktplaats of Facebook te koop aangeboden. Het slachtoffer maakte door middel van een betaalverzoek of een zogenaamd ‘Tikkie’ het aankoopbedrag over naar een door de verkoper, een van de daders, genoemde rekening. Deze rekening stond op naam van iemand anders dan de verkoper. Vrij kort na bijschrijving van het aankoopbedrag, werd dit bedrag door middel van pinnen van de rekening gehaald. De kaarten en muziekinstrumenten werden niet geleverd, soms ondanks de pogingen van het slachtoffer om in contact te komen met de verkoper.
Oplichting
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat een verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. De vraag die de rechtbank derhalve heeft te beantwoorden is of de slachtoffers door aanwending van een of meer van de in artikel 326, eerste lid, Sr bedoelde oplichtingsmiddelen (het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, het toepassen van listige kunstgrepen en/of het gebruik maken van een samenweefsel van verdichtsels) zijn
bewogentot een bepaalde gedraging, te weten de afgifte van een geldbedrag. Hierbij is van belang (telkens) te bepalen of het aangewende oplichtingsmiddel ertoe bestemd en geschikt is slachtoffers daadwerkelijk tot afgifte te bewegen, oftewel dat sprake is van een causaal verband.
In het licht van de hierboven geschetste werkwijze wordt het navolgende overwogen. De advertenties zijn onder het gebruik van een valse naam en bijpassende e-mailadressen geplaatst. Het enkele aanwenden van een valse naam staat niet zonder meer in causaal verband met de afgifte van een geldbedrag door de slachtoffers.
Of bewezen kan worden dat de verkoper zich heeft bediend van een valse naam als bedoeld in artikel 326 Sr en voorts of er een causaal verband is tussen het aanwenden van de valse naam en de afgifte van geld door de slachtoffers, moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden in het concrete geval. In de onderhavige zaken acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Via Marktplaats of Facebook worden verkopers en kopers van nieuwe en tweedehands producten samengebracht. De verkoper heeft in de onderhavige zaken onder een normale naam voetbalkaarten, concertkaarten en muziekinstrumenten voor gangbare prijzen aangeboden. Via Whatsapp-berichten van mobiele telefoonnummers heeft de verkoper gecommuniceerd met potentiële kopers om tot overeenstemming te komen over de prijs die zou moeten worden betaald voor het door de verkoper te leveren product.
De verkoper heeft in geen van de onderhavige zaken de betaalde producten geleverd. De door hem gebruikte naam bleek telkens vals, in de zin van onrechtmatig gebruikt, te zijn.
Gelet op deze feiten en omstandigheden staat het voor de rechtbank vast dat een van de verdachten zich valselijk heeft gepresenteerd als bonafide verkoper. De verkoper heeft op onverdachte wijze producten aangeboden en hij heeft door gebruikmaking van een normale naam – niet zijn werkelijke naam – en mobiele telefoonnummers de indruk gewekt dat hij met open vizier handelde en traceerbaar was, wat van belang is in geval van niet-nakoming. De slachtoffers werden hierdoor bewogen hun eigen verplichting – de betaling van de koopsom – na te komen. De verkoper heeft aldus op valse wijze gebruik gemaakt van het op Marktplaats en Facebook gangbare handelspatroon op basis van welk patroon de betrokken kopers mochten verwachten dat de verkoper de producten voor de afgesproken prijs en op de afgesproken wijze zou leveren. In die verwachting hebben zij geld naar de verkoper overgemaakt.
De rechtbank merkt op dat niet voor iedere oplichting op zich het bewijsminimum wordt behaald. Daar is meer voor nodig. Dat meerdere kan worden gevonden in steunbewijs, in de vorm van zogenoemd schakelbewijs. Bij schakelbewijs gaat het er, kort gezegd, om dat de feiten en omstandigheden die met betrekking tot een strafbaar feit blijkens de gebezigde bewijsmiddelen zijn vastgesteld, steun bieden voor de conclusie dat de verdachte en of zijn medeverdachten een ander strafbaar feit ook zo heeft of hebben begaan. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten.
Uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte en zijn medeverdachten in essentie telkens dezelfde werkwijze hebben gehanteerd. Die werkwijze is hierboven uiteengezet. De rechtbank is van oordeel dat die werkwijze op essentiële punten overeenkomt met de werkwijze in de zaken waar het bewijsminimum niet wordt behaald wanneer die zaken als op zichzelf staand zouden moeten worden beoordeeld. Daarmee levert die werkwijze het steunbewijs op dat leidt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat ook die feiten door verdachte en zijn medeverdachten zijn gepleegd.
Uit de rechtspraak kan weliswaar worden afgeleid dat niet elke vorm van bewust oneerlijk zaken doen onder het strafrecht moet worden gebracht.
In veel gevallen staan bij wanprestatie immers civielrechtelijke wegen open om nakoming af te dwingen of om schade te verhalen. Dat wordt echter bemoeilijkt als – zoals in de onderhavige zaken – de oneerlijke verkoper onder een valse naam handelt en de indruk wekt een bonafide verkoper te zijn.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in de onderhavige zaken sprake is geweest van oplichting, als omschreven in artikel 326 Sr.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen onmiskenbaar de betrokkenheid van de verdachte bij de onder 1 primair ten laste gelegde handelingen blijkt. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze betrokkenheid niet anders worden geduid dan het medeplegen van deze feiten. In dat kader overweegt de rechtbank dat uit de aard van de onder 1 primair ten laste gelegde feiten volgt dat de verschillende handelingen op elkaar moeten worden afgestemd: al dan niet onder dwang, de beschikking krijgen over een betaalrekening van een zogenaamde katvanger, de beschikking krijgen over de bankpas en pincode van die rekening, het te koop aanbieden van kaartjes of andere producten, het communiceren met de koper, het pinnen van het door de koper overgemaakte bedrag van de rekening van de katvanger.
Als dergelijke handelingen - zoals in de onderhavige zaken - door meerdere daders worden verricht, blijkt daaruit hun opzet op nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het geheel. Ook uit de inhoud van getapte gesprekken blijkt de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en andere verdachten. Zo wordt tijdens gesprekken onder meer besproken wanneer er gepind kan worden. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van medeplegen.
De onder 1 primair ten laste gelegde feiten zijn dan ook bewezen.
Feiten 2 en 3
De verdachte wordt verweten dat hij het slachtoffer heeft bewogen tot afgifte van haar bankpas, de bijbehorende pincode en inloggegevens van de ING-app. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij begin oktober 2018 werd benaderd door de verdachte met het verzoek haar bankpas te lenen. De verdachte zou geld ontvangen van zijn broer en die transactie zou via ING sneller gaan. Het slachtoffer heeft haar bankpas aan de verdachte gegeven en ook de pincode van haar rekening. Bovendien heeft zij haar ING-app met de QR code op de telefoon van de verdachte gezet.
Later bleek dat er twaalf keer via ‘Tikkie’ geld op de rekening van het slachtoffer was gestort door voor haar onbekende personen, met als omschrijving ‘kaarten’. In totaal was er € 2245,01 overgemaakt op de rekening van het slachtoffer en € 2289,89 afgeboekt door middel van onbekende transacties. Het verschil, een bedrag van € 44,88 is door de verdachte en of een van zijn medeverdachten dus buiten de transacties om aan het slachtoffer ontnomen.
Deze handelingen passen naadloos in de hiervoor omschreven werkwijze van de dadergroep waartoe de verdachte behoorde. Daar komt bij dat uit het onderzoek is gebleken dat er na afgifte van de gegevens vanuit de woning van de verdachte meerdere keren is ingelogd op de betaalrekening van het slachtoffer. Alles in samenhang beschouwd wordt de verklaring van het slachtoffer dan ook voldoende ondersteund om tot een bewezenverklaring van deze feiten te komen.
6.1.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair)
hij op tijdstippen in de periode van 1
oktober2018
tot en met 21 januari 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
telkens door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam slachtoffer 1] ( [zaaknaam] ), heeft bewogen tot de afgifte van 655,- euro en
- [naam slachtoffer 2] ( [zaaknaam] ), heeft bewogen tot de afgifte van 560,- euro en/of
- één of meer andere personen ( [zaaknaam] ) via "Tikkie" betaalverzoeken heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - telkens valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
- op internet (via Marktplaats ) in advertenties
goederen te koop aangeboden en
- daarbij telkens een valse naam en een (gehackt)
Marktplaatsaccount gebruikt en
- voornoemde [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en één of meerdere andere personen
(per mail en/of whatsapp, althans via internet) gevraagd het bedrag voor dat
goed vooruit te betalen en over te maken naar een bankrekeningnummer
ten name van een andere persoon dan verdachte en/of zijn mededader(s)
(
terwijlhij verdachte en/of zijn mededader(s) de beschikking had(den) over
de bankpas en de daarbij behorende pincode van
dat
rekeningnummer en
- ( één of meer van) voornoemde personen (per mail en/of whatsapp,
althans via internet) medegedeeld dat de goederen zouden worden
opgestuurd of afgeleverd, zodra het geld op genoemde rekeningen zou staan
en
- zich aldus telkens voorgedaan als een persoon die het/de goed(eren) zou
kunnen en/of willen leveren, waardoor genoemde personen
werden bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
2. ( [zaaknaam] )
hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 november 2018
te Rotterdam,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten een bankpas met daarbij behorende pincode en QR-code (en de daarbij
behorende mobiel bankierenapp), door tegen die [naam slachtoffer 3] te zeggen dat het via
de ING Bank sneller zou gaan (dan via zijn eigen rekening) en dat zijn,
verdachtes, broer geld zou sturen;
3. ( [zaaknaam] )
hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 november 2018
te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
een geldbedrag, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

7.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.(primair)

medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

2.
oplichting;
3.
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

8.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

9.Motivering straf

9.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
9.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met oplichtingspraktijken op het internet. Samen hebben zij de slachtoffers opgelicht en bewogen tot afgifte van geld, onder meer door op Marktplaats concertkaarten en andere producten aan te bieden, waarvan zij wisten dat zij die niet konden en zouden leveren. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders de slachtoffers financieel benadeeld en schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de wijze waarop (onder meer via Marktplaats) producten worden verkocht en gekocht.
Daarnaast heeft de verdachte een slachtoffer bewogen tot de afgifte van haar bankpas, pincode en inloggegevens van haar rekening. Deze rekening werd vervolgens door de verdachte en zijn mededaders gebruikt voor hun oplichtingspraktijken. Uiteindelijk werd meer geld van de rekening gehaald dan dat door de oplichtingstransacties was bijgeschreven. Daarmee hebben de verdachte en zijn mededaders zich tevens schuldig gemaakt aan diefstal.
De verdachte en zijn mededaders zijn uiterst geraffineerd te werk gegaan en de rechtbank rekent dit de verdachte dan ook zwaar aan.
9.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
9.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Hij heeft een nagenoeg blanco strafblad.
9.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat er sprake lijkt te zijn van een eenmalige ontsporing van een nog jonge verdachte. De verdachte lijkt zijn leven weer op orde te hebben en de rechtbank heeft er vertrouwen in dat de verdachte er alles aan zal doen om op het rechte pad te blijven.
Een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming zou dat kunnen doorkruisen. Daarom zal een taakstraf worden opgelegd en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf, met de hierna te noemen voorwaarde. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De afdoening van deze zaak wijkt aanzienlijk af van de door de officier van justitie geëiste straf, omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

10.In beslag genomen voorwerpen

10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen computer en telefoons verbeurd te verklaren.
10.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de teruggave aan de verdachte te gelasten van de inbeslaggenomen voorwerpen.
10.3.
Beoordeling
De in beslag genomen computer en telefoons zullen worden verbeurd verklaard.
Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe.
Met behulp van deze voorwerpen zijn bewezen feiten begaan.

11.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

De hierna te noemen benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 ten laste gelegde feiten. Zij hebben gevorderd de verdachte te veroordelen tot het betalen van de hierna nader te noemen bedragen, ter zake van schadevergoeding:
- [naam benadeelde 1] ( [zaaknaam] ) € 655,00
- [naam benadeelde 2] ( [zaaknaam] ) € 560,00.
11.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.
11.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen, waarbij met betrekking tot de vordering van [naam benadeelde 2] subsidiair is verzocht tot toewijzing van maximaal € 250,00.
11.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door de onder 1 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de door die benadeelde partijen ingediende vorderingen genoegzaam zijn onderbouwd, zullen deze worden toegewezen.
Hoofdelijke veroordeling
Waar de rechtbank bewezen acht dat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een ander of anderen heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader of mededaders een benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens die benadeelde partij van zijn betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke renteAlle benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal telkens bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de hierna nader te noemen datum.
Kosten
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen in overwegende mate zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
11.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt telkens oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft feit 4;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
112 (honderdtwaalf) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
56 (zesenvijftig) dagen;
Voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
Beslag
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart
verbeurdals bijkomende straf voor de feiten 1, 2 en 3:
- 1 GSM zaktelefoon, merk Samsung Galaxy
- 1 computer, kleur zwart, merk Lenovo thinkpad [nummer] , laptop
- 1 GSM zaktelefoon, merk Apple IPhone 6s;
Benadeelde partijen
Feit 1
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de hierna te noemen benadeelde partijen te betalen de hierna te vermelden bedragen, ter vergoeding van materiële schade, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de hierna te noemen datum tot aan de dag der algehele voldoening:
vergoeding: wettelijke rente vanaf:
- [naam benadeelde 1] € 655,00 13 november 2018
- [naam benadeelde 2] € 560,00 20 november 2018;
Kosten
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Schadevergoedingsmaatregel
Feit 1
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de hierna te noemen benadeelde partijen te betalen de hierna te vermelden bedragen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen datum tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hierna te vermelden bedragen telkens vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de hierna te vermelden duur; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
vergoeding: wettelijke rente vanaf: vervangende hechtenis:
- [naam benadeelde 1] € 655,00 13 november 2018 13 dagen
- [naam benadeelde 2] € 560,00 20 november 2018 11 dagen;
verstaat dat betaling aan een benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van die benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. I.W.M. Laurijssens en M.P. van der Stroom, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018
tot en met 21 januari 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam slachtoffer 1] ( [zaaknaam] ), heeft bewogen tot de afgifte van 655,- euro en/of
- [naam slachtoffer 2] ( [zaaknaam] ), heeft bewogen tot de afgifte van 560,- euro en/of
- één of meer (ongeveer 10) andere perso(o)n(en) ( [zaaknaam] ) via "Tikkie" betaalverzoek(en) heeft bewogen tot de afgifte van één of meerdere
geldbedrag(en),
in elk geval genoemde perso(o)n(en) (telkens) heeft bewogen tot de afgifte
van een geldbedrag, althans enig goed, hebbende verdachte en/of zijn
mededader(s) toen aldaar (telkens( met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid,
- op internet (via Marktplaats en/of Facebook) in (een) advertentie(s) (een)
goed(eren) (concertkaarten en/of voetbalkaarten) te koop aangeboden en/of
- daarbij (telkens) een valse naam gebruikt en/of een (gehackt)
Marktplaatsaccount en/of Facebookaccount, althans een account waartoe hij
verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren gebruikt en/of
- voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of één of meerdere andere perso(o)n(en)
(per mail en/of whatsapp, althans via internet) gevraagd het bedrag voor dat
goed vooruit te betalen en/of over te maken naar (een) bankrekeningnummer(s)
ten name van een ander(e) perso(o)n(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s)
(waarover hij verdachte en/of zijn mededader(s) de beschikking had(den) over
de bankpas(sen) en/of de daarbij behorende pincode(s) van die
rekeningnummer(s)) en/of
- ( één of meer van) voornoemde perso(o)n(en) (per mail en/of whatsapp,
althans via internet) medegedeeld dat het/de goed(eren) zouden worden
opgestuurd of afgeleverd, zodra het geld op genoemde rekeningen zou staan
en/of
- zich aldus (telkens) voorgedaan als (een) persoon die het/de goed(eren) zou
kunnen en/of willen leveren, waardoor genoemde perso(o)n(en) (telkens)
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
(subsidiair)
[naam medeverdachte 1] en/of één of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en) op één
of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018
tot en met 21 januari 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam slachtoffer 1] ( [zaaknaam] ), heeft bewogen tot de afgifte van 655,- euro en/of
- [naam slachtoffer 2] ( [zaaknaam] ), heeft bewogen tot de afgifte van 560,- euro en/of
- één of meer (ongeveer 10) andere perso(o)n(en) ( [zaaknaam] ) via "Tikkie" betaalverzoek(en) heeft bewogen tot de afgifte van één of meerdere
geldbedrag(en),
in elk geval genoemde perso(o)n(en) (telkens) heeft bewogen tot de afgifte
van een geldbedrag, althans enig goed, hebbende verdachte en/of zijn
mededader(s) toen aldaar (telkens( met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid,
- op internet (via Marktplaats en/of Facebook) in (een) advertentie(s) (een)
goed(eren) (concertkaarten en/of voetbalkaarten) te koop aangeboden en/of
- daarbij (telkens) een valse naam gebruikt en/of een (gehackt)
Marktplaatsaccount en/of Facebookaccount, althans een account waartoe hij
verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren gebruikt en/of
- voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of één of meerdere andere perso(o)n(en)
(per mail en/of whatsapp, althans via internet) gevraagd het bedrag voor dat
goed vooruit te betalen en/of over te maken naar (een) bankrekeningnummer(s)
ten name van een ander(e) perso(o)n(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s)
(waarover hij verdachte en/of zijn mededader(s) de beschikking had(den) over
de bankpas(sen) en/of de daarbij behorende pincode(s) van die
rekeningnummer(s)) en/of
- ( één of meer van) voornoemde perso(o)n(en) (per mail en/of whatsapp,
althans via internet) medegedeeld dat het/de goed(eren) zouden worden
opgestuurd of afgeleverd, zodra het geld op genoemde rekeningen zou staan
en/of
- zich aldus (telkens) voorgedaan als (een) persoon die het/de goed(eren) zou
kunnen en/of willen leveren, waardoor genoemde perso(o)n(en) (telkens)
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
tot het plegen van welke(e) vorenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij,
verdachte, meermalen, (telkens)
in of omstreeks van 1 januari 2018 tot en met 21 januari 2019 te Rotterdam
en/of Amsterdam, in elk geval Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (telkens)
- één of meerdere bankpas(sen) en/of daarbij behorende pincode(s) en/of
QR-code(s) (met de daarbij behorende mobielbankierenapp) van een derden te
(onder valse voorwendselen) te verwerven, en/of
- na ontvangst van deze (door misdrijf) verkregen bankpas(sen) en bijbehorende
pincode(s) en/of QR-code(s) (met de daarbij behorende
mobielbankierenapp),
deze aan één of meer mededader(s), althans een ander, ter
beschikking te stellen;
2. ( [zaaknaam] )
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 november 2018
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld
en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
een bankpas met daarbij behorende pincode en/of QR-code (en de daarbij
behorende mobiel bankierenapp), door tegen die [naam slachtoffer 3] te zeggen dat het via
de ING Bank sneller zou gaan (dan via zijn eigen rekening) en dat zijn,
verdachtes, broer geld zou sturen;
3. ( [zaaknaam] )
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 november 2018
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
160 euro of 45 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018
tot en met 21 januari 2019, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben
hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) meermalen, althans eenmaal
(een) voorwerp(en), te weten (tenminste) 13.000,- euro, althans één of
meerdere geldbedragen, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet
en/of van een of meer voorwerp(en) te weten de zojusit benoemde voorwerp(en),
- gebruik gemaakt en/of
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of
- verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en)
was/waren of wie voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
voornoemde voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overdragen
en/of omgezet en/of gebruik van gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn
mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden,
dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middelijk - afkomstig was/waren uit
enig misdrijf;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 21 januari 2019
te Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door hem, verdachte,
en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3] en/of één of meer
anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
(onder meer)
het plegen van computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van Strafrecht) en/of
het plegen van oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en/of
het plegen van witwassen (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht).