7.
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze feiten door de veroordeelde zijn begaan.
VASTSTELLING VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
Gebleken is dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van de hiervoor vermelde strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient hem te worden ontnomen.
Het voordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk heeft verkregen wordt geschat op € 6.213,39.
Deze schatting is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt nader het volgende overwogen.
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde het hierna te noemen voordeel heeft genoten, gespecificeerd vanuit de hierna genoemde slachtoffers van de door de veroordeelde gepleegde feiten:
- [naam slachtoffer 1] ( [zaaknaam 1] ) € 130,00
- [naam slachtoffer 2] ( [zaaknaam 2] ) € 90,00
- [naam slachtoffer 3] ( [zaaknaam 3] ) € 250,00
- [naam slachtoffer 4] ( [zaaknaam 4] ) € 160,00
- [naam slachtoffer 5] ( [zaaknaam 4] ) € 1.838,39
- [naam slachtoffer 6] ( [zaaknaam 5] ) € 140,00
- [naam slachtoffer 7] ( [zaaknaam 5] ) € 100,00
- [naam slachtoffer 8] ( [zaaknaam 6] ) € 450,00
- [naam slachtoffer 9] ( [zaaknaam 7] ) € 500,00
- [naam slachtoffer 10] ( [zaaknaam 8] ) € 180,00
- [naam slachtoffer 11] ( [zaaknaam 8] ) € 180,00
- [naam slachtoffer 12] ( [zaaknaam 8] ) € 270,00
- [naam slachtoffer 13] ( [zaaknaam 8] ) € 180,00
- [naam slachtoffer 14] ( [zaaknaam 8] ) € 270,00
- [naam slachtoffer 15] ( [zaaknaam 8] ) € 180,00
- [naam slachtoffer 16] ( [zaaknaam 8] ) € 180,00
- [naam slachtoffer 17] ( [zaaknaam 9] )
€ 300,00 +
- [naam slachtoffer 18] ( [zaaknaam 10] ) € 75,00
- [naam slachtoffer 19] ( [zaaknaam 10] ) € 500,00
- [naam slachtoffer 20] ( [zaaknaam 10] )
€ 240,00 +
De veroordeelde heeft zich tijdens het proces in de onderliggende strafzaak telkens op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft op geen enkele wijze inzicht gegeven in een mogelijke verdeling van de opbrengst tussen hem en zijn mededaders. Nu er evenmin in het dossier concrete aanknopingspunten voorhanden zijn waaruit enige vorm van verdeling zou kunnen blijken, houdt de rechtbank het er voor dat er sprake is van een gemeenschappelijk voordeel en dat de veroordeelde en zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gezamenlijke betalingsverplichting.
Er zijn geen kosten in mindering te brengen.
Ingevolge artikel 36e, negende lid, Sr dienen bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat de aan benadeelde partijen in rechte toegekende vorderingen in mindering te worden gebracht. Dit brengt mee dat bij de toepassing daarvan slechts in aanmerking komen de in rechte onherroepelijk toegekende vorderingen van benadeelde partijen, alsmede de verplichting tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer als bedoeld in artikel 36f Sr voor zover die zijn voldaan. Die situatie doet zich hier niet voor.
VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Er is in deze zaak geen reden om daarvan af te wijken.
Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.
Het te betalen bedrag is hoger dan is gevorderd omdat de officier van justitie met betrekking tot de feiten 3 en 7 van een andere verdeling uitgaat en voorts de aan de benadeelde partijen terug te betalen bedragen wel heeft verrekend. Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat daarvoor geen plaats is zolang de vorderingen in rechte niet onherroepelijk zijn toegewezen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 6.213,39 (zegge: zesduizendtweehonderddertien euro en negenendertig cent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 6.213,39 (zegge: zesduizendtweehonderddertien euro en negenendertig cent),met dien verstande dat indien en voor zover een medeveroordeelde betaalt, de veroordeelde in zoverre van deze betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. I.W.M. Laurijssens en M.P. van der Stroom, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 november 2019.