In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2019 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij oplichting via Marktplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de gepleegde strafbare feiten, waarvoor hij eerder was veroordeeld. De vordering van de officier van justitie, mr. dr. J. Bonnes en mr. E.M. Harbers, was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De rechtbank heeft het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 3.463,39, dat door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald. De verdediging voerde aan dat het bedrag lager zou zijn en dat de aan benadeelde partijen toegekende bedragen in mindering moesten worden gebracht, maar de rechtbank oordeelde dat deze vorderingen niet onherroepelijk waren toegekend en dat er geen reden was om van de schatting af te wijken. De beslissing is genomen na onderzoek op de terechtzittingen van 23, 24 en 30 september en 4 november 2019, waarbij de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking heeft genomen. De uitspraak benadrukt de hoofdelijkheid van de aansprakelijkheid van de veroordeelde en zijn mededaders voor het gezamenlijke voordeel.