ECLI:NL:RBROT:2019:8748

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
10/750008-19 en 10/751067-19 (gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen, oplichting en bedreiging met vuurwapen in Rotterdam

Op 4 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere delicten, waaronder oplichting, witwassen en bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen slachtoffers heeft bewogen geld over te maken voor de aankoop van voetbalkaarten en andere producten, die vervolgens niet werden geleverd. De slachtoffers maakten geld over via Marktplaats, maar ontvingen niets in ruil. De rechtbank heeft de dagvaarding voor het feit van witwassen nietig verklaard, omdat de tenlastelegging niet voldeed aan de wettelijke eisen. De verdachte is vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie en van enkele andere feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Echter, de rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, bedreiging met een vuurwapen en het verzet tegen de politie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 203 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 150 uren opgelegd en moet de verdachte schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/750008-19 en 10/751067-19 (gevoegd)
Datum uitspraak: 4 november 2019
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. H.J. Andel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 23, 24 en 30 september 2019 en 4 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, en zoals de dagvaarding met parketnummer 10/750008-19 op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De rechtbank heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. dr. J. Bonnes en mr. E.M. Harbers (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 5 primair en 6 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 7 en 8 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, waaronder een meldplicht, en een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
  • verbeurdverklaring van onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedragen en goederen.

4.Geldigheid dagvaarding

Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt.
In artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zijn de eisen opgenomen waaraan de tenlastelegging moet voldoen, namelijk vermelding van feit, tijd, plaats en de wettelijke voorschriften waarbij het feit strafbaar is gesteld. Hieraan ligt ten grondslag dat de beschrijving van het gebeuren in de tenlastelegging voldoende specifiek moet zijn. De tenlastelegging dient de verdachte immers te informeren over het voorval waarvoor hij terecht moet staan, zodat hij weet waartegen hij zich moet verdedigen. Ook voor de rechter is de tenlastelegging leidend. Het strafrechtelijk verwijt dat de verdachte ten laste wordt gelegd moet derhalve voldoende worden verfeitelijkt in de tenlastelegging opdat iedereen weet waar tijdens het proces de aandacht zich op moet richten.
In feit 2 is ten laste gelegd dat de verdachte, al dan niet samen met een of meer anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. De feitelijke omschrijving houdt in dat aan de verdachte wordt verweten dat hij en/of zijn mededader(s) (telkens) meermalen, althans eenmaal een of meer voorwerpen, te weten ten minste 13.000,- euro, althans één of meerdere geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen of een of meer andere in de tenlastelegging omschreven handelingen heeft verricht.
Het is, mede gezien de grote hoeveelheid verschillende bedragen in het dossier, voor de rechtbank niet duidelijk op welk bedrag of welke bedragen, al dan niet als een totaal van een aantal bedragen, de officier van justitie heeft gedoeld bij het opstellen van de tenlastelegging. De uitleg van de officier van justitie ter terechtzitting is daartoe niet toereikend geweest.
De rechtbank zal de dagvaarding dan ook voor dit feit nietig verklaren, omdat de tenlastelegging niet voldoet aan de wettelijke eisen.
Voor het overige is de dagvaarding geldig.

5.Vrijspraak

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten evenmin wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte ook van die feiten zal worden vrijgesproken.
Feit 3
De verdachte wordt verweten dat hij, al dan niet samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een bankpas en een ID-kaart. De bankpas en de ID-kaart zijn op 22 januari 2019 aangetroffen tijdens een doorzoeking van de woning van de verdachte. De bankpas en de ID-kaart staan op naam van anderen dan de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat hij de pas en de kaart een dag voor zijn aanhouding had gevonden en dat hij van plan was deze naar de politie te brengen.
De officier van justitie vindt de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig. De bankpas staat immers op naam van iemand wiens rekening medio januari 2019 is gebruikt voor internetoplichting. Het zijn zo veel toevalligheden bij elkaar, dat de verklaring van de verdachte niet aannemelijk kan zijn.
De rechtbank is van oordeel dat er weliswaar aanwijzingen zijn dat de verdachte mogelijk ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van de bankpas en de ID-kaart wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door enig misdrijf waren verkregen. Maar dit is niet onomstotelijk komen vast te staan. Dat het niet is gegaan zoals de verdachte heeft verklaard kan immers niet weerlegd worden door de inhoud van wettige bewijsmiddelen. In die situatie dient dan ook vrijspraak te volgen.
Feit 4
De verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 21 januari 2019 met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot doel had het plegen van misdrijven, te weten computervredebreuk, oplichting, diefstal en witwassen.
Onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.
Uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting valt het bewijs te construeren dat de verdachte en anderen, soms in wisselende, soms in dezelfde samenstelling, vele malen hebben samengewerkt om geld te “maken”. Zoals hierna in dit vonnis nog besproken zal worden kan met de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden aangetoond worden dat de verdachte zich in een aantal gevallen met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan deelneming aan strafbare feiten. Om te kunnen bewijzen dat er meer was dan deze vormen van strafbare deelneming is het nodig dat uit de bewijsmiddelen tevens kan worden afgeleid dat er in de ten laste gelegde periode tussen verdachte en die ander(en) een samenwerkingsverband bestaan heeft, met een zekere duurzaamheid en structuur, dat het plegen van misdrijven nastreeft.
De verdachten hebben zich over het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband niet uitgelaten. Uit de bewijsmiddelen blijkt weliswaar dat de verdachten in wisselende verbanden met elkaar samenwerkten, maar de bewijsmiddelen leveren - ook in onderlinge samenhang bezien - te weinig basis om te komen tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat er tussen de verdachten een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur als hiervoor bedoeld heeft bestaan. Ook ten aanzien van dit feit dient daarom vrijspraak te volgen.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 5 subsidiair, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde feiten volgt hieronder een nadere uiteenzetting op basis waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring komt. Ten aanzien van de overige feiten volgt het oordeel van de rechtbank uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen.
Feit 1
De verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen slachtoffers heeft bewogen geld over te maken voor de aankoop van voetbalkaarten of andere producten, die vervolgens niet werden geleverd. Bij een van de slachtoffers zou de verdachte of een van zijn medeverdachten zich hebben voorgedaan als een familielid van het slachtoffer en hem hebben bewogen om geld over te maken omdat het internetbankieren niet zou werken.
Uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen valt op te maken dat de daders als volgt te werk gingen. Een van de daders zorgde er voor dat hij de beschikking kreeg over de bankpas met pincode van een ander, al dan niet door het uitoefenen van enige dwang. Vervolgens werden via Marktplaats voetbalkaartjes of andere producten te koop aangeboden. De kopers werden verzocht het aankoopbedrag over te maken naar de rekening waarvan de bankpas in het bezit was van een van de daders. Na betaling van het overeengekomen aankoopbedrag werd er vervolgens niets geleverd. Het overgemaakte bedrag werd vrij kort daarna door een van de daders gepind met de verkregen bankpas.
In de onderhavige zaak zijn voetbalkaarten ( [zaaknaam 1] ) via Marktplaats te koop aangeboden. Het slachtoffer maakte door middel van een betaalverzoek het aankoopbedrag over naar een door de verkoper, een van de daders, genoemde rekening. Deze rekening stond op naam van iemand anders dan de verkoper. Vrij kort na bijschrijving van het aankoopbedrag, werd dit bedrag door middel van pinnen van de rekening gehaald. De voetbalkaarten werden niet geleverd, ondanks de pogingen van het slachtoffer om in contact te komen met de verkoper. De verdachte is op camerabeelden herkend als degene die heeft gepind.
In de zaken [zaaknaam 2] en [zaaknaam 3] is dezelfde werkwijze gehanteerd. De slachtoffers hebben geld overgemaakt voor de aankoop van voetbalkaarten of een muziekinstrument, maar hebben vervolgens niets ontvangen. De verdachte is herkend als een van de pinners van de rekening waarop de aankoopbedragen zijn gestort.
Het slachtoffer [naam slachtoffer 3] ontving via Whatsapp een bericht van een persoon die zich voordeed als zijn zus. Het bericht hield in dat het internetbankieren van zijn zus niet werkte. Aan het slachtoffer werd verzocht een rekening voor zijn zus te betalen. Het slachtoffer heeft toe via twee betaalverzoeken in totaal € 1.838,39 overgemaakt naar een door de persoon die zich voordeed als zijn zus aangewezen rekening. Ook hier is de verdachte herkend als een van de pinners van de rekening waarop de bedragen zijn gestort.
Oplichting
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat een verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. De vraag die de rechtbank derhalve heeft te beantwoorden is of de slachtoffers door aanwending van een of meer van de in artikel 326, eerste lid, Sr bedoelde oplichtingsmiddelen (het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, het toepassen van listige kunstgrepen en/of het gebruik maken van een samenweefsel van verdichtsels) zijn
bewogentot een bepaalde gedraging, te weten de afgifte van een geldbedrag. Hierbij is van belang (telkens) te bepalen of het aangewende oplichtingsmiddel ertoe bestemd en geschikt is slachtoffers daadwerkelijk tot afgifte te bewegen, oftewel dat sprake is van een causaal verband.
In het licht van de hierboven geschetste werkwijze wordt het navolgende overwogen. De advertenties zijn onder het gebruik van een valse naam en bijpassende e-mailadressen geplaatst. Het enkele aanwenden van een valse naam staat niet zonder meer in causaal verband met de afgifte van een geldbedrag door de slachtoffers. Of bewezen kan worden dat de verkoper zich heeft bediend van een valse naam als bedoeld in artikel 326 Sr en voorts of er een causaal verband is tussen het aanwenden van de valse naam en de afgifte van geld door de slachtoffers, moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden in het concrete geval. In de onderhavige zaken ( [zaaknaam 1] , [zaaknaam 2] en [zaaknaam 3] ) acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Via Marktplaats worden verkopers en kopers van nieuwe en tweedehands producten samengebracht. De verkoper heeft in de onderhavige zaken onder een normale naam voetbalkaarten en muziekinstrumenten voor gangbare prijzen aangeboden. Via Whatsapp-berichten van mobiele telefoonnummers heeft de verkoper gecommuniceerd met potentiële kopers om tot overeenstemming te komen over de prijs die zou moeten worden betaald voor het door de verkoper te leveren product.
De verkoper heeft in geen van de onderhavige zaken de betaalde producten geleverd. De door hem gebruikte naam bleek telkens vals, in de zin van onrechtmatig gebruikt, te zijn.
Gelet op deze feiten en omstandigheden staat het voor de rechtbank vast dat een van de verdachten zich valselijk heeft gepresenteerd als bonafide verkoper. De verkoper heeft op onverdachte wijze producten aangeboden en hij heeft door gebruikmaking van een normale naam – niet zijn werkelijke naam – en mobiele telefoonnummers de indruk gewekt dat hij met open vizier handelde en traceerbaar was, wat van belang is in geval van niet-nakoming. De slachtoffers werden hierdoor bewogen hun eigen verplichting – de betaling van de koopsom – na te komen. De verkoper heeft aldus op valse wijze gebruik gemaakt van het op Marktplaats gangbare handelspatroon op basis van welk patroon de betrokken kopers mochten verwachten dat de verkoper de producten voor de afgesproken prijs en op de afgesproken wijze zou leveren. In die verwachting hebben zij geld naar de verkoper overgemaakt.
De rechtbank merkt op dat niet voor iedere oplichting op zich het bewijsminimum wordt behaald. Daar is meer voor nodig. Dat meerdere kan worden gevonden in steunbewijs, in de vorm van zogenoemd schakelbewijs. Bij schakelbewijs gaat het er, kort gezegd, om dat de feiten en omstandigheden die met betrekking tot een strafbaar feit blijkens de gebezigde bewijsmiddelen zijn vastgesteld, steun bieden voor de conclusie dat de verdachte en of zijn medeverdachten een ander strafbaar feit ook zo heeft of hebben begaan. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten.
Uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte en zijn medeverdachten in essentie telkens dezelfde werkwijze hebben gehanteerd. Die werkwijze is hierboven uiteengezet. De rechtbank is van oordeel dat die werkwijze op essentiële punten overeenkomt met de werkwijze in de zaken waar het bewijsminimum niet wordt behaald wanneer die zaken als op zichzelf staand zouden moeten worden beoordeeld. Daarmee levert die werkwijze het steunbewijs op dat leidt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat ook die feiten door verdachte en zijn medeverdachten zijn gepleegd.
Uit de rechtspraak kan weliswaar worden afgeleid dat niet elke vorm van bewust oneerlijk zaken doen onder het strafrecht moet worden gebracht. In veel gevallen staan bij wanprestatie immers civielrechtelijke wegen open om nakoming af te dwingen of om schade te verhalen. Dat wordt echter bemoeilijkt als – zoals in de onderhavige zaken – de oneerlijke verkoper onder een valse naam handelt en de indruk wekt een bonafide verkoper te zijn.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in de onderhavige zaken sprake is geweest van oplichting, als omschreven in artikel 326 Sr.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen onmiskenbaar de betrokkenheid van de verdachte bij de onder 1 ten laste gelegde handelingen blijkt. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze betrokkenheid niet anders worden geduid dan het medeplegen van deze feiten. In dat kader overweegt de rechtbank dat uit de aard van de onder 1 ten laste gelegde feiten volgt dat de verschillende handelingen op elkaar moeten worden afgestemd: al dan niet onder dwang, de beschikking krijgen over een betaalrekening van een zogenaamde katvanger, de beschikking krijgen over de bankpas en pincode van die rekening, het te koop aanbieden van kaartjes of andere producten, het communiceren met de koper, het pinnen van het door de koper overgemaakte bedrag van de rekening van de katvanger.
Als dergelijke handelingen - zoals in de onderhavige zaken - door meerdere daders worden verricht, blijkt daaruit hun opzet op nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het geheel. Ook uit de inhoud van getapte gesprekken blijkt de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en andere verdachten. Zo wordt tijdens gesprekken onder meer besproken wanneer er gepind kan worden. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van medeplegen.
Het onder 1 primair tenlastegelegde is dan ook bewezen.
6.1.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 5 subsidiair, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair)
hij op tijdstippen in de periode van 1
oktober2018
tot en met 21 januari 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
telkens door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam slachtoffer 1] ( [zaaknaam 1] ), heeft bewogen tot de afgifte van 250,00
euro en
- [naam slachtoffer 2] ( [zaaknaam 2] ), heeft bewogen tot de afgifte van 160,00 euro en
- [naam slachtoffer 3] ( [zaaknaam 2] ), heeft bewogen tot de afgifte van 1.838,39 euro
en
- [naam slachtoffer 4] ( [zaaknaam 3] ), heeft bewogen tot de afgifte van 655,- euro en
- [naam slachtoffer 5] ( [zaaknaam 3] ), heeft bewogen tot de afgifte van 560,- euro,
hebbende verdachte en/of zijn
mededader(s) toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - telkens valselijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid,
- op internet (via Marktplaats ) in advertenties
goederen (voetbalkaarten en/of andere producten) te koop aangeboden en
- daarbij telkens een valse naam en/of een (gehackt)
Marktplaatsaccount gebruikt en
- voornoemde [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] (per mail en/of whatsapp, althans
via internet) gevraagd het bedrag voor dat goed vooruit te betalen en
over te maken naar een bankrekeningnummer ten
name van een andere persoon dan verdachte en/of zijn mededader(s)
(
waarbijhij verdachte en/of zijn mededader(s) de beschikking had(den) over
de bankpas en de daarbij behorende pincode van
dat
rekeningnummer en
- via whatsapp [naam slachtoffer 3] een bericht heeft gestuurd, als zijnde hij
verdachte, de zus van die [naam slachtoffer 3] en vervolgens medegedeeld dat dit
haar nieuwe telefoonnummer was en dat haar internetbankieren het niet
deed en dat zij een rekening moest betalen en
ofhij, die [naam slachtoffer 3] , dat voor
haar kon doen en vervolgens via whatsapp meerdere
betaalverzoeken naar die [naam slachtoffer 3] verzonden en
- ( één of meer van) voornoemde personen (per mail en/of whatsapp,
althans via internet) medegedeeld dat de goederen zouden worden
opgestuurd of afgeleverd, zodra het geld op genoemde rekeningen zou staan
en
- zich aldus telkens voorgedaan als een persoon die het/de goed(eren) zou
kunnen en/of willen leveren, waardoor genoemde personen
werden bewogen tot bovenomschreven afgiftes;
(parketnummer 10/248872-18)
5. ( subsidiair)
hij op 5 december 2018 te Rotterdam,
[naam slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door
- aan die [naam slachtoffer 6] een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp te tonen en te zetten op/tegen het
hoofd van die [naam slachtoffer 6]
(parketnummer 10/248872-18)
7.
hij op 5 december 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en
munitie gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op
een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk
een nabootsing van een vuurwapen, te weten een pistool, welke door vorm en
afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een pistool van het
merk
Taurus, type PT-111 Millennium, voorhanden heeft gehad;
(parketnummer 10/751067-19)
8.
hij op 16 juli 2019 te Capelle aan den IJssel, zich met geweld
heeft verzet tegen ambtenaren, te
weten [naam agent 1] , hoofdagent politie Eenheid Rotterdam en [naam agent 2] ,
brigadier politie Eenheid Rotterdam,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de
aanhouding van hem, verdachte, immers heeft hij,
verdachte
- zich uit de greep van verbalisanten [naam agent 1] en [naam agent 2] geprobeerd los te
rukken en
- zich in tegengestelde richting bewogen van de richting waarin
verbalisanten [naam agent 1] en [naam agent 2] hem, verdachte,
trachten te brengen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

7.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.(primair)

medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

5.(subsidiair)

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

7.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
8.
wederspannigheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

8.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

9.Motivering straf

9.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
9.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met oplichtingspraktijken op het internet. Samen hebben zij de slachtoffers opgelicht en bewogen tot afgifte van geld, onder meer door op Marktplaats voetbalkaarten en andere producten aan te bieden, waarvan zij wisten dat zij die niet konden en zouden leveren. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders de slachtoffers financieel benadeeld en schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de wijze waarop (onder meer via Marktplaats) producten worden verkocht en gekocht. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte een balletjespistool voorhanden gehad. Hij heeft zich tevens schuldig gemaakt aan een grove bedreiging door dat pistool te richten op het hoofd van het slachtoffer. Het slachtoffer wist niet dat het om een balletjespistool ging. Zij voelde zich heel angstig en dacht dat zij dood zou gaan.
Tot slot heeft de verdachte zich met geweld verzet tegen twee politieambtenaren die hem hadden aangehouden en vastgepakt om hem weg te voeren.
9.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
9.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld. Die veroordelingen betroffen vooral vermogensdelicten, al dan niet gepleegd met geweld.
9.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De afdoening van deze zaak wijkt aanzienlijk af van de door de officier van justitie geëiste straf, omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht. Dit betekent dat de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen en dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

10.In beslag genomen voorwerpen

10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen waaronder telefoons, een jas en een betaalpas verbeurd te verklaren.
10.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de telefoons en de jas zullen worden teruggegeven aan de verdachte. De betaalpas kan volgens de verdediging terug naar de rechtmatige eigenaar.
10.3.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoons zullen worden verbeurd verklaard.
Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe.
Met behulp van deze voorwerpen zijn de onder 1 bewezen verklaarde feiten begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen jas zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Voor de bankpas zal een last tot teruggave aan ING worden gegeven, als degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van de overige onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen zal de rechtbank geen beslissing nemen, omdat daarop onder meer ten behoeve van de slachtoffers conservatoir beslag is gelegd.

11.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

De hierna te noemen benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 ten laste gelegde feiten. Zij hebben gevorderd de verdachte te veroordelen tot het betalen van de hierna nader te noemen bedragen, ter zake van schadevergoeding:
- [naam benadeelde 1] ( [zaaknaam 2] ) € 160,00
- [naam benadeelde 2] ( [zaaknaam 2] ) € 1.838,39
- [naam benadeelde 3] ( [zaaknaam 3] ) € 655,00
- [naam benadeelde 4] ( [zaaknaam 3] ) € 560,00.
11.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.
11.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet inhoudelijk betwist.
11.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door de onder 1 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de door die benadeelde partijen ingediende vorderingen genoegzaam zijn onderbouwd, zullen deze worden toegewezen.
Hoofdelijke veroordeling
Waar de rechtbank bewezen acht dat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een ander of anderen heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader of mededaders een benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens die benadeelde partij van zijn betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke renteAlle benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal telkens bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de hierna nader te noemen datum.
Kosten
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen in overwegende mate zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
11.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt telkens oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 180, 285 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

13.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft feit 2;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 3, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 5 subsidiair, 7 en 8 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
Strafoplegging
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 203 (tweehonderddrie) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 120 (honderdtwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart
verbeurdals bijkomende straf voor feit 1:
- 1 GSM zaktelefoon, kleur zwart, merk Samsung J5;
- 1 GSM zaktelefoon, kleur zwart, merk Samsung Galaxy;
- gelast de
teruggaveaan verdachte van:
- 1 jas, kleur rood, merk Moose Knuckles;
- gelast de
teruggaveaan ING van:
- 1 ING betaalpas ten name van [naam 1] ;
Benadeelde partijen
Feit 1
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de hierna te noemen benadeelde partijen te betalen de hierna te vermelden bedragen, ter vergoeding van materiële schade, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de hierna te noemen datum tot aan de dag der algehele voldoening:
(feit 1) vergoeding: wettelijke rente vanaf:
- [naam benadeelde 1] € 160,00 19 november 2018
- [naam benadeelde 2] € 1.838,39 24 november 2018
- [naam benadeelde 3] € 655,00 13 november 2018
- [naam benadeelde 4] € 560,00 20 november 2018;
Kosten
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Schadevergoedingsmaatregel
Feit 1
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de hierna te noemen benadeelde partijen te betalen de hierna te vermelden bedragen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen datum tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hierna te vermelden bedragen telkens vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de hierna te vermelden duur; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
(feit 1) vergoeding: wettelijke rente vanaf: vervangende hechtenis:
- [naam benadeelde 1] € 160,00 19 november 2018 3 dagen
- [naam benadeelde 2] € 1.838,39 24 november 2018 28 dagen
- [naam benadeelde 3] € 655,00 13 november 2018 13 dagen
- [naam benadeelde 4] € 560,00 20 november 2018 11 dagen;
verstaat dat betaling aan een benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van die benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. I.W.M. Laurijssens en M.P. van der Stroom, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. primair)
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018
tot en met 21 januari 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam slachtoffer 1] ( [zaaknaam 1] ), heeft bewogen tot de afgifte van 250,00
euro en/of
- [naam slachtoffer 2] ( [zaaknaam 2] ), heeft bewogen tot de afgifte van 160,00 euro en/of
- [naam slachtoffer 3] ( [zaaknaam 2] ), heeft bewogen tot de afgifte van 1.838,39 euro
en/of
- [naam slachtoffer 4] ( [zaaknaam 3] ), heeft bewogen tot de afgifte van 655,- euro en/of
- [naam slachtoffer 5] ( [zaaknaam 3] ), heeft bewogen tot de afgifte van 560,- euro,
in elk geval genoemde perso(o)n(en) (telkens) heeft bewogen tot de afgifte
van een geldbedrag, althans enig goed, hebbende verdachte en/of zijn
mededader(s) toen aldaar (telkens( met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid,
- op internet (via Marktplaats en/of Facebook) in (een) advertentie(s) (een)
goed(eren) (concertkaarten en/of voetbalkaarten
en/of andere producten) te koop aangeboden en/of
- daarbij (telkens) een valse naam gebruikt en/of een (gehackt)
Marktplaatsaccount en/of Facebookaccount, althans een account waartoe hij
verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren gebruikt en/of
- voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
[naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] (per mail en/of whatsapp, althans
via internet) gevraagd het bedrag voor dat goed vooruit te betalen en/of
over te maken naar (een) bankrekeningnummer(s) ten
name van een ander(e) perso(o)n(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s)
(waarover hij verdachte en/of zijn mededader(s) de beschikking had(den) over
de bankpas(sen) en/of de daarbij behorende pincode(s) van die
rekeningnummer(s)) en/of
- via whatsapp [naam slachtoffer 3] een bericht heeft gestuurd, als zijnde hij
verdachte, de zus van die [naam slachtoffer 3] en/of (vervolgens) medegedeeld dat dit
haar nieuwe telefoonnummer was en/of dat haar internetbankieren het niet
deed en dat zij een rekening moest betalen en/of hij, die [naam slachtoffer 3] , dat voor
haar kon doen en/of (vervolgens) (via whatsapp) één of meerdere
betaalverzoeken naar die [naam slachtoffer 3] verzonden en/of
- ( één of meer van) voornoemde perso(o)n(en) (per mail en/of whatsapp,
althans via internet) medegedeeld dat het/de goed(eren) zouden worden
opgestuurd of afgeleverd, zodra het geld op genoemde rekeningen zou staan
en/of
- zich aldus (telkens) voorgedaan als (een) persoon die het/de goed(eren) zou
kunnen en/of willen leveren, waardoor genoemde perso(o)n(en) (telkens)
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
(subsidiair)
[naam medeverdachte 1] en/of één of meer andere (onbekende) perso(o)n(en) op één of meer
tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018
tot en met 21 januari 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam slachtoffer 1] ( [zaaknaam 1] ), heeft bewogen tot de afgifte van 250,00
euro en/of
- [naam slachtoffer 2] ( [zaaknaam 2] ), heeft bewogen tot de afgifte van 160,00 euro en/of
- [naam slachtoffer 3] ( [zaaknaam 2] ), heeft bewogen tot de afgifte van 1.838,39 euro
en/of
- [naam slachtoffer 4] ( [zaaknaam 3] ), heeft bewogen tot de afgifte van 655,- euro en/of
- [naam slachtoffer 5] ( [zaaknaam 3] ), heeft bewogen tot de afgifte van 560,- euro,
in elk geval genoemde perso(o)n(en) (telkens) heeft bewogen tot de afgifte
van een geldbedrag, althans enig goed, hebbende verdachte en/of zijn
mededader(s) toen aldaar (telkens( met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid,
- op internet (via Marktplaats en/of Facebook) in (een) advertentie(s) (een)
goed(eren) (concertkaarten en/of voetbalkaarten) te koop aangeboden en/of
- daarbij (telkens) een valse naam gebruikt en/of een (gehackt)
Marktplaatsaccount en/of Facebookaccount, althans een account waartoe hij
verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren gebruikt en/of
- voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
[naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] (per mail en/of whatsapp, althans
via internet) gevraagd het bedrag voor dat goed vooruit te betalen en/of
over te maken naar (een) bankrekeningnummer(s) ten
name van een ander(e) perso(o)n(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s)
(waarover hij verdachte en/of zijn mededader(s) de beschikking had(den) over
de bankpas(sen) en/of de daarbij behorende pincode(s) van die
rekeningnummer(s)) en/of
- via whatsapp [naam slachtoffer 3] een bericht heeft gestuurd, als zijnde hij
verdachte, de zus van die [naam slachtoffer 3] en/of (vervolgens) medegedeeld dat dit
haar nieuwe telefoonnummer was en/of dat haar internetbankieren het niet
deed en dat zij een rekening moest betalen en/of hij, die [naam slachtoffer 3] , dat voor
haar kon doen en/of (vervolgens) (via whatsapp) één of meerdere
betaalverzoeken naar die [naam slachtoffer 3] verzonden en/of
- ( één of meer van) voornoemde perso(o)n(en) (per mail en/of whatsapp,
althans via internet) medegedeeld dat het/de goed(eren) zouden worden
opgestuurd of afgeleverd, zodra het geld op genoemde rekeningen zou staan
en/of
- zich aldus (telkens) voorgedaan als (een) persoon die het/de goed(eren) zou
kunnen en/of willen leveren, waardoor genoemde perso(o)n(en) (telkens)
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s),
tot het plegen van welke(e) vorenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij,
verdachte, meermalen, (telkens)
in of omstreeks van 1 januari 2018 tot en met 21 januari 2019 te Rotterdam
en/of Amsterdam, in elk geval Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of gelegendheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (telkens)
- na ontvangst van één of meer (door misdrijf) verkregen bankpas(sen) en
bijbehorende pincode(s) (van bankrekening(en) van derden, niet zijnde
verdachte en/of zijn mededader(s)) en/of informatie over die bankpas(sen)
en/of bijbehorende pincode(s) - over het saldo op een van die bankrekening(en)
te beschikken en/of (vervolgens) één of meer geldbedrag(en) (op te nemen) te
pinnen;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018
tot en met 21 januari 2019, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben
hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) meermalen, althans eenmaal
(een) voorwerp(en), te weten (tenminste) 13.000,- euro, althans één of
meerdere geldbedragen, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet
en/of van een of meer voorwerp(en) te weten de zojusit benoemde voorwerp(en),
- gebruik gemaakt en/of
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of
- verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en)
was/waren of wie voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
voornoemde voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overdragen
en/of omgezet en/of gebruik van gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn
mededader(s), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden,
dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middelijk - afkomstig was/waren uit
enig misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2019 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) goed(eren), te weten één of meerdere (bank)passen en/of ID-kaarten (op
naam van [naam 1] en/of [naam 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of
overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving
of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf,
namelijk door diefstal en/of oplichting en/of verduistering, althans door enig
(ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 21 januari 2019
te Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door hem, verdachte,
en/of [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en/of één of meer
anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
(onder meer)
het plegen van computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van Strafrecht) en/of
het plegen van oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en/of
het plegen van diefstal door middel van een valse sleutel (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) en/of
het plegen van witwassen (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht);
(parketnummer 10/248872-18)
5. ( primair)
hij op of omstreeks 5 december 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam slachtoffer 6] te dwingen tot afgifte van geld, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 6] , in elk geval een ander of
anderen dan aan verdachte, als volgt heeft gehandeld (meermalen)
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [naam slachtoffer 6]
heeft getoond en/of voorgehouden en/of heeft gericht/gezet op/tegen (het hoofd
van) die [naam slachtoffer 6] en/of
met een vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp, (met
kracht) tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 6] heeft geslagen en/of
aan die [naam slachtoffer 6] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "ga betalen, want je
bent in mijn kamer geweest", althans woorden van gelijke (dreigende) aard
en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 5 december 2018 te Rotterdam,
[naam slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
zware mishandeling, door (meermalen)
- aan die [naam slachtoffer 6] (dreigend) de woorden toe te voegen: "als je nog 1 keer iets
zegt dan pak ik een pistool", althans woorden van gelijke dreigende aard
en/of strekking en/of (vervolgens)
- aan die [naam slachtoffer 6] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, te tonen en/of voor te houden en/of te richten/zetten op/tegen het
hoofd van die [naam slachtoffer 6] en/of (vervolgens)
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
(meermalen) (met kracht) te slaan op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 6] en/of
(vervolgens) aan die [naam slachtoffer 6] (dreigend) de woorden toe te voegen: "ga
betalen, want je bent in mijn kamer geweest";
(parketnummer 10/248872-18)
6.
hij op of omstreeks 5 december 2018 te Rotterdam
parfum, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(parketnummer 10/248872-18)
7.
hij op of omstreeks 5 december 2018 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en
munitie gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op
een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk
een nabootsing van een vuurwapen, te weten een pistool, welke door vorm en
afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een pistool van het mark
Taurus, type PT-111 Millennium, voorhanden heeft gehad;
(parketnummer 10/751067-19)
8.
hij op of omstreeks 16 juli 2019 te Capelle aan den IJssel, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te
weten [naam agent 1] , hoofdagent politie Eenheid Rotterdam en/of [naam agent 2] ,
brigadier politie Eenheid Rotterdam,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de
aanhouding van hem, verdachte ,zich door geweld en/of bedreiging met geweld
heeft verzet tegen voornoemde politieambtena(ar(en), immers heeft hij,
verdachte, meermalen, althans éénmaal (met kracht)
- zich uit de greep van verbalisanten [naam agent 1] en/of [naam agent 2] geprobeerd los te
rukken en/of zich losgetrokken uit de greep van die verbalisanten en/of
- zich in tegengestelde richting bewogen van de richting waarin
verbalisanten [naam agent 1] en/of [naam agent 2] hem, verdachte, wilden bewegen en/of
trachten te brengen.