ECLI:NL:RBROT:2019:8678

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
584018 / HA RK 19-1210
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen de rechtbank Rotterdam wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2019 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een besloten vennootschap en een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Köse. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de gehele rechtbank Rotterdam, wat volgens de geldende wetgeving niet mogelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet gericht was tegen specifieke rechters die daadwerkelijk met de behandeling van de zaak belast waren, maar tegen het gehele gerecht. Dit is in strijd met artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat een wrakingsverzoek moet zijn gericht tegen een of meer rechters die de zaak behandelen. De rechtbank heeft ook verwezen naar het Wrakingsprotocol van de rechtbank Rotterdam, waarin is bepaald dat een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting kan worden afgewezen indien het verzoek niet betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter.

De zaak waar het wrakingsverzoek uit voortkwam, betrof een civielrechtelijke procedure tussen de Stichting [naam stichting] als eiseres en de verzoekers als gedaagden. De rechtbank had eerder een comparitie van partijen bepaald, maar de advocaat van de verzoekers had gesuggereerd dat de zaak naar een ander gerecht verwezen zou moeten worden. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk was en heeft het verzoek afgewezen zonder verdere behandeling. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, met mr. R.R. Roukema als voorzitter, en is ondertekend door de aanwezige rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 584018 / HA RK 19-1210
Beslissing van 22 oktober 2019
op het verzoek van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam vennootschap] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en
[naam verzoeker] ,
h.o.d.n. [naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
gemachtigde mr. E. Köse te Rotterdam,
strekkende tot wraking van:
de rechtbank Rotterdam.

1.Het procesverloop en de processtukken

In de civielrechtelijke procedure tussen de Stichting [naam stichting] als eiseres in conventie en verweerster in reconventie tegen verzoekers als gedaagden in conventie en eisers in reconventie werd bij vonnis van 8 augustus 2019 een comparitie van partijen bepaald ten overstaan van kantonrechter mr. A.J.L.M. van der Wildt op 16 oktober 2019 te 13.30 uur. Die procedure draagt als kenmerk 753125 \ CV EXPL 19-6705.
Bij brief van 4 oktober 2019 heeft de advocaat van verzoekers aan de kantonrechter meegedeeld dat zij het wellicht verstandig achten dat de zaak door de rechtbank wordt verwezen naar een ander gerecht.
Bij brieven van 9 oktober 2019 heeft de griffier aan de gemachtigden van de procespartijen meegedeeld dat de zaak niet zal worden verwezen naar een ander gerecht.
Bij brief van 15 oktober 2019 heeft de advocaat van verzoekers wraking van de rechtbank Rotterdam verzocht.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit deze wetsbepaling volgt dat het wrakingsverzoek moet zijn gericht tegen een of meer rechters die daadwerkelijk met de behandeling van een zaak zijn belast en dat wraking van een gerecht of van alle rechters werkzaam bij een gerecht niet mogelijk is.
2.2
In artikel 9.1, tweede volzin en onder d. van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam is bepaald dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds kan afwijzen indien het verzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter of is gericht tegen het hele college.
2.3
Nu het wrakingsverzoek zich richt tegen de hele rechtbank Rotterdam zal de rechtbank met toepassing van artikel 9.1 van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid en zonder behandeling ter zitting afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking van de rechtbank Rotterdam af wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. A. Verweij en mr. W.J. Roos-van Toor, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. A. Verweij uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2019 tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- mr. E. Köse
- mr. E.J. Lichtenveldt