ECLI:NL:RBROT:2019:8677

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
583791 / HA RK 19-1190
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoeken wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan over twee wrakingsverzoeken van een verzoeker tegen de rechter mr. M.V. van Baaren en de rechters van de wrakingskamer, mr. W.J.J. Wetzels, mr. K.J. Bezuijen en mr. J.J. van den Berg. De verzoeker had eerder, op 6 september 2019, een bestuursrechtelijk beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, met kenmerk ROT 19 / 6490. Na de zitting op 6 september 2019 heeft de verzoeker op 17 september 2019 een eerste wrakingsverzoek ingediend, dat op 7 oktober 2019 door de wrakingskamer werd afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid. Op 14 oktober 2019 diende de verzoeker een tweede wrakingsverzoek in, maar dit verzoek werd eveneens afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat het tweede wrakingsverzoek niet in behandeling kon worden genomen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren gepresenteerd die na de beslissing op het eerste wrakingsverzoek aan de verzoeker bekend waren geworden. De rechtbank verwees naar artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij er nieuwe feiten zijn. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel, aangezien hij herhaaldelijk wraking vroeg zonder nieuwe gronden aan te voeren.

De rechtbank heeft daarom besloten dat de verzoeken tot wraking van zowel de rechter als de wrakingsrechters kennelijk niet-ontvankelijk zijn en dat een volgend wrakingsverzoek in deze procedure niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken en is ondertekend door de rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 583791 / HA RK 19-1190
Beslissing van 17 oktober 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. M.V. van Baaren, rechter in de rechtbank Rotterdam, team bestuur 1 (hierna: de rechter)
en
mr. W.J.J. Wetzels,
mr. K.J. Bezuijenen
mr. J.J. van den Berg, rechters in de meervoudige kamer voor wrakingszaken in deze rechtbank (hierna: de wrakingsrechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 6 september 2019 is door de rechter behandeld het door verzoeker ingestelde bestuursrechtelijke beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Die procedure draagt als kenmerk ROT 19 / 6490.
Bij brief van 17 september 2019 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht (hierna: het eerste wrakingsverzoek).
Bij beslissing van 7 oktober 2019 heeft de wrakingskamer, samengesteld door de wrakingsrechters, verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in het eerste wrakingsverzoek.
Bij brief van 14 oktober 2019 heeft verzoeker andermaal wraking verzocht van de rechter en tevens van de wrakingsrechters (het tweede wrakingsverzoek).
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de zitting van 6 september 2019 en de beslissing van 7 oktober 2019.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
het verzoek tot wraking van de rechter
2.1.1.
In artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht is onder meer bepaald dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden. Artikel 9.1 van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam bevat een soortgelijke bepaling in die zin, dat daarin onder meer is bepaald dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds kan afwijzen indien het een volgend verzoek ten aanzien van eenzelfde rechter betreft, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2.1.2.
Hoewel verzoeker stelt dat hij de rechter in de zaak met kenmerk ROT 18 / 6490 wederom wraakt wegens later bekend geworden feiten, bevat het verzoek geen opgave van feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de rechter en die aan verzoeker eerst na de beslissing van 7 oktober 2019 bekend zijn geworden.
Op grond van het vorenstaande wordt het verzoek, voor zover strekkende tot wraking van de rechter, wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid en zonder behandeling ter zitting aanstonds afgewezen.
2.2.
het verzoek tot wraking van de wrakingsrechters
2.2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2.2.
Bij de uitspraak van 7 oktober 2019 hebben de wrakingsrechters in de procedure betreffende het eerste wrakingsverzoek een beslissing gegeven. Die uitspraak is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechters is geëindigd.
2.2.3.
Het wrakingsverzoek is op 14 oktober 2019 en derhalve na de uitspraak van voormelde beslissing ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechters de zaak niet meer behandelden op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de wrakingsrechters. Het verzoek zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank worden afgewezen.
2.3.
volgend wrakingsverzoek
2.3.1.
Met het tweede wrakingsverzoek heeft verzoeker inmiddels in de procedure met kenmerk ROT 18 / 6490 tweemaal wraking van de behandelend rechter verzocht. Daarnaast heeft hij wraking van de rechters van de wrakingskamer verzocht. Het eerste verzoek is afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid. Het tweede wrakingsverzoek wordt afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. Gelet op de gronden van deze afwijzingen moet worden geconcludeerd dat verzoeker gebruik maakt van het middel van wraking op een wijze waarvoor dit niet is bedoeld en derhalve misbruik maakt van dit rechtsmiddel. Op grond hiervan zal worden beslist dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de procedure met kenmerk ROT 18 / 6490 niet in behandeling wordt genomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. M.V. van Baaren wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid;
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. W.J.J. Wetzels, mr. K.J. Bezuijen en mr. J.J. van den Berg wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de procedure met kenmerk ROT 18 / 6490 niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. A. Eerdhuijzen en mr. drs. J. van den Bos, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is deze beslissing door mr. drs. J. van den Bos uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2019 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. M.V. van Baaren
- mr. W.J.J. Wetzels
- mr. K.J. Bezuijen
- mr. J.J. van den Berg
- het college van B & W van de gemeente Rotterdam