Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
mr. K.J. Bezuijenen
mr. J.J. van den Berg, rechters in de meervoudige kamer voor wrakingszaken in deze rechtbank (hierna: de wrakingsrechters).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan over twee wrakingsverzoeken van een verzoeker tegen de rechter mr. M.V. van Baaren en de rechters van de wrakingskamer, mr. W.J.J. Wetzels, mr. K.J. Bezuijen en mr. J.J. van den Berg. De verzoeker had eerder, op 6 september 2019, een bestuursrechtelijk beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, met kenmerk ROT 19 / 6490. Na de zitting op 6 september 2019 heeft de verzoeker op 17 september 2019 een eerste wrakingsverzoek ingediend, dat op 7 oktober 2019 door de wrakingskamer werd afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid. Op 14 oktober 2019 diende de verzoeker een tweede wrakingsverzoek in, maar dit verzoek werd eveneens afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat het tweede wrakingsverzoek niet in behandeling kon worden genomen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren gepresenteerd die na de beslissing op het eerste wrakingsverzoek aan de verzoeker bekend waren geworden. De rechtbank verwees naar artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij er nieuwe feiten zijn. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel, aangezien hij herhaaldelijk wraking vroeg zonder nieuwe gronden aan te voeren.
De rechtbank heeft daarom besloten dat de verzoeken tot wraking van zowel de rechter als de wrakingsrechters kennelijk niet-ontvankelijk zijn en dat een volgend wrakingsverzoek in deze procedure niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken en is ondertekend door de rechters.