ECLI:NL:RBROT:2019:8676

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
583300 / HA RK 19-1155
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2019 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een civielrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. M.M. Kruithof, de rechter die de zaak behandelde. De verzoeker stelde dat de rechter niet onpartijdig was, omdat deze had toegestaan dat de tegenpartij, Stichting [naam stichting], kort voor de zitting een akte van vermeerdering van eis indiende, terwijl verzoeker niet de kans had gekregen om nieuwe stukken in te dienen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker onvoldoende expliciete omstandigheden had aangevoerd die zouden kunnen leiden tot twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een voor een partij onwelgevallige procesbeslissing op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. Het verzoek werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 583300 / HA RK 19-1155
Beslissing van 31 oktober 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. M.M. Kruithof, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 23 september 2019 heeft ten overstaan van de rechter de comparitie van partijen plaatsgevonden in de civielrechtelijke procedure van verzoeker als eiser in conventie en Stichting [naam stichting] (hierna: [naam stichting] ) als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie. Die procedure draagt als kenmerk 7892211 CV EXPL 19-29135.
Bij brief van 1 oktober 2019, door de rechtbank ontvangen op 2 oktober 2019, heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
Verzoeker, de rechter en [naam stichting] zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 8 oktober 2019.
Ter zitting van 16 oktober 2019 waar het wrakingsverzoek is behandeld, is verzoeker verschenen, evenals [naam stichting] . Verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter heeft toegestaan dat [naam stichting] een paar dagen voor de zitting van 23 september 2019 in reconventie nog een akte van vermeerdering van eis indiende, terwijl het verzoeker niet werd toegestaan om nieuwe stukken in te dienen. Op de door [naam stichting] ingediende producties 14 en 15, die zes dagen voor de zitting zijn ingediend, staat, dat deze ter zitting zouden worden toegelicht. Dit is niet gedaan en er is ook nooit naar gevraagd door de rechter. De advocaat van verzoeker heeft geprobeerd de rechter te laten inzien dat de zaak meer omvat dan alleen de badkamer. Hierop is de rechter niet ingegaan. Verder heeft de advocaat van verzoeker niet de kans gekregen om andere bewijzen aan te voeren van het slechte onderhoud van de woning.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter stelt dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het verzoek niet tijdig is ingediend, dat wil zeggen niet zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden.
De rechter bestrijdt daarnaast deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Beide partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten. Zowel de eisende partij als de gedaagde partij en de gemachtigden van beide partijen hebben die gelegenheid gekregen. Daar waar het voor de rechter onduidelijk was heeft zij vragen gesteld. Er is niet alleen gesproken over de klachten over de badkamer, maar ook over andere klachten ten aanzien van de woning. De procedure is een bodemprocedure. Desgevraagd heeft de rechter aangegeven dat een akte tot vermeerdering van eis in reconventie op grond van de wet kan worden ingediend zolang de rechter geen eindvonnis heeft gewezen. Ten aanzien van het overleggen van overige stukken heeft zij naar het procesreglement verwezen. De door [naam stichting] overgelegde producties zijn desgevraagd toegelicht.

3.De beoordeling

3.1
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden – zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vereist.
3.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat het wrakingsverzoek tijdig is gedaan en overweegt daartoe het volgende.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd uitlatingen, gedragingen en beslissingen van de rechter bij gelegenheid van de zitting op 23 september 2019. Verzoeker was, bijgestaan door zijn advocaat, op die zitting tegenwoordig en heeft bij die gelegenheid kennis genomen van die uitlatingen, gedragingen en beslissingen.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent, dat een wrakingsverzoek dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is. Desgevraagd heeft verzoeker verklaard eerst met zijn advocaat te hebben willen overleggen over een eventueel wrakingsverzoek. De advocaat van verzoeker heeft toen aangegeven hem niet te kunnen dan wel willen ondersteunen bij een eventueel wrakingsverzoek.
Verzoeker heeft vervolgens via internet en het juridisch loket informatie over de wrakingsprocedure ingewonnen, hetgeen heeft geleid tot zijn brief van 1 oktober 2019 met het wrakingsverzoek, ingekomen op 2 oktober 2019.
Gelet op de vermelde omstandigheden is sprake van een acceptabele tijd voor beraad, zodat het verzoek ontvankelijk is.
3.3
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.4
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.5
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.6
De wrakingskamer is van oordeel dat de aangevoerde omstandigheden niet zo’n zwaarwegende aanwijzing opleveren, en overweegt daartoe als volgt.
3.6.1
Hetgeen verzoeker stelt omtrent het verloop van de zitting van 23 september 2019 behelst onder meer dat het proces-verbaal van die zitting op sommige punten niet zou kloppen. Echter, daar waar de inhoud van het proces-verbaal en hetgeen verzoeker omtrent het verloop van de zitting stelt, uitéénlopen, zijn door verzoeker onvoldoende expliciete omstandigheden gesteld om twijfel te doen rijzen aan de juistheid van het proces-verbaal. Bij de beoordeling van de overige wrakingsgronden zal de wrakingskamer dan ook uitgaan van het proces-verbaal van de zitting van 23 september 2019 zoals door de voorzitter en de griffier vastgesteld.
3.6.2
Voor wat betreft de overige wrakingsgronden mist het verzoek feitelijke grondslag. Uit het proces-verbaal van de zitting van 23 september 2019 volgt dat over een lekkage in de slaapkamer en over schimmel in de CV-ketel is gesproken, dus over méér dan alleen de badkamer. Ook heeft de rechter blijkens het proces-verbaal aan verzoeker gevraagd of hij zich bewust is van de vordering in reconventie tot schadevergoeding en heeft de rechter hierna gevraagd of verzoeker overigens nog iets wil opmerken, terwijl dat vervolgens niet het geval was. De wederpartij heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting van 23 september 2019 de producties 14 en 15 toegelicht. De wrakingskamer ziet hierbij geen enkele aanwijzing waaruit zou moeten volgen dat de rechter blijk heeft gegeven van (een schijn van) vooringenomenheid. Het in dit kader door verzoeker aangevoerde levert daarom geen grond voor wraking op.
3.6.3
Voorts is het navolgende nog van belang.
Het toestaan van een akte tot vermeerdering van eis en het al dan niet toelaten van producties, betreft procesbeslissingen. Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige (proces)beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om zo’n beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen. Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Bij de procesbeslissingen die in casu zijn genomen is hiervan naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake.
3.7
Het verzoek is gelet op al het hiervoor overwogene ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. M.M. Kruithof.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. M. de Geus en
mr. M.G.L. de Vette, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2019 in tegenwoordigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-