Op 31 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [naam verzoeker] tegen de rechters mr. I. de Greef en mr. R. Kruisdijk. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de oproep voor de rolzitting van 24 september 2019 niet op de juiste wijze was verzonden, wat volgens verzoeker zou wijzen op partijdigheid van de rechters. De rechtbank oordeelde echter dat de administratieve handelingen, zoals het verzenden van oproepen, door de griffier of administratieve ondersteuning van de rechtbank worden uitgevoerd en dat de rechters daar in het algemeen geen bemoeienis mee hebben. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als de oproep verzoeker niet had bereikt, dit geen aanwijzing voor partijdigheid van de rechters kon zijn.
De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De aangevoerde omstandigheden door verzoeker gaven geen aanleiding om te veronderstellen dat de rechters vooringenomen waren. De rechtbank wees erop dat verzoeker zijn klachten in hoger beroep kan aanvoeren, maar dat deze geen grond opleveren voor wraking. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de beslissing werd uitgesproken door mr. P.C. Santema, voorzitter, en de andere rechters in een openbare zitting.