ECLI:NL:RBROT:2019:8675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
583320 / HA RK 19-1157
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure

Op 31 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [naam verzoeker] tegen de rechters mr. I. de Greef en mr. R. Kruisdijk. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de oproep voor de rolzitting van 24 september 2019 niet op de juiste wijze was verzonden, wat volgens verzoeker zou wijzen op partijdigheid van de rechters. De rechtbank oordeelde echter dat de administratieve handelingen, zoals het verzenden van oproepen, door de griffier of administratieve ondersteuning van de rechtbank worden uitgevoerd en dat de rechters daar in het algemeen geen bemoeienis mee hebben. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als de oproep verzoeker niet had bereikt, dit geen aanwijzing voor partijdigheid van de rechters kon zijn.

De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De aangevoerde omstandigheden door verzoeker gaven geen aanleiding om te veronderstellen dat de rechters vooringenomen waren. De rechtbank wees erop dat verzoeker zijn klachten in hoger beroep kan aanvoeren, maar dat deze geen grond opleveren voor wraking. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de beslissing werd uitgesproken door mr. P.C. Santema, voorzitter, en de andere rechters in een openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 583320 / HA RK 19-1157
Beslissing van 31 oktober 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, hierna aangeduid als [naam verzoeker] ,
strekkende tot wraking van:
mr. I. de Greef, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton
dan wel
mr. R. Kruisdijk, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij exploot van dagvaarding van 9 mei 2019 is verzoeker door [naam vennootschap] B.V. (hierna: [naam vennootschap] ) gedagvaard om te verschijnen op de openbare terechtzitting van de rechtbank Rotterdam van 22 mei 2019. Deze procedure draagt het kenmerk 7772012 CV EXPL 19-21602. [naam verzoeker] is op de rolzitting van 22 mei 2019 verschenen en heeft mondeling verweer gevoerd. De kantonrechter, mr. I. de Greef, heeft vervolgens de zaak verwezen naar de rolzitting van 30 juli 2019 opdat [naam vennootschap] op het verweer van [naam verzoeker] kon reageren.
[naam vennootschap] heeft hierop, na verleend uitstel, op 27 augustus 2019 een conclusie van repliek ingediend.
Bij brief van 28 augustus 2019 is [naam verzoeker] in de gelegenheid gesteld om op de rolzitting van dinsdag 24 september 2019 te reageren op het standpunt van [naam vennootschap] . Deze rolzitting is door mr. R. Kruisdijk waargenomen. [naam verzoeker] is niet verschenen.
Bij brief van 25 september 2019 is aan partijen medegedeeld dat de kantonrechter vonnis heeft bepaald op 25 oktober 2019.
[naam verzoeker] heeft hierop de wraking van de rechter/rechters verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van de rolzitting van 22 mei 2019;
- de brief van 28 augustus 2019 met de oproeping voor de zitting van 24 september 2019;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
[naam verzoeker] , de rechters en [naam vennootschap] zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. Mr. I. de Greef heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 11 oktober 2019. Hierin is vermeld dat mr. R. Kruisdijk zich in het geschrevene kan vinden.
Ter zitting van 16 oktober 2019, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is geen van de partijen verschenen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft [naam verzoeker] het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Er is door de rechter geen gedegen oproep verzonden. Omdat de rechter geen gedegen oproep heeft verzonden, en omdat de andere rechters ervoor ook al zo vooringenomen waren, is dit nu de druppel waardoor de rechter wordt gewraakt. In alle vorige zittingen werden er door de rechters aannames gedaan, waardoor hele andere verklaringen werden opgesteld. Er is steeds verklaard dat er nooit een getekende overeenkomst was met [naam vennootschap] .
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust.
De rechters hebben te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Los van de vraag in hoeverre uit het niet sturen van een oproeping vooringenomenheid van een rechter kan blijken - dit betreft een administratieve handeling - bevindt zich in het dossier wel een oproeping aan verzoeker voor de rolzitting van 24 september 2019. Deze oproepbrief is van 28 augustus 2019 en is verstuurd naar het juiste adres. In de aantekeningen van het mondelinge verweer van [naam verzoeker] op 22 mei 2019 is opgenomen dat de vordering niet klopt omdat [naam verzoeker] geen [naam vennootschap] -jaarkaart heeft. Dit komt in hoofdlijnen overeen met wat [naam verzoeker] heeft verklaard en/of willen betogen.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door [naam verzoeker] aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechters door hun persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig zijn.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door [naam verzoeker] geuite vrees dat de rechters jegens hem een vooringenomenheid koesteren - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van [naam verzoeker] van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat de aangevoerde omstandigheden niet zo’n zwaarwegende aanwijzing als hiervoor bedoeld opleveren, en overweegt daartoe als volgt.
3.5
Een rechter heeft in zijn algemeenheid geen of nauwelijks bemoeienis met het voortraject van een procedure. De administratieve handelingen, die tijdens dat voortraject plaatsvinden, worden feitelijk uitgevoerd door de griffier of – meer nauwkeurig omschreven – de administratieve ondersteuning van de rechtbank.
3.5.1
Ook in deze procedure is niet gebleken dat de rechters betrokken zijn geweest bij het (al dan niet) oproepen van [naam verzoeker] . Voorts is de oproep blijkens het dossier wèl, en naar het juiste adres van [naam verzoeker] , verzonden door de administratie van de rechtbank.
Als dus niettemin juist zou zijn dat de oproep voor de rolzitting [naam verzoeker] niet heeft bereikt, kan dit op geen enkele wijze een aanwijzing vormen dat er sprake is van partijdigheid van de rechters.
[naam verzoeker] kan zijn klachten terzake in hoger beroep naar voren brengen. Zij leveren geen grond op voor wraking van de rechters wegens een gerechtvaardigde vrees voor een vooringenomenheid of een gebrek aan onpartijdigheid.
3.6
Ook uit hetgeen [naam verzoeker] voor het overige heeft aangevoerd omtrent de eerdere rolzitting blijkt niet dat rechter mr. I. de Greef blijk heeft gegeven van vooringenomenheid. In de aantekeningen van de rolzitting van 22 mei 2019 is opgenomen dat de vordering niet klopt en [naam verzoeker] geen [naam vennootschap] -jaarkaart heeft. Dit komt overeen met wat [naam verzoeker] aanvoert in het wrakingsverzoek.
3.7
Het verzoek is gelet op het hiervoor overwogene ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. I. de Greef en mr. R. Kruisdijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. M. de Geus en
mr. M.G.L. de Vette, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2019 in tegenwoordigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-