Op 31 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. M.C. van der Kolk, de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken. De verzoeker had eerder op 12 september 2019 verzocht om het e-mailadres van de rechter-commissaris, maar dit verzoek was niet beantwoord en niet doorgeleid naar het kabinet van de rechter-commissaris. Tijdens de zitting van de wrakingskamer op 16 oktober 2019 was de verzoeker aanwezig, terwijl de rechter-commissaris niet verscheen. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker onvoldoende feiten had aangedragen die zouden wijzen op een vooringenomenheid van de rechter-commissaris. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De aangevoerde omstandigheden door de verzoeker werden niet als zwaarwegend genoeg beschouwd om tot wraking over te gaan. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot wraking ongegrond was en wees het af.