ECLI:NL:RBROT:2019:8662

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
5 november 2019
Zaaknummer
10/750312-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van de invoer van 100 kilogram cocaïne en voorbereidingshandelingen daartoe

Op 30 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van 100 kilogram cocaïne en voorbereidingshandelingen daartoe. De verdachte, werkzaam als beveiliger bij een fruitoverslagbedrijf in de Rotterdamse haven, heeft informatie doorgespeeld aan een medeverdachte en hem toegang verschaft tot het terrein. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan de invoer van cocaïne door cruciale informatie te verstrekken over beveiligingsaspecten van het bedrijf en door de toegang tot het terrein te faciliteren. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het medeplegen van de invoer van cocaïne en legde een gevangenisstraf van 24 maanden op. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de impact op de maatschappij zwaar mee. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en heeft zijn baan verloren door deze zaak. De rechtbank concludeert dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750312-18
Datum uitspraak: 30 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 9 en 17 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Sondermeijer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Gelet op de feitelijke samenhang tussen de ten laste gelegde feiten zullen deze hierna gezamenlijk besproken worden.
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne. De verdachte heeft enkel vanuit zijn functie als beveiliger bij [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) informatie verstrekt aan de medeverdachte [naam medeverdachte 1] over de beveiliging bij [naam bedrijf] . De verdachte wist echter niet dat de medeverdachte(n) zich bezig hield(en) met de import van cocaïne, waardoor zijn opzet daarop ontbreekt. Uit niets blijkt bovendien dat de door de verdachte verstrekte informatie, die deels openbaar is, effectief heeft bijgedragen aan de invoer van cocaïne. In elk geval is zijn bijdrage aan de invoer onvoldoende om te spreken van een daarop gerichte nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en een of meer mededaders.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten en omstandigheden
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 28 juni 2018 heeft het motorschip [naam schip] aangelegd bij het bedrijf [naam bedrijf] (voorheen genaamd [voormalige naam bedrijf] ) aan de [naam haven] in Rotterdam en op 29 juni 2018 is zijn lading bananen afkomstig uit Zuid-Amerika gelost. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] , werkzaam als heftruckchauffeur bij [naam bedrijf] , heeft bij het lossen één specifieke pallet bananen met daarin cocaïne apart gezet. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft deze pallet, na een mislukte poging op diezelfde dag, vervolgens op 2 juli 2018 met een vrachtwagen opgehaald en weggevoerd. De vrachtwagen met daarin de door [naam medeverdachte 2] geladen pallet met cocaïne is kort daarna door de politie aangetroffen.
De verdachte was werkzaam als beveiliger en als zodanig geplaatst bij [naam bedrijf] . In die hoedanigheid heeft hij op 29 juni voor [naam medeverdachte 1] het hek van het terrein van [naam bedrijf] geopend. De verdachte heeft in de periode van 19 maart 2018 tot en met 2 juli 2018 ruim 400 telefonische contacten gehad met [naam medeverdachte 1] . Bovendien zijn in de telefoon van de verdachte foto’s aangetroffen van pallets met bananendozen, welke foto’s gemaakt zijn op 29 juni 2018.
Verklaring van de verdachte
Over de contacten met [naam medeverdachte 1] heeft de verdachte het volgende verklaard. In maart/april 2018 is de verdachte door [naam medeverdachte 1] benaderd bij [naam bedrijf] om informatie door te spelen over zijn werk. De verdachte voelde zich gedwongen dat te doen, omdat [naam medeverdachte 1] hem had bedreigd en gedreigd had zijn gezin iets te zullen aandoen. In de periode van maart tot en met eind juni 2018 heeft hij dagelijks informatie aan [naam medeverdachte 1] verstuurd over zijn werk bij [naam bedrijf] . Dat betrof informatie over waar de camera’s hingen, hoe vaak de politie en de douane het terrein op kwamen, wanneer de douane kwam controleren en wanneer en hoe laat de boot aan kwam. Daarnaast heeft de verdachte over telefonische contacten tussen hem en [naam medeverdachte 1] in de avond van 29 juni 2018 verklaard dat die contacten zagen op de komst van [naam medeverdachte 1] naar [naam bedrijf] die avond, dat [naam medeverdachte 1] vertelde te wachten in de vrachtwagen om de hoek op het sein van binnenuit wanneer hij naar binnen kon en dat [naam medeverdachte 1] zei dat de leidinggevende van [voornaam medeverdachte 2] ( [naam medeverdachte 2] ) nog aanwezig was en dat de verdachte in de gaten moest houden wanneer die weg zou gaan. De verdachte heeft, zo verklaart hij, op verzoek van [naam medeverdachte 1] eind juni enkele foto’s gemaakt van per schip gearriveerde pallets met bananen en die foto’s aan [naam medeverdachte 1] verstuurd.
Wetenschap van de cocaïne
De rechtbank volgt de verdediging niet in het standpunt dat de verdachte niet wist dat de door hem verstrekte informatie over de beveiliging bij [naam bedrijf] was bedoeld voor de invoer van cocaïne. Enerzijds is dit gebaseerd op de aard en inhoud van de door de verdachte verstrekte informatie, die onmiskenbaar te maken heeft met illegale praktijken. Anderzijds baseert de rechtbank dit op de eigen verklaringen van de verdachte, inhoudende (bij de politie en op de zitting) dat hij besefte dat ‘het’ om drugs ging op het moment dat hij en zijn gezin door [naam medeverdachte 1] werden bedreigd (welke bedreiging volgens de verdachte enige tijd na het eerste contact met [naam medeverdachte 1] zou hebben plaatsgevonden) en (bij de rechter-commissaris) dat hij met rust gelaten zou worden nadat de cocaïne binnen was gebracht. De verdachte verklaart weliswaar daarnaast ook meermalen dat hij - voordat de cocaïne op 2 juli 2018 werd aangetroffen - niet wist dat het om drugs ging, maar de rechtbank acht die verklaring niet geloofwaardig. De tegenstrijdige verklaringen van de verdachte kunnen niet allebei waar zijn. De verdachte heeft er op verschillende momenten in zijn verklaringen blijk van gegeven wel al eerder te hebben geweten dat het om drugs ging en hij heeft dit ter zitting desgevraagd expliciet bevestigd. Bovendien is onaannemelijk dat de verdachte meende dat hem werd gevraagd informatie over de beveiliging bij [naam bedrijf] door te spelen met betrekking tot de handel in bananen. Het verweer dat de verdachte niet wist dat het de medeverdachten te doen was om de import van cocaïne, wordt daarom verworpen.
Medeplegen
De vraag die voorligt, is of de bijdrage van de verdachte aan de invoer van de cocaïne (en de voorbereidingshandelingen daartoe), van voldoende gewicht is geweest om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en een of meer medeverdachten. De rechtbank overweegt in dit kader het volgende.
De verdachte heeft gedurende enkele maanden voorafgaand aan de feitelijke invoer van de cocaïne en tot op de dag dat de cocaïne door [naam medeverdachte 1] bij [naam bedrijf] is opgehaald intensief telefonisch contact onderhouden met [naam medeverdachte 1] . Over en weer werd contact met elkaar opgenomen. De verdachte heeft hierbij vanuit een strategisch belangrijke rol als beveiliger bij [naam bedrijf] informatie aan die [naam medeverdachte 1] verschaft die voor [naam medeverdachte 1] van wezenlijk belang was voor het bij [naam bedrijf] kunnen ophalen en wegvoeren van de pallet met daarin de cocaïne. Het was grotendeels informatie die niet openbaar was en waarover de verdachte slechts kon beschikken omdat hij beveiliger was bij [naam bedrijf] , zoals de positie van de beveiligingscamera’s en de aanwezigheid van politie en douane op het terrein van [naam bedrijf] .
Bovendien was de verdachte aanwezig op 29 juni 2018, de avond dat de pallet eigenlijk weggehaald had moeten worden en hij heeft op dat moment telefonisch contact onderhouden met [naam medeverdachte 1] over diens komst met de vrachtwagen en ook feitelijk aan [naam medeverdachte 1] de toegang tot het terrein van [naam bedrijf] verschaft. Dat de poging om de pallet weg te halen die avond mislukte omdat [naam medeverdachte 2] de vrachtwagen niet wilde laden toen zijn leidinggevende nog aanwezig bleek te zijn, en dat de pallet pas later is opgehaald, doet aan de bijdrage van de verdachte op 29 juni 2018 niet af.
Uit het vorenstaande kan worden afgeleid dat tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] een intensieve samenwerking bestond en dat de verdachte door het verschaffen van cruciale, bij hem als beveiliger bekende informatie een belangrijke rol had in de voorbereiding van de invoer van de cocaine. Ook was de verdachte aanwezig en speelde hij een belangrijke rol op 29 juni 2018, de dag waarop is getracht de pallet met cocaïne bij [naam bedrijf] op te halen, door telefonisch contact met [naam medeverdachte 1] te onderhouden en het hek voor [naam medeverdachte 1] te openen.
De rechtbank concludeert op grond hiervan dat de bijdrage van de verdachte aan de invoer van de cocaïne van dusdanig wezenlijk gewicht is geweest dat sprake is van een op die invoer gerichte nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en (in elk geval) de medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte samen met (een) ander(en) opzettelijk ongeveer 100 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne heeft ingevoerd en daartoe voorbereidingshandelingen heeft gepleegd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
in de periode 01 maart 2018 tot en met 02 juli 2018 te
Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid
4 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer 100 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2.
hij,
in de periode 01 maart 2018 tot en met 02 juli 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een
feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland
brengen van
ongeveer100 kilogram van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of inlichtingen tot
het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes mededader(s):
- contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of
afspraken gemaakt en/of één of meer bespreking(en) gehad met zijn/hun
mededader(s) met betrekking tot het vervoeren van een pallet (met cocaïne tussen de lading bananen) en
- ( daarbij) aan zijn, verdachte(s) mededaders mededelingen gedaan omtrent de positie van (beveiligings)camera’s en de aanwezigheid van politie en douane op het (haven)terrein en/de datum en het tijdstip van aankomst van de boot (met daarin een pallet met cocaïne tussen de lading bananen) en
- foto’s gemaakt van één of meer pallet(s) en deze foto(‘s) doorgestuurd aan één of meer medeverdachte(n) en
- het (toegangs)hek tot het (haven)terrein geopend en daarmee de toegang verschaft aan een vrachtwagen met daarin zijn, verdachtes mededader .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen ongeveer 100 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne in Nederland ingevoerd. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan daarop gerichte voorbereidingshandelingen. Vanuit zijn functie als beveiliger geplaatst bij een fruitoverslagbedrijf in de Rotterdamse haven heeft hij gedurende een aantal maanden informatie doorgespeeld aan een medeverdachte over beveiligingsaspecten van het bedrijf en heeft hij diezelfde medeverdachte de toegang tot het bedrijfsterrein verschaft bij een poging om de cocaïne daar weg te halen.
Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de internationale drugshandel. Medewerkers in de haven, zoals de verdachte, zijn een onmisbare schakel in het smokkelen van drugs via de Rotterdamse haven. De ingevoerde hoeveelheid cocaïne was dusdanig groot, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is. Hierdoor wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd (cocaïne is immers een voor de gezondheid zeer schadelijke stof), maar de ervaring leert ook dat dit in het bijzonder bij grensoverschrijdende handel in de invoer- en uitvoerlanden vaak gepaard gaat met vele vormen van criminaliteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Overig
Op de zitting is door en namens de verdachte het volgende verklaard. Naar aanleiding van deze strafzaak is de verdachte zijn baan als beveiliger en zijn baan bij de vrijwillige politie verloren. Inmiddels heeft hij een nieuwe baan als buschauffeur. De verdachte woont bij zijn vader, heeft geen partner en heeft een zoontje uit een eerdere relatie. Hij heeft schulden.
Er is geen reclasseringsrapport over de verdachte opgemaakt en van de behoefte of noodzaak aan (reclasserings)begeleiding is ook verder niet gebleken.
7.4.
Oordeel van de rechtbank
Vanwege de ernst van de feiten, zoals die hiervoor tot uitdrukking is gebracht, is enkel een gevangenisstraf op zijn plaats. Bij de bepaling van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op uitspraken in soortgelijke zaken. Daarbij is rekening gehouden met de grote hoeveelheid verdovende middelen die is ingevoerd en de essentiële rol die de verdachte in het geheel heeft gehad. De rechtbank neemt de verdachte met name kwalijk dat hij vanuit zijn rol als beveiliger werkgerelateerde informatie heeft doorgespeeld ten behoeve van de invoer van cocaïne. Dergelijk handelen heeft een ondermijnend effect op de maatschappij.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de reeds door de verdachte ondergane voorlopige hechtenis achterwege te laten. De ernst van de feiten laat hiervoor echter geen ruimte. Ook de aangevoerde – voor de verdachte bij het plegen van de feiten voorzienbare - persoonlijke omstandigheden geven geen aanleiding om anderszins te oordelen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
7.5.
Voorlopige hechtenis
Op de terechtzittingen van respectievelijk 18 december 2018 en 9 oktober 2019 is de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis te continueren, zodat het geschorste bevel voorlopige hechtenis niet zal worden opgeheven.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en J.C.M. Persoon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij,
in of omstreeks de periode 01 maart 2018 tot en met 02 juli 2018 te
Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland, als bedoeld in artikel 1 lid
4 van de Opiumwet, heeft gebracht ongeveer 100 kilogram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2.
hij,
in of omstreeks de periode 01 maart 2018 tot en met 02 juli 2018 te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een
feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland
brengen van 100 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst 1
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot
het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had
te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde
feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes mededader(s):
- contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of
afspraken gemaakt en/of één of meer bespreking(en) gehad met zijn/hun
mededader(s) met betrekking tot het vervoeren van een pallet (met cocaïne tussen de lading bananen) en/of
- ( daarbij) aan zijn, verdachte(s) mededaders mededelingen gedaan omtrent de positie van (beveiligings)camera’s en/of de aanwezigheid van politie en/of douane op het (haven)terrein en/of de datum en/of het tijdstip van aankomst van de boot (met daarin een pallet met cocaïne tussen de lading bananen) en/of
- ( na aankomst van die boot) foto’s gemaakt van één of meer pallet(s) (met daarin cocaïne tussen de lading bananen) en/of deze foto(‘s) doorgestuurd aan één of meer medeverdachte(n) en/of
- het (toegangs)hek tot het (haven)terrein geopend en/of daarmee de toegang verschaft aan een vrachtwagen met daarin zijn, verdachtes mededader en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld (gekregen) en/of verstrekt (gekregen) en/of ontvangen.