Op 9 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam in een civiele procedure een vonnis gewezen in een incident. De zaak betreft een incidentele vordering van de besloten vennootschap Flanderijn en Versluijs Gerechtsdeurwaarders B.V. tot verwijzing van de zaak naar de kamer voor kantonzaken. Flanderijn stelt dat er sprake is van subjectieve cumulatie, waarbij meerdere eisers gezamenlijk een vordering hebben ingesteld zonder deze verder te splitsen. Flanderijn meent dat de individuele vorderingen van de eisers niet boven de competentiegrens van € 25.000,00 uitkomen, waardoor de kantonrechter bevoegd zou zijn. De eisers daarentegen betogen dat hun gezamenlijke vordering de competentiegrens overschrijdt en dat de zaak door de rechtbank (kamer voor handelszaken) behandeld moet worden.
De rechtbank overweegt dat er inderdaad sprake is van subjectieve cumulatie, maar dat de gezamenlijke vordering van de eisers de competentiegrens overschrijdt. Dit betekent dat de kamer voor handelszaken bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De rechtbank wijst de incidentele vordering van Flanderijn af en houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot in de hoofdzaak is beslist. De zaak zal op 20 november 2019 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.