ECLI:NL:RBROT:2019:8542

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
10/081744-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie met gevaar voor herhaling van een misdrijf

Op 11 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte droeg een geladen vuurwapen bij zich op de openbare weg, wat leidde tot ernstige bezwaren en het gevaar voor herhaling van een misdrijf. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, gezien de omstandigheden van de zaak en de ernst van het feit. De officier van justitie, mr. K. Pieters, eiste een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit of de verdachte uitsluiten.

De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ondanks dat de verdachte een blanco strafblad heeft, is het voorhanden hebben van een vuurwapen op straat een ernstige zaak. De rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf van negen maanden op te leggen, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. De beslissing om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/081744-19
Datum uitspraak: 11 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. W.R. Arema, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit op die wijze begaan dat:
hij
in de periode van 01 januari 2019 tot en met 4 april 2019 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver, te weten een omgebouwd alarmrevolver van het merk BBM Olympic, model 38, kaliber .22 LR en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie (3), bij voornoemd vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op straat een geladen vuurwapen voorhanden gehad en heeft dit wapen getoond aan iemand met wie hij ruzie had gemaakt. Dat het voor hem noodzakelijk was, zoals de verdachte heeft verklaard, om een wapen te hebben, omdat hij door onbekenden wordt bedreigd en hij zichzelf moet kunnen beschermen, leidt tot de conclusie dat de verdachte kennelijk ook bereid was het wapen te gebruiken. De ervaring leert ook dat vuurwapenbezit meer dan eens leidt tot vuurwapengebruik. Daarbij kunnen slachtoffers vallen, ook slachtoffers die nietsvermoedend met vuurwapengeweld worden geconfronteerd. Dit geldt nog meer wanneer iemand een vuurwapen bij zich heeft op de openbare weg. Bovendien kunnen mensen zich onveilig voelen op straat door de wetenschap dat anderen een vuurwapen onder handbereik kunnen hebben. Daarom moet streng worden opgetreden tegen vuurwapenbezit.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor misdrijven.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 april 2019. Hieruit blijkt kort gezegd dat de reclasssering geen inzicht heeft verkregen door wie en waarom de verdachte zou worden bedreigd en waarom hij zich veiliger voelt door het aanschaffen van een vuurwapen in plaats van naar de politie te gaan.
7.3.
Conclusie
Gezien de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het vuurwapen is aangetroffen en de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf, ook wanneer het gaat om iemand – zoals de verdachte – met een blanco strafblad. Het gemak en de vanzelfsprekendheid waarmee de verdachte het wapen heeft aangeschaft weegt daarbij zwaar. Anderzijds houdt de rechtbank bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf wel rekening met het feit dat de verdachte een blanco strafblad heeft. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde en de proeftijd die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Opheffen schorsing voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis zal opheffen. De raadsvrouw heeft afwijzing van deze vordering bepleit, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank overweegt dat er sprake is van ernstige bezwaren tegen verdachte, zoals volgt uit de in dit vonnis opgenomen bewezenverklaring, en tevens, zoals uit het voorgaande volgt, van een grond voor voorlopige hechtenis, te weten gevaar voor herhaling van een misdrijf waardoor de veiligheid en gezondheid van personen in gevaar kan worden gebracht. Zij overweegt voorts dat de verdachte weliswaar het recht heeft om zijn berechting in vrijheid af te wachten, maar dat dit recht met het wijzen van dit vonnis komt te vervallen. Van zodanige persoonlijke omstandigheden die tot een andersluidend oordeel aanleiding zouden kunnen geven, is niet gebleken. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte (afzonderlijk geminuteerd);
beveelt de gevangenneming van de verdachte (afzonderlijk geminuteerd).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 oktober 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2019 tot en met 4 april 2019 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver, te weten een omgebouwd alarmrevolver van het merk BBM Olympic, model 38, kaliber .22 LR en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten drie (3), bij voornoemd vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad.