ECLI:NL:RBROT:2019:8535

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
10/751098-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdenking van verzekeringsfraude en niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2019, staat de verdachte terecht op verdenking van verzekeringsfraude. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het Openbaar Ministerie (OM) ontvankelijk is in de vervolging, gezien het feit dat het onderzoek naar de fraude voornamelijk is uitgevoerd door de verzekeringsmaatschappij zelf, zonder dat er een eigen opsporingsonderzoek door het OM heeft plaatsgevonden. De verdediging heeft betoogd dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er geen wettelijk opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden, wat in strijd zou zijn met de eisen van de goede procesorde. De officier van justitie daarentegen stelde dat er wel degelijk sprake was van een opsporingsonderzoek, omdat het OM zeggenschap had over het onderzoek en betrokken was bij de dossiervorming. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het onderzoek dat door de verzekeraar is uitgevoerd niet kan worden aangemerkt als een opsporingsonderzoek in de zin van de wet. De rechtbank concludeert dat het OM niet-ontvankelijk is in de vervolging, omdat er geen voorafgaand opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden dat voldoet aan de wettelijke vereisten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige en wettige aanpak bij de vervolging van strafbare feiten, vooral in gevallen van vermeende fraude.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10/751098-18
Datum uitspraak: 29 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
verblijvende op datzelfde adres,
raadsman mr. J.F. Gregoire, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Bevoegdheid rechtbank

3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet bevoegd is tot kennisneming van de feiten, nu daarvoor geen enkel aanknopingspunt bestaat. Geen van de situaties zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) doet zich voor. Het enkele feit dat de verzekeringsmaatschappij Rotterdam als statutaire vestigingsplaats heeft, is geen aanknopingspunt zoals bedoeld in artikel 2 Sv.
3.2.
Standpunt officier van justitie
De officieren van justitie [naam 1] en [naam 2] (hierna: officier van justitie) hebben zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank bevoegd is gelet op artikel 2 Sv. De ten laste gelegde feiten zijn begaan in dit arrondissement, nu de verzekeringsmaatschappij en de daarbij behorende labels zijn gevestigd in Rotterdam. Hier zijn de claims ingediend door de en de papieren naartoe gestuurd door de verdachte. Nu er wel enige onduidelijkheid heerst omdat er in de tenlastelegging als pleegplaats enkel Den Haag en Nederland worden genoemd, wordt gevorderd om de tenlastelegging te wijzigen en Rotterdam toe te voegen als pleegplaats.
3.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft de vordering tot wijziging van de tenlastelegging toegewezen. Rotterdam is als pleegplaats in de tenlastelegging opgenomen. De rechtbank Rotterdam is dan ook bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
3.4.
Conclusie
De rechtbank is bevoegd.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) is niet-ontvankelijk in de vervolging. Er heeft immers geen opsporingsonderzoek door opsporingsambtenaren plaatsgevonden zoals de wet voorschrijft, maar alleen door de verzekeringmaatschappij zelf die stelt slachtoffer te zijn geworden van fraude door de verdachte. De waarheidsvinding is daardoor onder grote druk komen te staan. Verder is er geen sprake van een aangifte zoals bedoeld in artikel 163 Sv. De politie dreigt bij de aanpak zoals in deze zaak gekozen slechts een doorgeefluik te worden, zonder kritische toets op de inhoud van het onderzoek. Ook ontbreekt een proces-verbaal als bedoeld in artikel 149a Sv waarin verslag wordt gedaan van de opsporingshandelingen die in deze zaak zijn verricht.
4.2.
Standpunt officier van justitie
Het OM is ontvankelijk in de vervolging. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Er is sprake van een opsporingsonderzoek waarover de betrokken officieren van justitie zeggenschap hebben gehad, met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen. Het dossier is weliswaar opgebouwd door de verzekeringsmaatschappij, maar de betrokken officier van justitie hebben actieve bemoeienis gehad met het nog te verrichten onderzoek en over de wijze van dossiervorming. Daarnaast zijn de stukken van het dossier bestudeerd en heeft de officier van justitie kritische opmerkingen geplaatst bij deze stukken. Tot slot is ook de tenlastelegging opgesteld door het OM. Deze handelingen van het OM, en het verhoor door de politie zijn voldoende om te concluderen dat er gesproken kan worden van een opsporingsonderzoek, waarover het OM zeggenschap heeft gehad.
4.3.
Beoordeling
In deze zaak gaat het om een verdenking van verzekeringsfraude die zou zijn gepleegd door de verdachte en waarbij het onderzoek naar de feiten is gedaan door medewerkers van de verzekeraar. De vraag is of de resultaten van dat onderzoek voldoende zijn om een beslissing tot vervolging van de verdachte op te baseren.
De rechtbank realiseert zich dat het belang van bestrijding van fraude groot is, en dat dat niet alleen geldt voor de verzekeraars, maar ook voor het gros van de verzekerden, de premiebetalers.
Maar daarmee is nog niet gezegd dat het onderzoek naar de feiten in deze zaak heeft plaatsgevonden binnen de grenzen van de wet.
De rechtbank moet toetsen of dat laatste is gebeurd in dit concrete geval, dus in de zaak tegen deze verdachte, hoe groot verder het (financiële) belang ook mag zijn bij de aanpak die het OM – en indirect de verzekeraar – in deze zaak aan de rechtbank voorlegt.
Uitgangspunt bij die toetsing is het bepaalde in artikel 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), dat luidt:
Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.
Bij die toetsing heeft de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 167 lid 1 Sv, dat voor zover hier van belang, luidt:
Indien naar aanleiding van het ingestelde opsporingsonderzoek het openbaar ministerie van oordeel is dat vervolging moet plaats hebben, (…) gaat het daartoe zoo spoedig mogelijk over.
Er is in deze zaak geen discussie dat er enige vorm van opsporingsonderzoek moet hebben plaatsgevonden voordat het OM (naar aanleiding van de resultaten van zo’n onderzoek) tot vervolging kan overgaan.
Artikel 132a Sv geeft aan wat onder opsporingsonderzoek moet worden verstaan. Deze bepaling luidt als volgt:
Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
In deze zaak is het onderzoek in verband met de verdenking van strafbare feiten die de verdachte zou hebben begaan uitsluitend verricht door de verzekeraar.
Het OM heeft aangevoerd dat de begeleiding die door of namens het OM is geboden bij de vormgeving van dat onderzoek en de wijze van verslaglegging daarvan moet worden aangemerkt als opsporingsonderzoek in de betekenis die daaraan in artikel 167 Sv toekomt. De rechtbank is het daarmee niet eens omdat het daarbij alleen is gegaan om -kort gezegd- de vormgeving van de uitvoering en verslaglegging van het onderzoek. Er is namelijk geen sprake van enige (inhoudelijke) bemoeienis door of namens het OM met de feitelijke inhoud van het onderzoek. Daarom kan die begeleiding van het OM volgens de rechtbank niet als ‘onderzoek in verband met strafbare feiten’ worden bestempeld.
Dan rijst de vraag of het onderzoek dat de verzekeraar heeft gedaan kan worden aangeduid als opsporingsonderzoek onder gezag van de officier van justitie. Voor zover het onderzoek door de verzekeraar onder het gezag van de officier van justitie plaatsvond, staat vast dat dat gezag slechts kan worden ontleend aan het Kaderconvenant Samenwerking aanpak verzekeringsfraude en gerelateerde criminaliteit, waarbij het OM, verzekeraars en de nationale politie partij zijn, en dat dit gezag geen grondslag heeft in de wet.
Artikel 141 en 142 Sv sommen limitatief op welke ambtenaren met de opsporing zijn belast. De verzekeraar en haar medewerkers worden daar niet genoemd.
De conclusie van het voorgaande moet zijn dat het onderzoek naar de feiten dat is verricht door de verzekeraar onder toezicht van, en in overleg met de officier van justitie, niet kan worden aangemerkt als een opsporingsonderzoek in de zin van artikel 167 Sv.
Het enkele feit dat de verdachte in een enkel verhoor door de politie is geconfronteerd met resultaten van het onderzoek door de verzekeraar maakt dit niet anders. Dat vond immers plaats na het feitenonderzoek zoals de verzekeraar dat had afgerond en behelsde dus slechts een confrontatie met dit reeds verrichte onderzoek.
Bij deze stand van zaken is het naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de eisen van de goede procesorde dat het OM zonder voorafgaand opsporingsonderzoek, dat met de door de wet geboden waarborgen is omgeven, heeft besloten tot vervolging van de verdachte. Het verweer treft doel. Het OM moet op de hiervoor weergegeven gronden niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging.
4.4.
Conclusie
De officier van justitie is niet-ontvankelijk.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. I.M.A. Hinfelaar en mr. J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 juli
2014 tot en met 8 oktober 2016 te Den Haag en/of Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, verzekeringsmaatschappij " [naam verzekeringsmaatschappij] " heeft bewogen tot de afgifte van een (of meer) geldbedrag(en) van in totaal 98.480,90 euro, in elk geval van enig goed, te weten de uitkering van (een) schadebedrag(en), immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in of omstreeks de genoemde periode met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- ( een) claim(s) ingediend wegens whiplashachtige klachten na (een) aanrijding(en) en/of
- verklaard dat hij (volledig) arbeidsongeschikt was (bevonden) en/of
- verklaard dat hij niet eerder bij (een) aanrijding(en) betrokken is geweest, waarbij hij vergelijkbare klachten had opgelopen en/of heeft verzuimd te vermelden dat hij eerder bij (een) aanrijding(en) betrokken is geweest, waarbij hij vergelijkbare klachten had opgelopen, en/of
- kosten geclaimd voor huishoudelijke hulp en/of
- verschillende adresgegevens opgegeven, en/of
- verschillende belangenbehartigers ingeschakeld, en/of
- vervalste facturen ingediend, waaronder een (of meer) factu(u)r(en) terzake de huur voor vervangend vervoer en/of een (of meer) factu(u)r(en) terzake reparatie van een mobiele telefoon en/of een (of meer) factu(u)r(en) terzake reparatie van een horloge, waardoor voornoemde Verzekeringsmaatschappij " [naam verzekeringsmaatschappij] " (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
2.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 juli 2014 tot en met 8 oktober 2016, te Den Haag en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (meermalen)
- een zogenaamde 'verhuurnota vervangend vervoer' ten behoeve van de huur van een Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] , en/of
- een zogenaamde 'verhuurnota vervangend vervoer' ten behoeve van de huur van een Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kentekennummer 2] , en/of
- een (of meer) factu(u)r(en) voor de reparatie van een mobiele telefoon, en/of
- een (of meer) factu(u)r(en) voor de reparatie van een horloge, zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/ waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van die valse of vervalste facturen en/of nota's, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de verhuurnota's de huur van voertuig(en) weergeven/betreffen en/of de factu(u)r(en) de reparatie van (een) mobiele telefoon(s) en/of horloge(s) betreffen, zulks terwijl in werkelijkheid deze verhuur en/of reparatie(s) nooit heeft/ hebben plaatsgevonden en waarbij deze verhuurnota's en/of factu(u)r(en) door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn ingevuld en/of bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde valse/vervalste verhuurnota('s) en/of factu(u)r(en) heeft/hebben overhandigd/doen toekomen en/of verzonden aan de verzekeringsmaatschappij " [naam verzekeringsmaatschappij] ".