ECLI:NL:RBROT:2019:8534

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2019
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
C/10/581187 / KG ZA 19-896
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot deblokkeren van betaalrekening afgewezen wegens betrokkenheid bij fraude

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Schuldvangnet B.V. als eiseres en ING Bank N.V. als gedaagde. De eiseres, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, vorderde de heropening en/of deblokkering van haar betaalrekeningen die door ING waren geblokkeerd. ING had de rekeningen geblokkeerd en de bancaire relatie beëindigd vanwege betrokkenheid bij fraude, waarbij een bedrag van € 4.803,68 van een andere klant was overgemaakt naar de rekening van eiseres. De voorzieningenrechter oordeelde dat ING in redelijkheid tot deze beslissing kon komen, gezien de omstandigheden van de zaak en de zorgplicht die op de bank rust. De rechter benadrukte dat eiseres haar bankpas en pincode aan haar zoon had gegeven, die vervolgens betrokken was bij de fraude. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres indirect betrokken was bij de frauduleuze handelingen, wat de blokkade en beëindiging van de bancaire relatie rechtvaardigde. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/581187 / KG ZA 19-896
Vonnis in kort geding van 14 oktober 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHULDVANGNET B.V., in haar hoedanigheid van
bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [eiseres],
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres,
procesadvocaat mr. H.P. Schouten te Den Haag
advocaat mr. M.D. Winter te Den Haag,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procesadvocaat mr. drs. I.C.M.A. Reinders-Folmer,
advocaat mr. M.A. Algra te Amsterdam.
Partijen worden hierna de Bewindvoerder en ING genoemd. Rechthebbende van de onder bewind gestelde goederen wordt hierna [eiseres] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 september 2019, met producties en aanvullende producties;
  • de akte weergave feiten tevens houdende overlegging producties van ING, met producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 30 september 2019;
  • de pleitnota van de Bewindvoerder;
  • de pleitnota van ING.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 7 november 2014 zijn de goederen van [eiseres] onder bewind gesteld wegens verkwisting en/of het hebben van problematische schulden. De (rechtsvoorgangster van de) Bewindvoerder is op 8 december 2017 benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
2.2.
Ten behoeve van het bewind zijn eind 2017 twee betaalrekeningen geopend bij ING: een beheerrekening waarop het inkomen van [eiseres] wordt gestort en waarover alleen de Bewindvoerder het beheer heeft en een leefgeldrekening, waar [eiseres] beperkt beheer over heeft (zij kan daarmee niet internetbankieren of automatische incasso’s laten verrichten). Beide betaalrekeningen zijn op naam gesteld van [eiseres] zelf.
2.3.
Op de rekening-courantovereenkomsten met betrekking tot de betaalrekeningen zijn de door ING gehanteerde Algemene Bankvoorwaarden 2017 (hierna: ABV), de Voorwaarden Betaalrekening en de Uniforme veiligheidsregels van toepassing.
2.4.
In de ABV is onder meer het volgende opgenomen:

Artikel 2 Zorgplicht
(...)2 U bent zorgvuldig tegenover ons en houdt zo goed mogelijk rekening met onze belangen. (...) U mag onze diensten alleen gebruiken waarvoor ze zijn bedoeld en hiervan geen misbruik (laten) maken. Denkt u bij misbruik bijvoorbeeld aan strafbare feiten of activiteiten die schadelijk zijn voor ons of onze reputatie of die de werking en betrouwbaarheid van het financiële stelsel kunnen schaden.
Artikel 25 Verrekening
1 Wij mogen steeds alle vorderingen die wij op u hebben verrekenen met alle vorderingen die u op ons heeft. (...)
Artikel 35 Opzegging van de relatie
(...)
1 U kunt de relatie tussen u en ons opzeggen. Wij kunnen dit ook. Het is daarvoor niet nodig dat u in verzuim bent met de nakoming van een verplichting. Wij houden ons bij opzegging aan onze zorgplicht als genoemd in artikel 2 lid 1 ABV Als u ons vraagt waarom wij de relatie opzeggen, dan laten wij dat weten.
2.5.
In de Voorwaarden Betaalrekening is onder meer het volgende opgenomen:
Artikel 56
(...)
56.2
ING mag de Betaalrekening of uw betaalinstrumenten blokkeren. Bijvoorbeeld als we fraude vermoeden. (...)
2.6.
In de Uniforme veiligheidsregels is onder meer het volgende opgenomen:

Deze Uniforme veiligheidsregels hebben de NVB en de grootbanken samen opgesteld, in overleg met de Consumentenbond. Als u de Mobiel Bankieren App of Mijn ING gebruikt, moet u veilig bankieren. Dat doet u door zich te houden aan de volgende regels.
(...)
2. Zorg ervoor dat uw betaalpas of creditcard nooit door een ander gebruikt wordt
(...)

Controleer regelmatig of u uw passen nog in uw bezit heeft.
2.7.
Op 22 mei 2019 is een de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), klant van ING, slachtoffer geworden van phishing, waarbij een bedrag van € 4.803,68 van zijn bankrekening is overgemaakt naar een door [eiseres] bij ABN AMRO aangehouden betaalrekening. Het bedrag is vervolgens direct bij een betaalautomaat contant opgenomen. [naam 1] heeft op 31 mei 2019 bij de politie aangifte gedaan van fraude, gepleegd door middel van een phishingmail.
2.8.
ING heeft het bedrag van € 4.803,68 op 22 mei 2019 aan [naam 1] vergoed.
2.9.
Op 31 mei 2019 heeft [eiseres] bij de politie aangifte gedaan van fraude met betaalproducten. Ten overstaan van de verbalisant heeft [eiseres] , samengevat, het volgende verklaard:
  • Ik heb een rekening bij ABN AMRO. Bij deze rekening hoort een betaalpas. De betaalpas stond op mijn naam.
  • Ergens in april 2019 heb ik mijn bankpas aan mijn zoon ( [naam 2] ) gegeven. Ik had [naam 2] verzocht geld op mijn rekening te zetten zodat ik een betaling kon doen. Ik heb [naam 2] de pincode gegeven. Vervolgens heeft [naam 2] de bankpas bij zich gehouden.
  • [naam 2] is via Snapchat benaderd door ene ‘ [schuilnaam] ’. De persoon achter dit account had een bankrekening nodig voor een erfenis van zijn opa uit België. De afspraak was dat [naam 2] 5.000,00 zou krijgen voor het lenen van de bankgegevens.
  • [naam 2] , die zich bedreigd voelde, heeft de bankpas overhandigd op de afgesproken ontmoetingsplek.
  • [naam 2] kon vervolgens niet meer in contact komen met de persoon. [naam 2] heeft de € 5.000,00 nooit ontvangen.
  • [eiseres] was van dit alles niet op de hoogte totdat zij daarover door de Bewindvoerder werd geïnformeerd.
2.10.
Bij brief van 12 juni 2019 heeft ING aan [eiseres] meegedeeld dat zij overgaat tot blokkade van de betaalrekeningen, beëindiging van de bancaire relatie en tot opname van de gegevens van [eiseres] in het Interne Verwijzingsregister (hierna: IVR).
In deze brief schrijft ING onder meer het volgende:

In mei 2019 zijn uw persoonsgegevens naar voren gekomen in een onderzoek naar fraude. Dit betreft een overschrijving waarvoor de opdrachtgever geen toestemming heeft gegeven. Er is door de betrokken bank aangifte gedaan bij de politie van frauduleuze handelingen.
In de brief wordt [eiseres] een bezwaartermijn van twee weken gegeven.
2.11.
Bij brief van 27 juni 2019 heeft ING aan [eiseres] meegedeeld dat de bezwaartermijn is verstreken en dat zij overgaat tot beëindiging van de relatie en verrekening van het bedrag van € 4.800,- uit hoofde van fraude, waarna nog een vordering van € 2.099,09 resteerde. In deze brief wordt nog verwezen naar e-mailcorrespondentie van 17 en 24 juni 2019.
2.12.
Bij brief van 29 juni 2019 heeft mr. Schouten, de procesadvocaat van de Bewindvoerder, namens [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de blokkade van de betaalrekeningen en de opname in het IVR. In deze brief schrijft de advocaat het volgende:

Voor zover ik kan beoordelen heeft cliënte slechts haar zoon vertrouwd en met een specifiek doel haar bankpas aan hem afgegeven.
2.13.
Bij brief van 4 juli 2019 heeft mr. Schouten van de Bewindvoerder onder verwijzing naar de brief van 29 juni 2019 nadere inlichtingen gevraagd aan ING.
2.14.
In een e-mailbericht, dat op 6 augustus 2019 aan mr. Schouten is doorgezonden, heeft ING onder meer het volgende meegedeeld:

Er is aangifte tegen cliënte gedaan (...)
Er is fraudeleus geld op de rekening van cliënte bijgeschreven en dit is opgenomen. ING heeft de gedupeerde klant schadeloos gesteld en daarom een vordering op cliënte verkregen. Cliënte heeft verklaard haar rekening en bijbehorende betaalinstrument beschikbaar te hebben gesteld aan haar zoon. Volgens de Uniforme veiligheidsregels mogen passen en/of codes nooit beschikbaar worden gesteld aan derden. Onder derden worden ook familieleden verstaan. Deze regels worden juist gesteld om fraude te voorkomen. Als een rekeninghouder zich niet houdt aan de gestelde regels, is deze aansprakelijk voor de gevolgen ervan.
2.15.
Op 29 augustus 2019 heeft ING de betaalrekeningen opgeheven en de bancaire relatie met [eiseres] beëindigd.
2.16.
Bij brief van 23 september 2019 heeft de Bewindvoerder, samengevat, het volgende geschreven:
  • [eiseres] heeft met succes een traject doorlopen bij de schuldhulpverlening Stroomopwaarts, waardoor zij in aanmerking komt voor schuldsanering. Mits [eiseres] zich aan de voorwaarden houdt, komt zij in maart 2022 in aanmerking voor een schone lei;
  • Door de blokkade van de beheerrekening kan de Bewindvoerder de vaste lasten van [eiseres] niet voldoen, waardoor er betalingsachterstanden zijn ontstaan, onder meer ter zake de huur;
  • Door het ontstaan van nieuwe schulden komt de schuldhulpverlening in gevaar;
  • Indien ING de bancaire relatie niet herstelt, moet [eiseres] beëindiging van het bewind aanvragen bij de rechtbank. Elders bankieren is voor de Bewindvoerder niet mogelijk en [eiseres] is er nog niet in geslaagd een vervangende bewindvoerder te vinden. Dit betekent dat het bewind mogelijk moet worden beëindigd.
In deze brief schrijft de Bewindvoerder voorts dat [eiseres] door het handelen van ING de dupe wordt van iets waarvoor zij niet verantwoordelijk is en dat [eiseres] nu nog minimaal 5 à 6 jaar onder bewind moet staan om haar schuldenproblematiek op te lossen in plaats van nog 2,5 jaar.

3.Het geschil

3.1.
De Bewindvoerder vordert, samengevat:
I. ING te veroordelen tot heropening en/of deblokkering van de op naam van [eiseres] gestelde bankrekeningen en om deze gedurende de looptijd van het bewind geopend/gedeblokkeerd te houden, zulks op straffe van een dwangsom;
II. ING te veroordelen om aan [eiseres] te betalen al hetgeen zij op grond van de vermeende fraudevordering al dan niet als verrekening heeft ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
een en ander met veroordeling van ING in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt de Bewindvoerder het volgende ten grondslag.
ING heeft de bankrekeningen van [eiseres] ten onrechte geblokkeerd en/of de bancaire relatie beëindigd. [eiseres] is op geen enkele manier opzettelijk betrokken geweest bij enig strafbaar feit en ING heeft geen enkel bewijs waaruit blijkt dat dit anders is. [eiseres] wist niet en kon ook niet weten dat haar zoon met de bankpas enig strafbaar feit zou plegen. De beëindiging van de bankrekeningen is daarom in strijd met artikel 4:71i van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De blokkade, de verrekening en de beëindiging van de bancaire relatie zijn voor [eiseres] zeer zwaarwegend, omdat haar schuldhulpverleningstraject bij de gemeente Vlaardingen daardoor in gevaar komt.
In het licht van de bijzondere zorgplicht van ING rechtvaardigt de (gestelde) onzorgvuldigheid van [eiseres] de blokkade en de beëindiging van de bankrekeningen niet.
Hierbij geldt dat door het bewind fraude met de ING-rekeningen niet mogelijk is en dat de beëindiging voor [eiseres] zeer zwaarwegend is, aangezien haar schuldsanering daardoor in gevaar komt.
Tot slot betwist de bewindvoerder de terugbetalingsvordering van ING.
3.3.
ING voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van het gevorderde.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of ING de betaalrekeningen opnieuw ter beschikking moet stellen aan (de Bewindvoerder) van [eiseres] .
4.2.
ING heeft met de blokkade en de beëindiging uitvoering gegeven aan artikel 35 ABV op grond waarvan zij, bijvoorbeeld bij een vermoeden van fraude, de bancaire relatie met een cliënt kan beëindigen. Beoordeeld moet worden of ING redelijkerwijs daartoe kon komen, mede gelet op de op haar rustende zorgplicht.
4.3.
Aanleiding voor de blokkade en beëindiging van de bancaire relatie is het feit dat ING aan haar klant [naam 1] de schade heeft vergoed die hij heeft geleden ten gevolge van fraude waarbij de ABN AMO-rekening van [eiseres] is gebruikt. Aannemelijk is dat [eiseres] de pas en pincode van de betreffende rekening aan haar (minderjarige) zoon ter beschikking heeft gesteld, die vervolgens als ‘geldezel’ heeft gefungeerd: de zoon heeft de pas en de pincode laten gebruiken, waardoor het geld van [naam 1] naar de betaalrekening van [eiseres] kon worden geleid om meteen daarna contant te worden opgenomen.
4.4.
Anders dan [eiseres] kennelijk meent, is zij hiermee betrokken bij de fraude. Zonder de terbeschikkingstelling van de bankpas met pincode aan haar zoon, had de fraude niet kunnen plaatsvinden. De omstandigheid dat [eiseres] niet wist dat er met haar betaalrekening gefraudeerd zou worden en dat volgens de stellingen van de Bewindvoerder ook niet kon vermoeden, doet aan die betrokkenheid niet af. Juist daarom is in de door de banken gehanteerde voorwaarden en in artikel 7:524 BW opgenomen dat gebruikers hun persoonlijke beveiligingsgegevens (zoals de pincode) geheim moeten houden. Deze geheimhouding geldt ook voor (naaste) familieleden. Indien er door het gebruik door familieleden of andere derden schade ontstaat, moet de rekeninghouder instaan voor de gevolgen en kan de rekeninghouder dus daarop worden aangesproken. Een ander oordeel zou het onwenselijke gevolg hebben dat betaalrekeningen bij nalatigheid vrijuit gebruikt kunnen worden voor fraude. Daar komt nog bij dat [eiseres] (die niet zelf bij de mondelinge behandeling is verschenen) ook geen nadere uitleg heeft gegeven over waarom het noodzakelijk was om de pincode aan haar zoon te geven en waarom zij haar pinpas niet eerder heeft teruggevraagd. Door de terbeschikkingstelling van de bankpas met pincode aan haar zoon, heeft [eiseres] de fraude gefaciliteerd. Dat zij hierbij volgens haar eigen verklaring geen opzet had, maakt dat niet anders. Eventuele onzorgvuldigheid van [naam 1] is hierbij ook niet relevant, aangezien het ook een ander slachtoffer had kunnen zijn.
4.5.
De omstandigheid dat de fraude niet is gepleegd met een ING-rekening van [eiseres] maar met een op haar naam gestelde rekening bij ABN AMRO (waarbij het overigens niet duidelijk is geworden of de Bewindvoerder van het bestaan van die betaalrekening op de hoogte was), doet aan de nalatigheid van [eiseres] niet af. Ook op grond van de door de ABN AMRO gehanteerde voorwaarden en op grond van artikel 7:524 Burgerlijk Wetboek is een rekeninghouder verplicht alle redelijke maatregelen te nemen om de veiligheid van de gepersonaliseerde kenmerken van de betaalpas te waarborgen. [eiseres] heeft deze geheimhoudingsplicht geschonden. Doordat het slachtoffer van de fraude een ING-klant was, heeft ING kennis gekregen van de betrokkenheid van [eiseres] en de schade aan de betreffende klant moeten vergoeden. Dat ING geen vertrouwen meer heeft in [eiseres] en dat zij de bancaire relatie daarom wenst te beëindigen, is in dat licht begrijpelijk en naar voorlopig oordeel niet onredelijk. Dat [eiseres] niet tekortgeschoten is in haar contractuele verplichtingen tegenover ING, is voor die beëindiging ook niet vereist. In de gegeven omstandigheden acht de voorzieningenrechter die beëindiging ook niet onredelijk. Het onzorgvuldig handelen van [eiseres] had immers wel rechtstreekse gevolgen voor ING. Nu ING ervoor heeft gekozen de bancaire relatie te beëindigen, kan het antwoord op de vraag of misbruik met de leefgeldrekening van [eiseres] al dan niet mogelijk is (zoals de Bewindvoerder stelt en ING betwist), in het midden blijven.
4.6.
Het beroep van de Bewindvoerder op de bepalingen van de Wft gaat niet op.
Zoals ING terecht heeft gesteld zien deze bepalingen op de beëindiging van een door de consument aangevraagde basisbetaalrekening en dus niet op de beëindiging van een contractuele relatie, zoals hier aan de orde.
4.7.
Niet valt voorts in te zien dat de beëindiging van de bancaire relatie in strijd is met de (bijzondere) zorgplicht van ING. Deze zorgplicht strekt er mede toe de cliënt te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan eigen inzicht. Mede daarom hebben banken in hun algemene voorwaarden opgenomen dat beveiligingscodes geheim dienen te worden gehouden. Die verplichting is niet moeilijk te begrijpen. De beëindiging van de bancaire relatie heeft ook geen disproportionele gevolgen, aangezien er alternatieve banken zijn waar de bankzaken van [eiseres] kunnen worden ondergebracht. Dat de Bewindvoerder de keuze heeft gemaakt uitsluitend bij ING te bankieren, maakt dat niet anders.
4.8.
Tot slot moet beoordeeld worden of de beëindiging van de bancaire relatie in strijd is met de beperkende werking van artikel 6:248 lid 2 BW. Hierbij ligt het op de weg van de Bewindvoerder om aannemelijk te maken dat de beëindiging van de bancaire relatie naar eisen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De beëindiging van de bancaire relatie is op 27 juni 2019 aangekondigd en uit de reactie van de advocaat van de Bewindvoerder van 29 juni 2019 volgt dat hij van de reden van die beëindiging op de hoogte was. De betaalrekeningen zijn vervolgens op 29 augustus 2019 beëindigd. De Bewindvoerder heeft niet nader onderbouwd dat [eiseres] niet bij een andere bank dan ING zou kunnen bankieren, en/of waarom [eiseres] niet bij een andere bewindvoerder kan worden ondergebracht. Niet is gesteld of gebleken welke pogingen daartoe sinds 29 juni 2019 zijn ondernomen. Ook de gevolgen voor het (de voorzieningenrechter begrijpt) minnelijke schuldsaneringstraject van [eiseres] kunnen niet aan ING worden tegengeworpen. Het is aan de betreffende schuldhulpverlenende instantie om te beoordelen of de nalatigheid van [eiseres] , waardoor nieuwe schulden zijn ontstaan, en de verandering van betaalrekening en/of bewindvoerder gevolgen heeft voor het schuldsaneringstraject.
4.9.
De slotsom is dat de vordering onder I. moet worden afgewezen. In het verlengde daarvan moet ook de vordering onder II. – nog daargelaten dat deze onbepaalbaar is en dat de Bewindvoerder hiervoor geen grondslag heeft gegeven – worden afgewezen.
4.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ING worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.719,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de Bewindvoerder in de proceskosten, aan de zijde van ING tot op heden begroot op € 1.719,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2019.
3077/2009