ECLI:NL:RBROT:2019:8436

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
10/750381-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake invoer en voorbereiding van verdovende middelen in de zaak 'Visbout'

In de zaak 'Visbout' heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het samen met anderen invoeren van een hoeveelheid cocaïne en de voorbereiding van deze invoer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een organiserende rol had bij de invoer van ongeveer 14 kilogram cocaïne, verborgen in een container met ananassen, die vanuit de Dominicaanse Republiek naar Nederland was verscheept. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden.

De rechtbank heeft in haar vonnis een nieuwe structuur toegepast, waarbij een samenvatting van de zaak voorafgaand aan de hoofdstukken is gegeven. Dit biedt de lezer de mogelijkheid om snel naar relevante secties te navigeren. De tenlastelegging omvatte zowel de invoer als de voorbereidingshandelingen, waarbij de officier van justitie een cumulatieve tenlastelegging had gekozen. De rechtbank heeft de feiten als bewezen verklaard, waarbij de nadruk lag op de rol van de verdachte in de invoer en de voorbereiding van de cocaïne.

De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelde dat gezien de ernst van de feiten en de maatschappelijke gevolgen van de drugshandel, een gevangenisstraf van 30 maanden passend was. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over de inbeslaggenomen goederen en de voorlopige hechtenis van de verdachte. Het vonnis is ondertekend door de rechters en griffier, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750381-18
Datum uitspraak: 17 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W.A.P. Gerbrandij, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zittingen van
17, 18, 20, 24 september 2019 en 17 oktober 2019. Aanwezig waren de verdachte, zijn raadsman en de officier(en) van justitie mr. A.M. Dingley en/of mr. M.D. Hes.

Inleiding

In dit basisdeel van het vonnis licht de rechtbank in een leeswijzer de inhoud van de hoofdstukken van het vonnis kort toe. In een illustratie wordt daarna een springend (juridisch) punt in dit vonnis kort uiteengezet.

Leeswijzer

De verdachte wordt - kort samengevat - beschuldigd van het samen met anderen invoeren van een hoeveelheid cocaïne en van de voorbereiding van - onder meer - de invoer en het vervoer van diezelfde hoeveelheid cocaïne. De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis. In dat hoofdstuk worden door de rechtbank ook enige opmerkingen gemaakt over de wijze waarop de tenlastelegging is opgesteld en hoe deze door de rechtbank wordt uitgelegd.
De rechtbank vindt de feiten bewezen. De bewezenverklaring komt erop neer dat de verdachte samen met anderen een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd en die invoer en het vervoer van die hoeveelheid cocaïne ook heeft voorbereid. De volledige bewezenverklaring, de bewijsmotivering en het overzicht van de bewijsmiddelen zijn in hoofdstuk 2 van dit vonnis opgenomen.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen. Welke dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 3 van dit vonnis. In dat hoofdstuk wordt ook de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 4 jaar geëist. De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 30 maanden genoeg. De redenen van die beslissing staan in hoofdstuk 4 van dit vonnis.
Hoofdstuk 5 van dit vonnis bevat de beslissingen over de inbeslaggenomen goederen en over de voorlopige hechtenis.
Hoofdstuk 6 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters.

Illustratie

In deze zaak heeft de rechtbank tijdens het onderzoek op de zitting en nadrukkelijk de vraag op tafel gelegd of het van toegevoegde waarde is om naast een voltooide invoer, cumulatief ook nog de voorbereidingshandelingen voor - onder meer - die invoer ten laste te leggen. Omdat de officier van justitie op de zitting heeft gezegd dat het openbaar ministerie daarin een principiële keuze heeft gemaakt, gaat de rechtbank van die keuze uit.
De betrekkelijke toegevoegde waarde van de keuze van het openbaar ministerie voor een cumulatieve tenlastelegging heeft wel invloed op de manier waarop de rechtbank de tenlastelegging uitlegt. Bij de feitelijke uitwerking van de voorbereidingshandelingen die ‘en/of’ zijn ten laste gelegd, heeft de rechtbank gekozen die handelingen te beoordelen die met het oog op de ten laste gelegde invoer in deze zaak nog enige zelfstandige waarde hebben. De andere handelingen heeft de rechtbank als alternatief (‘of’) ten laste gelegd terzijde gelaten.

Hoofdstuk 1: Tenlastelegging

In de tenlastelegging heeft de officier van justitie de invoer van een hoeveelheid cocaïne en de voorbereidingshandelingen voor - onder meer - invoer en vervoer van diezelfde hoeveelheid cocaïne cumulatief ten laste gelegd. In haar requisitoir heeft de officier van justitie in de onderbouwing van haar bewezenverklaring geen onderscheid gemaakt tussen de invoer en de voorbereiding. In feite ging het requisitoir bijna in het geheel alleen in op de invoer van een hoeveelheid cocaïne.
Op de vraag van de rechtbank tijdens de zitting of misschien bedoeld was de invoer primair en de voorbereiding subsidiair ten laste te leggen, antwoordde de officier van justitie dat het openbaar ministerie een principiële keuze had gemaakt om de feiten cumulatief ten laste te leggen. Haar requisitoir moest ook op die manier worden gezien. Bij die stand van zaken zal de rechtbank de feiten op de tenlastelegging dan ook als cumulatief ten laste gelegd begrijpen.
Een en ander neemt niet weg dat de rechtbank zich op de zitting heeft afgevraagd maar ook in dit vonnis nadrukkelijk afvraagt wat de toegevoegde waarde van deze wijze van ten laste leggen is. Temeer wanneer daarbij de (feitelijke) uitwerking van de voorbereidingshandelingen in de tenlastelegging wordt beschouwd tegen de achtergrond van het dossier, het onderzoek op de zitting en de nieuwe samenloopregels die de Hoge Raad kortgeleden uiteen heeft gezet. De officier van justitie heeft bij de feitelijke uitwerking van de voorbereidingshandelingen bijna allemaal handelingen opgenomen die zien op de invoer van dezelfde hoeveelheid cocaïne. Deze handelingen heeft zij telkens gescheiden met de woorden ‘en/of’. Met deze wijze van ten laste leggen, heeft de officier van justitie in het midden gelaten of zij uit is op een veroordeling van één van deze feitelijke gedragingen of van meerdere en heeft zij het aan de rechtbank gelaten of deze (verschillende) voorbereidingshandelingen als cumulatief of als alternatief moeten worden gelezen. De rechtbank heeft ervoor gekozen slechts die voorbereidingshandelingen te beoordelen die met het oog op de onder feit 1 tenlastegelegde invoer in deze zaak nog enige zelfstandige waarde hebben. De andere handelingen heeft de rechtbank (als alternatief) ter zijde gelaten.
Hieronder wordt de tekst van de tenlastelegging weergegeven. Cursief zijn die voorbereidingshandelingen weergegeven die door de rechtbank als alternatief ten laste gelegd bij de verdere beoordeling buiten beschouwing zijn gelaten.
1.
hij in op of omstreeks de periode van 17 augustus 2018 tot en met 6 september 2018 te Rotterdam en/of Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel
1. lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 14 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 03 augustus 2018 tot
en met 6 september 2018 te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Tilburg en/of
Medemblik en/of Velp en/of Heerhugowaard, en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van een hoeveelheid van 14 kilogram cocaïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of
te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s)
- een container [containernummer] geladen met pallets ananassen (en waarin achter
de (achter)wand/kopschot pakketten cocaïne waren verstopt) naar Nederland
verscheept, en/of
- een overwijzingsverklaring met betrekking tot de overdracht van de container
van de firma [naam firma 1] naar de firma [naam firma 2] ondertekend en/of laten
ondertekenen, en/of
- contact onderhouden met de rederij en/of betalingen voor de inklaring van
die container gedaan en/of het verdere transport van die container in
Nederland geregeld en/of betaald, en/of
- met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch en/of via
Whats App en/of per e-mail contacten onderhouden en/of informatie
uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of
uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of bewerken van die container
met pallets ananassen en/of die pakketten cocaïne, en/of
- naar Nederland afgereisd, en/of
- een mededader geld in het vooruitzicht gesteld, en/of
-een sporttas
en/of een dremel en/of slijptol, althans gereedschap,
voorhanden gehad, en/of
- die container laten vervoeren naar/nabij een loods gelegen aan de [adres 2]

-17 te Amsterdam, en/of

- een vorkheftruck met chauffeur geregeld, en/of
- het zegel en/of de achterwand en/of het kopschot van die container met
behulp van een slijptol en/of een dremel, althans met gereedschap,
verwijderd en/of losgehaald , en/of
- de pallets met ananassen in/nabij die loods gelost, en/of
-
de pakketten cocaïne achter die achterwand en/of het kopschot van
voornoemde container gehaald en/of (vervolgens)de pakketten cocaïne in
die sporttas gestopt, en/of
- die sporttas in de kofferbak van een Audi A3 met kenteken [kentekennummer 1]
geplaatst, en/of
- met/in voornoemde Audi A3 (met de cocaïne) weggereden.

Hoofdstuk 2: Bewijs

2.1
Bewezenverklaring
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vindt dat al het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Beoordeling
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de volgende manier:
1.
hij in de periode van 17 augustus 2018 tot en met 6 september 2018 te Rotterdam en Amsterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op 6 september 2018 in Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van
Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen,
voorwerpen en vervoermiddelen, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot
het plegen van het hierboven bedoelde feit, hebbende verdachte en/of zijn mededaders
  • een sporttas voorhanden gehad, en
  • pakketten cocaïne in die sporttas gestopt, en
  • die sporttas in de kofferbak van een Audi A3 met kenteken [kentekennummer 1]
geplaatst,
- met voornoemde Audi A3 (met de cocaïne) weggereden.
2.2
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de hieronder uitgewerkte inhoud van de bewijsmiddelen en op de bewijsoverweging.
2.3
Bewijsoverweging
Op 17 augustus 2018 komt in Nederland een container vanuit de Dominicaanse Republiek aan in de haven van Rotterdam. In die container zit naast een lading ananassen +/- 14 kilo cocaïne verborgen. De cocaïne wordt door de politie inbeslaggenomen en er worden dummypakketten en een kleine hoeveelheid cocaïne in de container teruggeplaatst. De container wordt van Rotterdam naar Amsterdam getransporteerd. In Amsterdam is de container door de verdachte en zijn medeverdachten uitgepakt. De pallets en de dozen met ananassen worden met behulp van een heftruck uitgeladen en in een wasserette neergezet. De verdachte loopt met een zwarte tas vanuit de container naar een Audi. Hij zet de tas in de achterbak van de Audi en rijdt weg. Wanneer hij kort daarna wordt aangehouden als bijrijder van de Audi, zitten in de zwarte tas in de achterbak van deze auto de dummypakketten en de hoeveelheid cocaïne.
Uit het voorgaande volgt dat het handelen van de verdachte steeds gericht is geweest op de in de container verstopte (kleine) hoeveelheid cocaïne. Met dit handelen maakt de verdachte zich samen met anderen schuldig aan de invoer van die hoeveelheid en aan de voorbereiding/bevordering van de (verdere) invoer en vervoer van die hoeveelheid.
2.4
Bewijsmiddelen [1]
1.
Proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD [2]
Container [containernummer] (hierna: de container) is op 7 augustus 2018 vertrokken uit Caucedo in de Dominicaanse Republiek. Op 17 augustus 2018 is de container aangekomen in Rotterdam en gelost.
2.
Proces-verbaal van de Belastingdienst/Douane [3]
Op 18 augustus 2018 bekeken wij de container. Ik zag pakketten zitten. De inhoud van deze pakketten had een totaal nettogewicht van 14,02 kilogram. Uit de pakketten is door mij één pakket geselecteerd ten behoeve van het maken van een terugplaatsmonster. Uit het gekozen pakket namen wij een monster van ongeveer 20 gram. Deze 20 gram splitsten wij in twee gripzakjes. Het terugplaatsmonster werd op een dummypakket geplaatst. Wij hebben de dummypakketten teruggeplaatst in de koelluchtkanalen achter het kopschot in de container. Daarna hebben wij de container teruggebracht in zijn originele staat. De pallets met dozen ananassen zijn weer terug beladen in de container. De container is daarna weer ter beschikking gesteld aan de rederij.
Als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd:
- Kopie aanvraagformulier ter begeleiding van 2 gripzakjes, onder proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer 1] .
3.
Een geschrift [4]
1. gram cocaïne [SIN-nummer 1]
2 “ ” [SIN-nummer 2]
4.
Een deskundigenverslag [5]
Op 22 augustus 2018 ontving ik, [naam] , MSc, onderzoeksmedewerker bij het Douane Laboratorium van de Belastingdienst te Amsterdam van het Team Bijzondere Bijstand te Rotterdam, een verzegelde plastic zak met daarin:
[SIN-nummer 1] een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
[SIN-nummer 2] een plastic zakje met wit, korrelig materiaal
Onderzoek:
Het materiaal werd onderzocht met behulp van microchemische reacties (Drugskleur, Q) en met behulp van gaschromatografie met massaselectieve detectie (GCMSDRUGS1, Q).
Hierbij werd vastgesteld dat het materiaal van alle bovenvermelde SIN-nummers cocaïne bevatte.
Conclusie:
Het materiaal van alle bovenvermelde SIN-nummers bevat cocaïne. Deze substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
5.
Proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD [6] Ik heb aan de hand van de door het observatieteam verstrekte foto’s van de observatie op 6 september 2018 tussen 14:15 uur en 22:30 uur onderzocht welke personen bedoeld werden waar in het proces-verbaal wordt gesproken over een NN-persoon. Zij kunnen als volgt worden geïdentificeerd:
NN2 [naam medeverdachte 1]
NN3 [naam verdachte]
(rb: de verdachte)NN4 [naam medeverdachte 2]
NN8 [naam medeverdachte 3]
NN9 [naam medeverdachte 4]
NN11 [naam medeverdachte 5]
NN12 [naam medeverdachte 6]
NN13 [naam medeverdachte 7]
NN14 [naam medeverdachte 5] , zie NN11
6.
Proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD [7] Op 6 september 2018 omstreeks 18:20 uur zag ik een vrachtwagen, voorzien van kenteken [kentekennummer 2] , met daarachter een container [containernummer] het terrein van ECT Delta terminal te Rotterdam, af rijden.
Om 20:06 uur zag ik de Fiat [kentekennummer 3] parkeren in de directe omgeving van de loods, gelegen op de [plaats delict] , in Amsterdam. Ik zag dat de verdachte en NN8 uitstapten en contact maakten met de aanlopende NN9. Ik zag dat NN3 (
rb: de verdachte) met NN9 staan praten ter hoogte van de loods.
Ik zag om 20:18 uur het object stoppen ter hoogte van de nummers 15, 17 en 19 aan de [plaats delict] te Amsterdam. Ik zag NN6 en NN7 uit de cabine van het object stappen.
Om 20:24 uur zag ik een blauwe Audi stoppen bij het object.
Om 20:26 uur zag ik dat NN2 en NN6 het object probeerden te openen. Ik zag NN11 en NN12 naar buiten komen uit de wasserette op [adres 1] te Amsterdam en richting het object lopen. Ik zag NN12 met een slijptol de container openen. Ik zag dat het object geopend werd en er een heftruck naar het object werd gereden. Om 20:35 uur zag ik de heftruck pallets uitladen uit het object en naar binnen gaan bij [adres 2] te Amsterdam.
Om 21:47 uur zag ik NN13 lopen in de richting van het object. Ik zag NN2, NN4, NN8, NN13 en NN14 in het object helpen met het lossen en verplaatsen van dozen en pallets.
Om 21:59 uur zag ik NN13 naar de Fiat [kentekennummer 3] lopen en als bijrijder instappen.
Om 22:02 uur zag ik NN3 (
rb: de verdachte) met een zwarte tas, vanuit de container, richting de Audi [kentekennummer 1] lopen. Ik zag dat NN3 (
rb: de verdachte) de zwarte tas in de kofferbak van de Audi plaatsen. Om 22:07 uur zag ik de Audi met als bijrijder NN3 (
rb: de verdachte) vertrekken.
7.
Processen-verbaal van de Belastingdienst/Douane [8]
Op 6 september 2018 werd de container vervoerd naar de [adres 2] in Amsterdam. Aldaar werd de container gelost. Op vrijdag 7 september 2018 onderzocht ik de ruimte. In de ruimte zag ik slordig geplaatste pallets met ananassen met daaromheen liggend dozen met ananassen. Ik zag dat er geen afscheiding was tussen de ruimte van [adres 2] en [adres 3] . Ik zag dat in de aangrenzende ruimte van nummer 17 wasgoed stond opgeslagen.
8.
Processen-verbaal van de Belastingdienst/FIOD [9]
Op 6 september 2018 zag ik dat meerdere manspersonen zich bevonden in de container [containernummer] . Hierop zijn deze personen uit de container gepraat en op de grond geëtaleerd. Omstreeks 22:10 uur hield ik op de [plaats delict] ter hoogte van nummer 15 te Amsterdam als personen uit de groep aan:
- [naam medeverdachte 2]
- [naam medeverdachte 1]
- [naam medeverdachte 3]
- [naam medeverdachte 6]
- [naam medeverdachte 5]
- [naam medeverdachte 7] .
9.
Proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD [10]
Op 6 september 2018, omstreeks 22:30 uur, hielden wij [naam verdachte] als bijrijder van de Audi met het kenteken [kentekennummer 1] aan.
10.
Proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD [11]
Op 7 september 2018 nam ik een Audi, type A3 voorzien het kenteken [kentekennummer 1] in beslag. In dit voertuig was [naam verdachte] aangehouden. Ter waarheidsvinding werd door mij in de kofferbak inbeslaggenomen:
Een zwarte sporttas met de dummypakketten, welke eerder teruggeplaatst waren in
container [containernummer] .

Hoofdstuk 3: Kwalificatie en strafbaarheid

3.1
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2:
Medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en een vervoermiddel voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
3.2
Strafbaarheid feiten
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de onder 2 ten laste gelegde voorbereiding geen strafbaar feit oplevert. De opvatting dat voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a Opiumwet alleen strafbaar zijn als deze niet (ook) onder het bereik van artikel 2 van de Opiumwet vallen, vindt geen steun in het recht of de jurisprudentie.
Ook overigens zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
3.3
Strafbaarheid verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Hoofdstuk 4: Motivering straf

De verdachte is bezig geweest met de (verlengde) invoer van een hoeveelheid cocaïne en de voorbereiding hiervan. Aannemelijk is geworden dat hij samen met anderen 14 kilo cocaïne, verborgen in een container met ananassen, heeft verscheept vanuit de Dominicaanse Republiek naar Nederland en de container hier samen met zijn mededaders heeft gelost. De cocaïne moest direct aan de verdachte worden geleverd en hij had als ontvanger de zorg voor de verdere verspreiding ervan. De verdachte had daarmee een organiserende rol bij de invoer.
In de wereld wordt Nederland gezien als drugs transit/traffic land met alle negatieve (diplomatieke en economische) gevolgen van dien. De verdachte heeft dit beeld met zijn handelen bevestigd. Gezien de hoeveelheid ingevoerde cocaïne, moet deze bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De handel in verdovende middelen vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien versterkt het de geweldsspiraal die met deze handel in binnen- en buitenland hand in hand gaat. De verdachte heeft zich van deze maatschappelijke gevolgen niets aangetrokken en slechts oog gehad voor geld.
Bij de invoer van zo een hoeveelheid cocaïne en de organiserende rol die de verdachte hierin heeft gehad, past oplegging van een langdurige gevangenisstraf. Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij uitspraken in soortgelijke zaken en gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zo heeft de rechtbank er kennis van genomen dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van 12 februari 2019 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat de reclassering het risico op recidive als laaggemiddeld inschat en dat zij reclasseringshulp voor de verdachte niet nodig vindt.
De handelingen van de verdachte die zijn bewezenverklaard onder feit 2 hebben in de straftoemeting een verwaarloosbare rol gespeeld. Die handelingen zijn formeel weliswaar als meerdaadse samenloop met het onder feit 1 bewezen verklaarde te beschouwen, maar leggen in het geheel van bewezenverklaarde handelingen nauwelijks gewicht in de schaal.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden en de hieronder besproken verbeurdverklaring passend en op haar plaats.
Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

Hoofdstuk 5: Beslissing ten aanzien van beslag en voorlopige hechtenis

5.1
Beslag
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten een Dremel met bijbehorende doos en een mobiele telefoon, moeten worden verbeurd verklaard.
Beoordeling
De rechtbank zal over de in beslag genomen voorwerpen beslissen zoals de officier van justitie heeft gevraagd. De voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en de bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan of voorbereid.
Bij deze beslagbeslissing is gelet op de artikelen 33, 33a en 33b van het Wetboek van Strafrecht.
5.2
Voorlopige hechtenis
Standpuntofficier
van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
Beoordeling
De vordering van de officier van justitie wordt toegewezen. De eerder gemaakte afweging tussen de persoonlijke belangen van de verdachte en de belangen van strafvordering is door de beslissingen in dit vonnis een andere geworden. Deze afweging valt nu in het nadeel van de verdachte uit. Daarbij weegt mee dat vanaf deze veroordeling geen sprake meer is van ‘pre trial detention’ in de zin van het EVRM.

Hoofdstuk 7: Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals die in hoofdstuk 2 zijn omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in hoofdstuk 3 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:
1
STK Gereedschap Dremel multitool
Goednummer [nummer 1]
1
DS Doos
Multitool Dremel 8220
Goednummer [nummer 2]
1
STK GSM zaktelefoon
Samsung;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. L. Daum en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 17 oktober 2019.

Voetnoten

1.Als in de voetnoten wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit de paginanummers van de doorgenummerde bijlagen bij proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD met PV-nr. [proces-verbaalnummer 2] .
2.Proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, pagina 28.
3.Proces-verbaal van de Belastingdienst/Douane, pagina’s 6 tot en met 11.
4.Een aanvraagformulier monsteronderzoek Belastingdienst/Douane laboratorium nr. [lab-nummer] , als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal dat is vermeld onder 2, pagina’s 12 en 13.
5.Een rapport van het Douane Laboratorium van 6 september 2018, pagina 192.
6.Proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, pagina 445 tot en met 449.
7.Proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, pagina 450 tot en met 460.
8.Proces-verbaal van de Belastingdienst/Douane, pagina 213.
9.De processen-verbaal van aanhouding van [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 6] , [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 7] .
10.Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte.
11.Proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, pagina 194.