ECLI:NL:RBROT:2019:8430

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
10/750401-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake invoer van verdovende middelen in onderzoek ‘Visbout’

In de zaak met parketnummer 10/750401-18 heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in het kader van het onderzoek ‘Visbout’. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van verdovende middelen en de voorbereidingshandelingen daartoe. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het opzettelijk invoeren van verdovende middelen en de voorbereidingshandelingen, maar heeft hem wel veroordeeld voor de overtredingsvariant van de invoer van verdovende middelen. Het beroep op afwezigheid van alle schuld werd verworpen. De rechtbank legde een voorwaardelijke hechtenis op van één maand met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in de periode van 17 augustus 2018 tot en met 6 september 2018, samen met anderen 14 kilogram cocaïne naar Nederland had gebracht, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank vond dat de verdachte onvoldoende onderzoek had gedaan naar de herkomst van de ananassen die als deklading dienden voor de cocaïne. De verdachte had moeten beseffen dat er een risico bestond dat de partij ananassen werd gebruikt voor de smokkel van harddrugs.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld en dat de reclassering het risico op recidive als laag inschatte. De rechtbank vond een voorwaardelijke hechtenis passend, met als doel de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. Daarnaast werd een iPhone, die in beslag was genomen, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2019.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/750401-18
Uitspraakdatum: 17 oktober 2019
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
bijgestaan door mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17, 18, 20 en 24 september 2019 en
17 oktober 2019.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. A.M. Dingley en mr. M.D. Hes hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een hechtenis voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 99 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Waardering van het bewijs

Feit 1 primair en feit 2
De rechtbank is, met de officieren van justitie en de verdediging, van oordeel dat het onder
1 primair en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 1 subsidiair
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 17 augustus 2018 tot en met 6 september 2018 te Rotterdam en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 14 kilogram cocaïne, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een beroep toekomt op afwezigheid van alle schuld.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aannemelijk is geworden dat de verdachte is ingegaan op het aanbod via de e-mail van een voor hem onbekende persoon om een partij ananassen uit de Dominicaanse Republiek, die reeds in de Rotterdamse haven lag, af te nemen. Ook is aannemelijk dat de verdachte al gedurende lange tijd een bedrijf heeft waarmee hij handelt in fruit vanuit Zuid-Amerika. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat fruit als deklading wordt gebruikt voor de smokkel van harddrugs vanuit Zuid- en Midden-Amerika. Onder die omstandigheden rustte op de verdachte een zekere onderzoeksplicht naar het bedrijf waarmee hij zaken zou doen. De verdachte had zich kunnen en moeten inspannen om zich op enigerlei wijze te trachten ervan te vergewissen dat de verkopende partij een bonafide fruitonderneming betrof. Door in het geheel geen onderzoek te doen naar de aanbieder van de hem aangeboden partij ananassen heeft hij niet alles gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden om de invoer van de cocaine te voorkomen. Het beroep op afwezigheid van alle schuld wordt verworpen.
Ook overigens zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

Motivering straf

Aan de verdachte valt een verwijt te maken voor de invoer van 14 kilo cocaïne die in een container met ananassen vanuit de Dominicaanse Republiek naar Nederland is verscheept. Dat verwijt is van geheel andere orde dan het verwijt bij de medeverdachten omdat de verdachte niet wordt tegengeworpen dat hij met opzet de cocaïne heeft ingevoerd. Verdachte wordt - kort gezegd - het verwijt gemaakt dat hij beter onderzoek had moeten doen dan hij heeft gedaan.
In de wereld wordt Nederland gezien als drugs transit/traffic land met alle negatieve (diplomatieke en economische) gevolgen van dien. Gezien de hoeveelheid ingevoerde cocaïne, moet deze bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De handel in verdovende middelen vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien versterkt het de geweldsspiraal die met deze handel in binnen- en buitenland gepaard gaat.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een op naam van de verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 30 juli 2019, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van
28 februari 2019 van [naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Uit dit rapport blijkt dat de reclassering het risico op recidive als laag inschat en dat zij reclasseringshulp voor de verdachte niet nodig vindt. De rechtbank weegt deze omstandigheden in het voordeel van de verdachte mee, net als de marginale rol die hij bij de invoer van de cocaïne heeft gespeeld.
Alles afwegend, acht de rechtbank een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één maand passend en geboden, met een proeftijd van twee jaar. Deze proeftijd heeft als doel de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een nieuw strafbaar feit.

In beslag genomen voorwerp

Het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een iPhone, zal verbeurd worden verklaard. Het voorwerp behoort de verdachte toe en het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een hechtenis voor de duur van 1 (één) maand;

bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde hechtenis in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf:
1
STK GSM zaktelefoon
APPLE iPhone.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
mr. L. Daum en mr. S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 17 oktober 2019.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in op of omstreeks de periode van 17 augustus 2018 tot en met 6 september
2018 te Rotterdam en/of Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 14 kilogram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 03 augustus 2018
tot en met 6 september 2018 te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Tilburg en/of
Medemblik en/of Velp en/of Heerhugowaard, en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van een hoeveelheid van 14 kilogram cocaïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of
te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s)
- een container [containernummer] geladen met pallets ananassen (en waarin achter
de (achter)wand/kopschot pakketten cocaïne waren verstopt) naar Nederland
verscheept, en/of
- een overwijzingsverklaring met betrekking tot de overdracht van de container
van de firma [naam firma 1] naar de firma [naam firma 2] ingevuld en/of ondertekend
en/of laten ondertekenen, en/of
- contact onderhouden met de rederij en/of betalingen voor de inklaring van
die container gedaan en/of het verdere transport van die container in
Nederland geregeld en/of betaald, en/of
- met één of meer mededader(s) ontmoetingen gehad en/of telefonisch en/of via
Whats App en/of per e-mail contacten onderhouden en/of informatie
uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het invoeren en/of afleveren en/of
uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of bewerken van die container
met pallets ananassen en/of die pakketten cocaïne, en/of
- een sporttas en/of een dremel en/of slijptol, althans gereedschap,
voorhanden gehad, en/of
- die container laten vervoeren naar/nabij een loods gelegen aan de [adres delict]
te Amsterdam, en/of
- een vorkheftruck met chauffeur geregeld, en/of
- het zegel en/of de achterwand en/of het kopschot van die container met
behulp van een slijptol en/of een dremel, althans met gereedschap,
verwijderd en/of losgehaald , en/of
- de pallets met ananassen in/nabij die loods gelost, en/of
- de pakketten cocaïne van achter die achterwand en/of het kopschot van
voornoemde container gehaald en/of (vervolgens) de pakketten cocaïne in
die sporttas gestopt, en/of
- die sporttas in de kofferbak van een Audi A3 met kenteken [kentekennummer]
geplaatst, en/of
- met/in voornoemde Audi A3 (met de cocaïne) weggereden.