Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 oktober 2019, met producties;
- de producties van Spindler;
- de mondelinge behandeling van 22 oktober 2019;
- de pleitnota van de curator;
- de pleitnota van Spindler.
2.De feiten
volgt een opsomming van negen bouwlocaties met diverse bijbehorende gegevens;Voorzieningenrechter].
- Landrijk 2
- Landrijk 4
- Landrijk 5
- Landrijk 8
- Plaspoelkade
- Zuiderduin
- Voorburgskwartier
- De Hoven
- NOM-woningen in Rijswijk.
3.Het geschil
- Ten tijde van het inroepen door Spindler van het retentierecht had Spindler niet de feitelijke macht over de bouwplaatsen die vereist is om zich op grond van een retentierecht met voorrang op de bouwplaatsen te kunnen verhalen;
- Door het standpunt en de acties van Spindler is een impasse ontstaan; er is sprake van een direct belang van toegang tot de bouwplaatsen voor de afbouw van woningen op de bouwplaatsen; daarnaast belemmert de blokkade van de bouwplaatsen de mogelijkheden om in samenwerking met de garantieverzekeraar Woningborg de overname van de bouwprojecten op de bouwplaatsen door andere aannemers te bewerkstelligen;
- Het handhaven van het door Spindler gepretendeerde retentierecht op alle negen bouwplaatsen is gezien het directe belang van de boedel disproportioneel;
- Als gevolg van de blokkade door Spindler van de bouwplaatsen dreigt de boedel (evenals Woningborg en kopers van de woningen op de bouwplaatsen) schade te lijden, reden waarom de curator Spindler aansprakelijk heeft gesteld voor alle schade die wordt geleden door de boedel als gevolg van het handhaven door Spindler van het door haar gepretendeerde retentierecht;
- Indien de curator niet in de gelegenheid is om de woningen op de bouwplaatsen tijdig af te bouwen, dreigt de boedel wezenlijke financiële vergoedingen mis te lopen; verder loopt de boedel het gevaar dat door de handelwijze van Spindler een eventuele doorstart en daarmee een deel van de werkgelegenheid in gevaar komt; daarmee is tevens een algemeen maatschappelijk belang aanwezig bij het staken van de blokkade door Spindler van de bouwplaatsen.
4.De beoordeling
Spindler Installatietechniek B.V.haar retentierecht uit”. Niet gebleken is dat in het kader van de uitvoering van de onderaannemingsovereenkomst het aan Spindler was voor afsluiting van de bouwplaatsen zorg te dragen. Kennelijk heeft Spindler door het aanbrengen van sloten en het ophangen van genoemde borden beoogd een toestand van feitelijke macht uit te oefenen met het oog op het uitoefenen van het retentierecht. De daardoor gerealiseerde situatie is evenwel niet gelijk aan de feitelijke situatie zoals die bestond tijdens de uitvoering van de (onder)aannemingsovereenkomst. Met andere woorden, bij de beoordeling van het uitoefenen van de feitelijke macht is bepalend de situatie zoals die was tijdens de uitvoering van de (onder)aannemingsovereenkomst en dus niet de nieuwe situatie die ontstaan is als gevolg van het aanbrengen van genoemde sloten en het ophangen van genoemde borden aan de omheining van de bouwplaatsen.
5.De beslissing
€ 1.619,00;