ECLI:NL:RBROT:2019:8419

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
C/10/576236 / JE RK 19-1898
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige in het belang van stabiliteit en duidelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2019 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2010. De rechtbank oordeelt dat het belang van de minderjarige bij duidelijkheid en stabiliteit prevaleert boven de wens van de moeder om met het gezag belast te blijven. De minderjarige, die sinds 2015 in een pleeggezin verblijft, heeft een belast verleden en kampt met emotionele problemen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogdes te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is de stabiliteit te bieden die de minderjarige nodig heeft en dat er onduidelijkheid bestaat over zijn opvoedingsperspectief. De rechtbank heeft de moeder veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over het vermogen van de minderjarige aan de nieuwe voogd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/576236 / JE RK 19-1898
datum uitspraak: 10 oktober 2019

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen
de Raad,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2010 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats moeder] .

[naam pleegouders] , hierna te noemen de pleegouders,

wonende te [woonplaats pleegouders] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 11 juni 2019, ingekomen bij de griffie op 19 juni 2019.
Op 19 september 2019 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. A.C. van ’t Hek, advocaat te Dordrecht,
- de pleegouders,
- mw. [naam vertegenwoordigster 1] , zittingsvertegenwoordiger van de Raad,
- mw. [naam vertegenwoordigster 2] , jeugdbeschermer bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen GI.
Voorts is bijzondere toegang verleent aan mw. [naam] , pleegzorgbegeleider.

Opgeroepen als informant en niet verschenen is de vader.De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 26 april 2012 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] uitgesproken. [naam kind] is van 7 februari 2011 tot 6 maart 2012 uithuisgeplaatst geweest. Op 6 maart 2012 is hij middels een uitwijktraject weer thuisgeplaatst. Op 10 juni 2015 is [naam kind] wederom uithuisgeplaatst. Sindsdien verblijft hij in het huidige, pleeggezin van de [naam pleegouders] .
Bij uitspraak van 3 april 2019 is de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing laatstelijk verlengd tot 15 april 2020.
De GI heeft zich bij brief van 10 januari 2019 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [naam kind] te benoemen.
De Raad heeft ter zitting zijn verzoek als volgt toegelicht.
[naam kind] is een jongen met een belast verleden. Er is sprake van kind-eigen problematiek. Zo heeft hij sinds medio 2018 meer last van ongecontroleerde emoties, onder meer omdat hij last heeft van het feit dat er onduidelijkheid bestaat over waar zijn perspectief ligt en het gegeven dat hij het enige kind van zijn ouders is dat niet bij één van hen woont.
[naam kind] verblijft nu al vier jaar in het huidige pleeggezin. Het pleeggezin biedt [naam kind] een stabiele opvoedingssituatie. In 2017 was het perspectief van [naam kind] al bepaald, maar het onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel is bij de Raad te lang op de stapel blijven liggen. Het is in het belang van alle betrokkenen en met name van [naam kind] zelf dat er thans duidelijkheid komt over zijn perspectief . De aanvaardbare termijn is inmiddels ruimschoots verstreken. Het is in het belang van [naam kind] dat hij weet wie de beslissingen over hem neemt en dat hij in het pleeggezin zal blijven wonen. Dit zal hem rust geven.

De standpunten

De GI
De GI heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij het verzoek van de Raad ondersteunt. De GI heeft daartoe gesteld dat de moeder [naam kind] niet de stabiliteit kan bieden die hij nodig heeft. In 2017 gaf de moeder aan dat zij de opvoeding van [naam kind] niet meer aankon. De GI is toen gezamenlijk met de moeder overeengekomen dat er een onderzoek naar een gezagsbeëindiging gestart zou worden. Dit onderzoek is echter bij de Raad blijven liggen en was eind 2018 nog niet opgepakt. In de tussenliggende periode heeft de moeder zich op het standpunt gesteld dat [naam kind] weer thuis kon komen wonen omdat er inmiddels sprake is van een stabiele thuissituatie. De ondertoezichtstelling van haar andere kinderen was inmiddels ook beëindigd. [naam kind] reageert nog heftig rondom bezoeken met zowel de moeder als de vader. Hij heeft er heel veel last van als bezoeken op het laatste moment niet doorgaan en dat is de afgelopen periode regelmatig gebeurd. [naam kind] heeft behoefte aan stabiliteit, voorspelbaarheid en rust. Dit krijgt hij bij zijn pleegouders. Hij is een slimme jongen, die heel veel over dingen nadenkt. [naam kind] staat onder behandeling van Yulius. [naam kind] kreeg medicatie waar hij baat bij had, maar omdat de moeder haar toestemming introk, moest daarmee gestopt worden. Gelet op de aanstaande behandelingen is het van belang om te weten bij wie het beslisrecht over [naam kind] ligt.
De moeder
De moeder meent dat het verzoek van de Raad moet worden afgewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen noodzaak is om het gezag van de moeder te beëindigen. De moeder accepteert dat het pleeggezin de meest geëigende plek voor [naam kind] is. [naam kind] ondervindt ook geen hinder van het feit dat het gezag bij de moeder ligt. Het zat de moeder alleen dwars dat er al met medicatie was begonnen zonder dat haar eerst om toestemming is gevraagd. Dat is niet de juiste gang van zaken. Verder heeft de moeder aangaande [naam kind] nooit moeilijk gedaan en gewoon haar toestemming gegeven, zoals voor de speltherapie en vakanties. [naam kind] lijkt nog het meest last van de omgang te hebben. Een gezagsbeëindigende maatregel gaat echter niets aan de actuele zorgen omtrent [naam kind] veranderen. Het EHRM heeft in de zaak N.P./Moldavië benadrukt dat beëindiging van het ouderlijk gezag alleen in zeer uitzonderlijke gevallen is toegestaan. De moeder heeft nu onomwonden gezegd dat het perspectief van [naam kind] in het pleeggezin ligt, maar dit houdt niet zonder meer in dat het gezag van moeder dient te worden beëindigd. Indien de rechtbank wel van oordeel is dat er een gezagsbeëindigende maatregel moet volgen, dan geeft de moeder er de voorkeur aan dat de voogdij naar de pleegouders gaat en niet naar de GI. De moeder heeft weinig vertrouwen meer in de GI sinds het gedoe rondom de medicatie en vindt ook dat [naam kind] beter af is met pleegouders als voogd. De verstandhouding tussen de moeder en de pleegouders is inmiddels ook verbeterd.
De pleegouders
De pleegouders hebben ter zitting aangegeven dat pleegoudervoogdij thans geen optie voor hen is. Zij hebben gelet op alle onrust die er is en de therapieën die [naam kind] nog moet ondergaan nog de ondersteuning van de GI nodig.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Gelet op de inhoud van de stukken en wat ter zitting door de aanwezigen naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat aan de voorwaarden voor een beëindiging van het gezag van de moeder is voldaan. De voor [naam kind] aanvaardbare termijn is inmiddels ruimschoots verstreken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Zoals hierboven is vastgesteld, staat [naam kind] sinds 7 februari 2011 onder toezicht, is hij na een eerdere uithuisplaatsing en terugplaatsing in 2012 sinds 2015 wederom uithuisgeplaatst en verblijft hij sindsdien in het huidige perspectief biedende pleeggezin. Gebleken is dat door de complexe gezinssituatie van de moeder, haar persoonlijke problematiek en onduidelijkheid over de kindeigen problematiek van [naam kind] is er niet meer gewerkt aan een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder. Het pleeggezin biedt [naam kind] een stabiele opvoedomgeving, waarbinnen hij zich optimaal kan ontwikkelen. Hij heeft inmiddels een hechte band met zijn pleegouders en pleegbroers opgebouwd.
Niet in geding is ook dat [naam kind] een belaste voorgeschiedenis heeft. Hij heeft last van hechtingsproblematiek, trauma’s en agressieproblematiek. [naam kind] is een gevoelige jongen, die snel spanningen opbouwt, hetgeen zich kan uiten in woedeaanvallen. Wegens toenemende gedragsproblemen staat [naam kind] onder behandeling van Yulius. [naam kind] krijgt medicatie om hem wat meer rust te geven in zijn hoofd. [naam kind] volgt speltherapie en krijgt EMDR voor zijn trauma’s. De pleegouders bieden [naam kind] volledige ondersteuning in dit traject.
De rechtbank betwijfelt of werkelijk sprake is van een duurzame instemming van de moeder met de plaatsing van [naam kind] in het pleeggezin. De moeder is wispelturig gebleken in haar visie waar [naam kind] zal opgroeien. In 2017 werd nog met toestemming van de moeder de aanvraag tot gezagsbeëindiging door de GI aan de Raad voorgelegd. De moeder gaf toen aan de forse gedragsproblematiek van [naam kind] niet meer aan te kunnen en in te stemmen met gezagsbeëindiging. In oktober 2018 gaf de moeder vervolgens aan dat zij wilde dat [naam kind] weer thuis kwam wonen en ook tijdens het gesprek met de Raad op 19 maart 2019 gaf de moeder aan dat, nu er sprake is van een stabiele thuissituatie, [naam kind] weer bij haar thuis kan komen wonen. Op de zitting van 19 september 2019 heeft de moeder verklaard dat zij beseft dat het pleeggezin de beste plek is voor [naam kind] .
Ten aanzien van het standpunt van de moeder dat haar gezag niet stagnerend werkt, constateert de rechtbank dat er op 3 april 2019 nog vervangende toestemming van de kinderrechter aan te pas moest komen om [naam kind] de noodzakelijk geachte medicatie te kunnen toedienen, omdat de moeder na eerder al een schriftelijke aanwijzing aangaande de medicatie van [naam kind] te hebben gekregen, wederom haar toestemming niet gaf voor het gebruik van medicatie. Hieruit concludeert de rechtbank dat bij belangrijke beslissingen er vanwege het gezag van de moeder wel degelijk stagnatie kan ontstaan en het belang van [naam kind] daardoor in het gedrang kan komen.
De rechtbank overweegt voorts dat bij jaarlijkse verlenging van beide bestaande kinderbeschermingsmaatregelen er voor [naam kind] (en de moeder), mede gelet op de wisselende uitlatingen hierover van de moeder, onduidelijkheid blijft bestaan over zijn opvoedings- en ontwikkelingsperspectief. Bovendien zullen aan het verlengingsverzoek, waarin het perspectief van [naam kind] jaarlijks aan de orde wordt gesteld, de nodige besprekingen en rapportages voorafgaan die voor onrust kunnen zorgen bij alle betrokkenen. Gebleken is dat [naam kind] last heeft van de onduidelijkheid over zijn perspectief en het gegeven dat hij als enige kind van zijn ouders uit huis is geplaatst. Hij piekert veel en worstelt met zijn identiteit. [naam kind] is erg bezig met de vraag waarom zijn broertje en zusje wel thuis kunnen wonen bij de moeder en hij niet.
Het belang van [naam kind] bij duidelijkheid en stabiliteit dient naar het oordeel van de rechtbank te prevaleren boven de wens van de moeder om met het gezag belast te blijven. Bovendien acht de rechtbank het in het belang van [naam kind] dat er duidelijkheid wordt gecreëerd over de rol die de moeder in zijn leven inneemt. De gezagsbeëindigende maatregel is met dat doel noodzakelijk en betekent voor het toekomstperspectief van [naam kind] dat hij zich in alle rust in zijn huidige vertrouwde omgeving verder kan ontwikkelen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a, BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [naam kind] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. De rechtbank is van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij. De rechtbank overweegt daartoe dat de pleegouders ter zitting uitdrukkelijk hebben aangegeven dat zij thans de voogdij van [naam kind] niet op zich willen c.q. kunnen nemen. Zij hebben nog praktische en financiële ondersteuning nodig van de GI. Voorts constateert de rechtbank dat de omgang tussen [naam kind] met zowel de moeder als de vader af en aan moeizaam verloopt, wat tot veel onrust bij [naam kind] leidt. Het verdient daarom de voorkeur dat die omgang onder coördinatie en begeleiding van de GI blijft plaatsvinden, in plaats van de pleegouders daarmee te belasten.
De GI heeft zich ook bereid verklaard de voogdij op zich te nemen.
Op grond van artikel 1:276, eerste lid, BW wordt de moeder als ouder waarvan het gezag wordt beëindigd, ervan uitgaande dat zij het bewind voerde over het vermogen van [naam kind] , veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover aan haar opvolger in het bewind.
De rechtbank hoopt dat, nu duidelijk is dat het perspectief van [naam kind] in het pleeggezin ligt en de GI de beslissingen over [naam kind] neemt, de moeder zich kan neerleggen bij deze situatie zodat zij zich volledig kan gaan richten op de invulling van de bezoekregeling en haar rol van ouder op afstand. Zij zal altijd de moeder van [naam kind] blijven en zij vervult in die hoedanigheid een belangrijke rol in zijn leven.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
[naam moeder] , geboren [geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder], over [naam kind] ;
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarige de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond gevestigd te Rotterdam;
veroordeelt de moeder aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind] te doen;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, voorzitter, tevens kinderrechter en mrs. J. de Gans en S. Jordaan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.