In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2019 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2010. De rechtbank oordeelt dat het belang van de minderjarige bij duidelijkheid en stabiliteit prevaleert boven de wens van de moeder om met het gezag belast te blijven. De minderjarige, die sinds 2015 in een pleeggezin verblijft, heeft een belast verleden en kampt met emotionele problemen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogdes te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is de stabiliteit te bieden die de minderjarige nodig heeft en dat er onduidelijkheid bestaat over zijn opvoedingsperspectief. De rechtbank heeft de moeder veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over het vermogen van de minderjarige aan de nieuwe voogd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.