4.5hotel
Voor het overige baseert Sparcs c.s. haar betoog op het missen van een
business opportunity. Door de beslagen heeft zij AMO niet het geld kunnen lenen voor het bouwen en exploiteren van een hotel in de MIA in Somalië. Daardoor is zij, zo kunnen haar stellingen kort worden samengevat, ruim € 3,6 miljoen aan rente, bonusfee en dividenden misgelopen.
4.5.1
Sparcs c.s. stelt daartoe dat AMO, nadat zij de opdracht voor de AMO-base gekregen had, heeft geconstateerd dat er behoefte bestond aan passende hotelaccommodatie in de MIA, nu dat gebied het veiligste deel van Somalië vormde. De bouw van de AMO-base zou gecombineerd kunnen worden met de bouw van een hotel. Toen bleek dat de toegezegde fondsen voor de bouw van de AMO-base niet op korte termijn beschikbaar zouden komen en SCAMA aandrong op het voortvarend feitelijk in gebruik nemen van het perceel ontstond het voornemen om het perceel (eerst) voor een dergelijk hotel te benutten. AMO heeft in 2013 diverse aannemers, te weten Red Sea Housing, Corimec en Meerkerk Houtbouw B.V. (Meerkerk), benaderd en uitgenodigd om plannen voor een dergelijk hotel uit te werken. De keuze is vervolgens op Meerkerk gevallen. Het was de bedoeling om op 1 december 2013 te beginnen met de bouw, zodat het hotel op 1 juni 2014 geopend zou kunnen worden. Het exploiteren van een hotel zou uitermate lucratief zijn geweest. Inmiddels zijn er diverse hotels binnen de MIA gevestigd, die winstgevend geëxploiteerd worden.
[naam 3] had op 23 september 2013 al laten weten dat hij, via Sparcs c.s., bereid zou zijn het project door middel van een lening te financieren.
4.5.2
Sparcs c.s. wijst, ter onderbouwing van haar stelling dat er concrete plannen waren voor een dergelijk hotel, op een businessplan, dat volgens haar is opgesteld in september 2013, waaruit blijkt dat een omzet van € 2,3 miljoen per jaar werd verwacht uit het te vestigen hotel, uitgaande van: (i) 30 units (60 bedden), (ii) een prijs van € 200,- per dag per unit en (iii) een bezettingsgraad van 90%. Voor deze plannen was een investering van € 1,2 miljoen noodzakelijk. Voorts wijst zij op een volgens haar op 10 oktober 2013 door Sparcs Ventures met AMO gesloten overeenkomst van geldlening gesloten die voor zover van belang inhoudt:
“(
...) in overweging nemend dat:
(...)
3. Het in de bedoeling lag om het terrein te ontwikkelen als basis met accommodatie en trainingscentrum voor de toekomstige Somalische kustwacht, gefinancierd door externe donors.
4. Externe donors, ondanks alle beloftes, momenteel zeer terughoudend zijn met het financieren van nieuwe projecten.
5. Er een zeer grote vraag blijft bestaan naar accommodatie binnen de beveiligde zone.
6. Het ontwikkelen en verhuren van dergelijke accommodatie een zeer rendabele activiteit is.
7. Het nodig is het terrein zo snel mogelijk te voorzien van betonnen omheining en bebouwing.
8. Een voortdurende leegstand het risico inhoudt dat het terrein weer wordt geconfisqueerd door de luchtvaartautoriteiten (SCAMA) voor andere gebruikers of ambassades.
(...)
1. SPARCS zal het volgende voldoen:
1. EUR 600.000,-per 1 december 2013 als lening
2. EUR 300.000, - per 1 april 2014 als lening
3. EUR 300.000,-per 1 juni 2014 als lening
(...)
2. AMO zal na ontvangst van de betalingen daarvoor aan SPARCS het volgende vergoeden:
o Tegen de lening van Euro 600.000 (ad 1) een jaarlijkse rente van 12%, jaarlijks achteraf te voldoen
o Tegen de lening van twee maal Euro 300.000 (ad 2 en ad 3) een jaarlijkse rente van of minimaal 12%, of minimaal 6% boven de rente kosten voor Sparcs voor belening van haar landbouwgronden, welke van de twee opties de hoogste rentetarief oplevert, jaarlijks te betalen achteraf (...)"
3. Sparcs heeft na betaling van het totale leenbedrag recht op het volgende:
o Een jaarlijkse bonus van Euro 150.000,-, jaarlijks achteraf te voldoen.(..)”
Sparcs c.s. heeft voorts stukken overgelegd, waaronder tekeningen van Meerkerk, die volgens haar uit 2013 dateren en haar stellingen ondersteunen dat het project ten tijde van het (eerste) beslag reeds in een vergevorderd stadium verkeerde.
4.6.
Groovy c.s. heeft gemotiveerd betwist dat Sparcs c.s. door de beslagen de gestelde schade heeft geleden. De
business opportunitywaarop Sparcs c.s. zich beroept bestond niet, er was geen concreet plan bij AMO om een hotel te bouwen met van Sparcs c.s. geleend geld, die bouw zou hoe dan ook niet mogelijk geweest zijn en daarmee zouden ook nooit de gestelde winsten bereikt hebben kunnen worden. Zij werkt haar stellingen als volgt uit.
4.6.1
De bouw van een hotel is iets wezenlijk anders dan de bouw van de AMO base (waarvoor volgens Groovy c.s. overigens AMOSC en niet AMO de opdracht had gekregen). Alleen voor die AMO base bestonden plannen en was, tijdelijk, het perceel ter beschikking gesteld.
Als zo’n plan om een hotel te bouwen en te exploiteren al bestond ontbreekt het causaal verband tussen het niet realiseren daarvan en de beslagen. AMO had ook los van de beslagen nimmer een hotel kunnen bouwen, de Temporary Land Use Approval (2.7) gaf haar daartoe het recht niet, zij heeft de jaarlijkse huur niet betaald en SCAMA wilde het perceel terug.
De berekeningen van de met een dergelijk hotel te behalen resultaten gaan uit van onrealistische uitgangspunten en daarin ontbreken allerlei kosten.
Ook het geschetste tijdpad klopt niet, uitgaande van Sparcs c.s. eigen stellingen had voor de hand gelegen om eerder dan november 2013 de gelden ter beschikking te stellen, in welk geval de beslagen daaraan niet in de weg gestaan hadden. Tenslotte had Sparcs c.s., althans de werkelijk belanghebbende [naam 3] , hoe dan ook mogelijkheden om uit andere, niet beslagen middelen geld aan AMO ter beschikking te stellen.
Groovy c.s. betwisten in dat verband voorts dat het in dit geding overgelegde businessplan daadwerkelijk in 2013 is opgesteld en dat de in 4.5.2 geciteerde leningsovereenkomst in oktober 2013 is gesloten.
4.6.3
Ook de tekeningen van Meerkerk waarop Sparcs c.s. zich beroept dateren niet van 2013, maar van 2015. Sparcs c.s. heeft, door (onder meer) op deze punten de rechtbank onjuist voor te lichten art. 21 Rv geschonden waaraan, zo meent Groovy c.s., consequenties verbonden dienen te worden.
4.7
De rechtbank stelt voorop dat het onder 4.2 en 4.3 toegelichte uitgangspunten niet wegnemen dat op Sparcs c.s. de verplichting rust om haar vordering en de basis waarop die berust naar behoren toe te lichten en te onderbouwen. Adstructie behoeven in ieder geval de stellingen van Sparcs c.s.:
- dat eind 2013 concrete plannen bestonden voor de bouw van een hotel;
- dat als de beslagen niet gelegd waren, AMO eind 2013/begin 2014 een aanvang had gemaakt met de bouw van het gestelde hotel;
- dat zij daartoe gebruik had gemaakt van van Sparcs c.s. geleend geld, en
- dat met dit hotel de gestelde winsten zouden zijn gemaakt.
Naarmate het verweer concreter en beter onderbouwd is, moeten ook hogere eisen worden gesteld aan de toelichting op de stellingen en de onderbouwing daarvan.
4.7.1
Aangaande de mogelijkheid om het hotel te bouwen heeft Sparcs c.s. zich beroepen op het business plan en de stelling dat het onder 2.7 bedoelde stuk een overeenkomst tussen AMO en SCAMA weergeeft, die zou gelden voor 10 jaar, waarvoor slechts eenmaal USD 60.000 betaald zou hoeven worden. Dat bedrag is betaald en de enige eis die verder door SCAMA werd gesteld was dat AMO snel, te weten uiterlijk in december 2013, feitelijk en aantoonbaar zou zijn begonnen met het gebruik van het perceel, waarbij de bouw van een hotel toegelaten was. Sparcs c.s. baseert zich op de visie van haar adviseur [naam 6] .
Het geld voor de bouw van het hotel zou AMO van Sparcs c.s. verkrijgen, op basis van de onder 4.5.2. geciteerde leningsovereenkomst.
Er is op alle onder 4.7 genoemde punten gemotiveerd verweer gevoerd, waarbij de rechtbank het verweer aangaande de betaling van USD 60.000 door AMO aan SCAMA in 2013 wegens huur voor het perceel overigens passeert, nu Sparcs c.s. de juistheid van die stelling voldoende heeft aangetoond.
4.8.1
Vast staat dat in 2012 een project in Somalië is gegund, te weten de bouw van de AMO base, een kustwachtbasis, waaraan AMO (dan wel AMOSC) een bijdrage zou leveren, onder meer in de vorm van het stichten van bebouwing ten behoeve van onderricht en accommodatie. Daarvoor was haar tijdelijk een perceel op de MIA ter beschikking gesteld. Dat perceel kon, blijkens het enige daarvan overgelegde schriftelijke bewijsstuk (zie 2.7), door de overheid weer worden teruggenomen, zoals ook in 2014 daadwerkelijk is gebeurd. Dat, anders dan uit dat stuk en de bijbehorende factuur blijkt, slechts eenmaal betaald hoefde te worden en dat geen verdere vergunningen etc. noodzakelijk waren wordt slechts onderbouwd met een verwijzing naar de mededelingen van haar adviseur over de plaatselijke gebruiken.
Onvoldoende onderbouwd is ook dat, toen de basis (voorlopig) niet door bleek te gaan, eind 2013 in plaats van die accommodatie op het perceel een commercieel te exploiteren hotel neergezet zou worden. De enige concrete onderbouwing is een beknopt, in het Nederlands gesteld, business plan; voor het overige is in de overgelegde correspondentie met de overheid en in de perspublicaties geen sprake van een hotel, maar slechts van een basis.
Dat eind 2013 het punt was bereikt dat tijdig, te weten voordat de overheid het land terug zou nemen, met de bouw kon worden begonnen is evenmin behoorlijk aannemelijk gemaakt. Daartoe zou tenminste vereist zijn dat toen de plannen voor het te bouwen hotel geheel waren afgerond, dus dat er bouwtekeningen waren goedgekeurd op basis waarvan een aannemer daadwerkelijk snel aan de slag zou kunnen gaan. Sparcs c.s. heeft ter onderbouwing van haar stelling dat dat punt bereikt was en dat Meerkerk zou en kon gaan bouwen onder meer tekeningen van Meerkerk in het geding gebracht. Zoals inmiddels is gebleken zijn de tekeningen van Meerkerk die in dat kader zijn overgelegd niet uit 2013, maar uit 2015. In dat verband is van belang dat de advocaat van Sparcs c.s., in de tweede termijn van het pleidooi, na schorsing, desgevraagd expliciet heeft verklaard dat de bij de laatste producties voor pleidooi overgelegde tekening (productie 28) dezelfde is als de eerder bij dagvaarding (als productie 24) overgelegde tekening, die zou dateren van augustus 2013. Dat is, zoals Groovy c.s. met recht hebben aangevoerd, onjuist. Het gaat niet slechts om een slecht leesbaar jaartal, er wordt ook een andere opdrachtgever genoemd. Het betreft dus, anders dan namens Sparcs c.s. aan de rechtbank werd medegedeeld, niet dezelfde tekening. Dit punt was in de stukken en in de eerste termijn van het pleidooi al aan de orde geweest, zodat Sparcs c.s. zich op dat punt terdege had kunnen voorbereiden. Door niettemin in strijd met de waarheid te verklaren dat die tekening in 2013 is gemaakt en gelijk is aan de eerder overgelegde tekening heeft Sparcs c.s. in strijd met art. 21 Rv de rechtbank onjuist voorgelicht. De consequentie die de rechtbank daaraan verbindt is dat niet kan worden vertrouwd op de juistheid van de uitlatingen van Sparcs c.s. en dat de verweren van Groovy c.s. aangaande de authenticiteit van de stukken in gewicht toenemen.
Hoewel er volgens Sparcs c.s. toen ook andere aannemers in beeld waren is van geen van hen enig concreet stuk overgelegd waaruit blijkt dat het hotelproject in of omstreeks augustus 2013 in het stadium verkeerde dat eind 2013 of begin 2014 kon worden aangevangen met de bouw.
4.8.3
Voor wat betreft de winstgevendheid staat tussen partijen vast dat Somalië als vestigingsland zeer gevaarlijk was. Weliswaar zijn er aanwijzingen dat dat in verminderde mate gold voor de MIA, maar ook daar bestonden serieuze veiligheidsrisico’s. Ter zitting is door Sparcs c.s. nog bevestigd dat geen bancaire financiering mogelijk was en dat niemand uit de kringen van Sparcs c.s. / [naam 3] - die zich ook inlieten met risicovolle investeringen - bereid was geld te investeren in het project. Ook [naam 3] , als bestuurder van Sparcs c.s., was niet bereid om daarvoor, buiten de min of meer vrij beschikbare liquide middelen van ca. € 600.000 die door het beslag van november 2013 waren getroffen (later eventueel aangevuld met via onderzetting van de landbouwgronden beschikbaar te maken gelden) gelden, bijvoorbeeld uit zijn andere ondernemingen, vrij te maken, vanwege het grote risico.
Dat het project winstgevend zou zijn is gebaseerd op het onder 4.8.1 bedoelde businessplan. Gelet op de eerder genoemde schending van art. 21 Rv, de beknopte aard van het business plan, de omstandigheid dat het in het Nederlands is gesteld en dat de te verwachten omringende stukken (conceptversies, toelichtingen, bijlagen) ontbreken twijfelt de rechtbank aan de authenticiteit in de zin dat dit plan destijds als basis heeft gediend voor een investeringsbeslissing. Zelfs als er echter, veronderstellenderwijs, van wordt uitgegaan dat dat plan authentiek is biedt het onvoldoende basis, niettegenstaande de doorrekening daarvan door PWC. PWC is voornamelijk uitgegaan van de niet nader onderbouwde (veronder)stellingen van Sparcs c.s. De bezettingsgraad van 90% in combinatie met de prijs per persoon en per kamer van € 200 is, in relatie tot wereldwijd gebruikelijke cijfers, optimistisch te noemen. De marges voor tegenvallers zijn opvallend laag.
De rechtbank acht het, gegeven de politieke situatie in Somalië, het conflict tussen AMO(SC) en de Somalische overheid (waarover thans een arbitrageprocedure met een inzet van miljoenen dollars aanhangig is) dat geheel losstaat van de financiering van het hotel en de volgens Sparcs c.s. ter terechtzitting onwelwillende houding van de overheid/SCAMA jegens AMO en haar, Sparcs c.s., voorts onwaarschijnlijk dat uitvoering van het gestelde plan mogelijk zou zijn geweest.
AMO beschikte immers over geen enkel concreet recht om een hotel te bouwen en te exploiteren, doch hoogstens over een algemene toestemming om het perceel ten hoogste tien jaar te gebruiken. Vast staat, dat land in de MIA schaars en gewild is. Wat nu is gebeurd, te weten dat de Somalische overheid het perceel heeft teruggenomen om dat ter beschikking te stellen aan een andere partij aan wie zij zich verplicht voelde, had - ongeacht het beschikbaar zijn van financiering voor de bouw van een hotel - in de betrokken periode op elk moment kunnen gebeuren. Gegeven de situatie in Somalië was de kans daarop groot. Ook dan zou het hotel niet gebouwd zijn. De stellingen van Sparcs c.s. over de gebruiken in Somalië en de positie van haar adviseur [naam 6] doen daaraan niet af. Daaraan doet evenmin af dat er nu diverse hotels in de MIA zijn gevestigd. Niet onderbouwd is dat deze in de relevante periode zijn gebouwd en vast staat dat een deel daarvan door met AMO onvergelijkbare partijen (aan de overheid gelieerde partijen en veiligheidsbedrijven) zijn gerealiseerd. Over de winstgevendheid daarvan en de vergunningen, toezeggingen etc. waarover zij beschikken is niets concreets naar voren gebracht, laat staan onderbouwd.
4.9
Per saldo acht de rechtbank de kans dat AMO (ervan uitgaande dat Sparcs c.s. haar het geld geleend had) daadwerkelijk een hotel had kunnen bouwen dat in juni 2014 zou zijn geopend en daarmee winst had kunnen genereren, zodat Sparcs c.s. de gestelde rente- en dividendinkomsten en bonus zou hebben ontvangen, zeer gering. Het risico dat Sparcs c.s. geen inkomsten zou hebben ontvangen en dat zij ook de uit te lenen hoofdsom niet terug zou hebben ontvangen, acht de rechtbank groot. Voor het gelasten van een deskundigenbericht ziet de rechtbank mede gelet op de schending van art. 21 Rv geen aanleiding.
Dat betekent, dat onvoldoende is onderbouwd dat Sparcs c.s. ten gevolge van de onrechtmatige daad bestaande in het leggen van de onrechtmatig gebleken beslagen de gestelde schade heeft geleden.
De overige geschilpunten - zoals de vraag naar de positie van Tigres - behoeven dus geen nadere bespreking en de vorderingen worden integraal afgewezen.
4.1
Sparcs c.s. wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Deze zullen worden begroot volgens het liquidatietarief (griffierecht: € 3.894,00 en salaris advocaat: 4 punten x tarief VII= € 15.424,00). De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om Sparcs c.s. te veroordelen in de werkelijke proceskosten.