ECLI:NL:RBROT:2019:8406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
C/10/473385 / HA ZA 15-323
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbericht bevolen in civiele procedure tussen Greenchoice en Eneco

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is op 30 oktober 2019 een vonnis gewezen in de zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GROENE ENERGIE ADMINISTRATIE B.V. (hierna: Greenchoice) en N.V. ENECO BEHEER, ENECO ENERGY TRADE B.V. en ENECO CONSUMENTEN B.V. (hierna gezamenlijk: Eneco). Greenchoice is eiseres in conventie en verweerster in reconventie, terwijl Eneco gedaagde in conventie en eiseressen in voorwaardelijke reconventie is. De rechtbank heeft een deskundigenbericht bevolen om inzicht te krijgen in de hoogte van de vergoeding die Greenchoice verschuldigd is op basis van de Garantieovereenkomst. Dit deskundigenbericht is noodzakelijk om te bepalen hoe de vergoeding vastgesteld moet worden, waarbij rekening gehouden moet worden met verschillende factoren zoals marktconforme vergoedingen en contragaranties. De deskundigen, M.J.R. Broekema en drs. J.J. Snel, zijn benoemd om dit onderzoek uit te voeren. De rechtbank heeft Greenchoice gelast om een voorschot van € 181.500 te storten voor de kosten van het deskundigenonderzoek. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het deskundigenonderzoek en dat eventuele opmerkingen of verzoeken schriftelijk moeten worden ingediend. De zaak is vervolgens naar de parkeerrol verwezen en zal opnieuw op de rol komen zodra het deskundigenbericht is ingediend.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/473385 / HA ZA 15-323
Vonnis van 30 oktober 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROENE ENERGIE ADMINISTRATIE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.M.J. Arts te Rotterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
N.V. ENECO BEHEER,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO ENERGY TRADE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO CONSUMENTEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseressen in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. H.T. Verhaar te Rotterdam,
in welke zaak op de voet van artikel 118 Rv is opgeroepen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENERGIE CONCURRENT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
advocaat mr. S.C.M. van Tiel te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Greenchoice en Eneco genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenvonnissen van 19 oktober 2016 en 31 oktober 2018 en de daarin vermelde processtukken,
  • de akte uitlaten deskundigenbericht van Greenchoice,
  • de antwoordakte van Eneco.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
Het in de tussenvonnissen van 19 oktober 2016 en 31 oktober 2018 aangekondigde deskundigenbericht zal nu worden bevolen.
2.2.
Partijen hebben zich uitgelaten over het aantal te benoemen deskundigen, de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Mede gelet op die uitlatingen zullen de onder de beslissing vermelde deskundigen worden benoemd, dit ter beantwoording van de eveneens onder de beslissing vermelde vragen. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
2.2.1.
Het deskundigenbericht dient ter voorlichting van de rechtbank teneinde te kunnen vaststellen hoe de door Greenchoice te betalen vergoeding op basis van artikel 8.5 van de Garantieovereenkomst vastgesteld zou moeten worden. De door Greenchoice voorgestelde uitbreiding van vraag 1 is daarvoor niet relevant en wordt daarom niet gevolgd. Evenmin is relevant wat een marktconforme vergoeding voor de jaren 2013 en 2014 zou zijn geweest in de hypothetische situatie dat Greenchoice een goedgekeurde jaarrekening had gehad. De door Greenchoice voorgestelde uitbreiding van vraag 2a wordt daarom evenmin overgenomen.
2.2.2.
Zoals in r.o. 2.4 van het tussenvonnis van 31 oktober 2018 is vermeld kan de vraag of en in hoeverre de aldaar genoemde contragaranties van invloed zijn op de hoogte van de krachtens artikel 8.5 van de Garantieovereenkomst verschuldigde vergoeding in het deskundigenbericht betrokken worden. Die aldaar genoemde contragaranties betreffen de verpanding van de handelsvorderingen en de verbintenis van EC om al haar aandelen in Greenchoice aan Eneco te verpanden voor het geval dat de door Greenchoice verpande handelsvorderingen onvoldoende verhaal bieden. De door Greenchoice voorgestelde vraag 2c wordt daarom in na te melden bewoordingen overgenomen. Omdat Greenchoice nog niet heeft kunnen reageren op de stelling van Eneco dat de verpanding van vorenbedoelde aandelen door EC vanaf 27 april 2012 niet meer mogelijk was, zal zonodig na het deskundigenbericht op die stelling worden ingegaan.
2.3.
De deskundigen hebben de aan het onderzoek verbonden honorering en kosten begroot op € 181.500 (inclusief BTW) en gespecificeerd aan de hand van het geschatte aantal uren en het door de deskundigen gehanteerde uurtarief. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten.
Eneco heeft geen bezwaren tegen de hoogte van dat bedrag geuit. Greenchoice heeft als bezwaar aangevoerd dat zij het voorschotbedrag aan de hoge kant vindt en niet inzichtelijk wordt gemaakt waarom de tijdsbesteding zo hoog uitvalt. Dit bezwaar volgt de rechtbank niet. De deskundigen hebben, zoals zij in hun specificatie hebben opgemerkt hun begroting moeten opstellen zonder het (gehele) procesdossier te kennen. Daarom moeten de deskundigen thans op hun ervaring afgaan en kan van hen op dit moment, anders dan bij hun eindafrekening, geen nauwkeurige urenspecificatie worden verwacht. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het te deponeren voorschot dient als zekerheid van betaling voor een – na indiening van de eindafrekening en de aan partijen geboden gelegenheid om daarop te reageren – door de rechtbank overeenkomstig artikel 199 Rv vast te stellen schadeloosstelling en loon van de deskundigen, waarna een eventueel restant van het gedeponeerde bedrag zal worden teruggestort.
2.4.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 195 Rv dient het voorschot door Greenchoice te worden gestort. Dat het deskundigenbericht, zoals Greenchoice stelt, nodig is voor de juiste vaststelling van de vergoeding voor de garantstelling en/of borgtocht en beide partijen daar ook in de toekomst baat bij hebben, geeft onvoldoende aanleiding om van die hoofdregel af te wijken.
2.5.
De hoogte van het voorschot zal worden gesteld op het door de deskundige begrote bedrag van € 181.500 inclusief BTW. De rechtbank zal Greenchoice gelasten het voorschot binnen twee weken te storten. Mocht Greenchoice het voorschot niet binnen die (eventueel verlengde) termijn storten, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgtrekking verbinden die zij geraden acht.
2.6.
De deskundigen hebben de met het onderzoek gemoeide tijd, rekening houdende met vakantieperiodes, begroot op drie tot vijf maanden.
2.7.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het deskundigenonderzoek en wijst met name op de verplichtingen als nader onder de beslissing omschreven. Indien een partij een of meer van deze verplichtingen niet nakomt, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.8.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief een opmerking of verzoek aan de deskundigen doet toekomen, dient zij dat schriftelijk te doen en daarvan gelijktijdig afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
in (voorwaardelijke) reconventie
2.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3..De beslissing

De rechtbank
beveelt een schriftelijk deskundigenbericht ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Wat betaalde een dochteronderneming binnen de Enecogroep voor een garantstelling of borgtocht en/of voor het verkrijgen van krediet in 2013 en volgende jaren?
2a) Wat was een marktconforme vergoeding voor een garantstelling of borgtocht in de energie-/gasmarkt ten behoeve van Greenchoice in 2013 en volgende jaren, en welke zekerheden zouden daarbij worden verlangd?
Werd bij de hoogte van die vergoeding rekening gehouden met een risico-opslag, de wijze van inkoop van gas en/of de verpanding van handelsvorderingen en zo ja, op welke wijze?
Zou bij de hoogte van die vergoeding rekening gehouden worden met een contragarantie in de vorm van een verbintenis om 70% van de aandelen in Greenchoice te verpanden voor het geval dat de door Greenchoice verpande handelsvorderingen onvoldoende verhaal bieden en zo ja, op welke wijze?
3. Hebben de deskundigen overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
benoemt tot deskundigen:
M.J.R. Broekema LL.M MSc RV
BFI Global B.V.,
Koninginneweg 215, 1075 CS Amsterdam,
telefoon: 020-7920008,
e-mail: marc.broekema@bfiglobal.com,
en
drs. J.J. Snel RA,
BFI Global B.V.,
Koninginneweg 215, 1075 CS Amsterdam,
telefoon: 0646424992
e-mailadres: jan.jaap.snel@bfiglobal.com;
gelast dat Greenchoice
binnen twee wekenna deze beslissing het volledige procesdossier in afschrift aan de deskundigen doet toekomen;
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
bepaalt dat de griffier aan de deskundigen doet toekomen:
  • een afschrift van dit vonnis;
  • de Leidraad deskundigen in civiele zaken;
  • de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken;
bepaalt dat de deskundigen ingeval van onduidelijkheden, vragen of opmerkingen over dit vonnis, het onderzoek of de kosten contact dienen op te nemen met de contactpersoon van de rechtbank;
wijst partijen er op dat zij in beginsel nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen dienen te verstrekken indien deze daarom verzoeken, de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
draagt de deskundigen op om uiterlijk vijf maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport van het onderzoek met beantwoording van de vraagpunten in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
wijst de deskundigen er op dat:
- zij het onderzoek pas dienen aan te vangen na bericht van de griffier dat het voorschot is ontvangen;
- zij partijen de gelegenheid moeten geven opmerkingen te maken en vragen te stellen en dat zij in het rapport van die opmerkingen en vragen, alsmede van hun reacties daarop moeten doen blijken;
- uit het rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd;
- de deskundigen een concept van het rapport aan partijen moeten toezenden en partijen de gelegenheid moeten geven binnen vier weken daarover opmerkingen te maken, en dat de deskundigen in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en de reacties van de deskundigen daarop moeten vermelden;
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden;
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen vast op het bedrag van € 181.500 inclusief BTW;
bepaalt dat Greenchoice het voorschot dient te deponeren overeenkomstig de betalingsinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) binnen twee weken na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van het LDCR;
wijst Greenchoice erop dat mocht deze het voorschot niet binnen de bepaalde of eventueel verlengde termijn storten, de rechtbank daaraan de gevolgtrekking kan verbinden die zij geraden acht;
draagt de griffier op om de deskundigen onmiddellijk in kennis te stellen zodra het voorschot zal zijn ontvangen;
verwijst de zaak naar de parkeerrol van 1 april 2020 en bepaalt dat de zaak weer op de rol van lopende zaken zal komen zodra het deskundigenbericht zal zijn gedeponeerd, om partijen, om te beginnen Greenchoice, de gelegenheid te geven een conclusie na deskundigenbericht te nemen;
draagt de griffier op de zaak op de rol te plaatsen:
- indien het voorschot niet binnen de in dit vonnis bepaalde of een verlengde termijn is ontvangen: voor akte uitlating over de daaraan te verbinden gevolgen aan de zijde van de partij op een termijn van twee weken, of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van Greenchoice op een termijn van vier weken;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in (voorwaardelijke) reconventie
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen, mr. A.S. Arnold en mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2019.
2515/2457/3178/2294