Op 25 oktober 2019 heeft de rechtbank Rotterdam een journalist van de NOS, die door de rechter-commissaris in gijzeling was gesteld, uit de gijzeling ontslagen. De journalist weigerde als getuige in een strafzaak een verklaring af te leggen, waarbij hij zich beriep op zijn verschoningsrecht. De rechtbank oordeelde dat het verschoningsrecht van de journalist, dat voortvloeit uit artikel 218a van het Wetboek van Strafvordering en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, niet absoluut is, maar wel bescherming biedt tegen het prijsgeven van bronnen. De rechtbank benadrukte dat het verschoningsrecht ruim moet worden uitgelegd en dat de journalist geen vragen hoeft te beantwoorden die betrekking hebben op zijn bronnen, zelfs als deze al bekend zijn. De rechtbank vond dat de belangen van bronbescherming zwaarder wogen dan het ondervragingsrecht van de verdediging, en dat er onvoldoende zwaarwegende belangen waren om het verschoningsrecht te doorbreken. De gijzeling van de journalist werd daarom opgeheven, en de rechtbank gelastte zijn onmiddellijke vrijlating.