Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden (het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg), locatie Scheveningen,
Rechtbank Rotterdam
In de zaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], die ten tijde van het onderzoek gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, heeft de rechtbank Rotterdam op 31 juli 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en diefstal met geweld, waarbij de officier van justitie vrijspraak eiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever op 4 september 2014 in Rotterdam in zijn nek is geschoten. De verdachte en drie medeverdachten werden als verdachten aangemerkt. De aangever heeft verklaard dat de verdachte de schutter was, maar zijn verklaringen waren inconsistent en vol tegenstrijdigheden, waardoor de rechtbank twijfels had over de betrouwbaarheid van zijn getuigenis. Er ontbrak steunbewijs voor de verklaring van de aangever, en de medeverdachten wezen een andere persoon aan als schutter. Hierdoor kon niet worden vastgesteld wie daadwerkelijk had geschoten, en de rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten.
Daarnaast was er een benadeelde partij die een schadevergoeding van € 6.000,- eiste, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld. De beslissing van de rechtbank werd genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, en het vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.