ECLI:NL:RBROT:2019:8318

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2019
Publicatiedatum
24 oktober 2019
Zaaknummer
10/650340-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van diefstal met geweld en wapenbezit in Rotterdam

In de zaak tegen de verdachte, die op 4 september 2014 in Rotterdam betrokken zou zijn geweest bij een schietincident, heeft de rechtbank Rotterdam op 31 juli 2019 uitspraak gedaan. De verdachte was ten tijde van de zitting gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht en werd bijgestaan door raadsman mr. F.J.E. Hogewind. De officier van justitie, mr. B.M. van Heemst, had vrijspraak gevorderd van de ten laste gelegde feiten, waaronder medeplegen van diefstal met geweld en wapenbezit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever, die op 4 september 2014 in zijn nek is geschoten, meerdere tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het schietincident. De aangever had de medeverdachte [naam medeverdachte 1] als schutter aangewezen, maar de verklaringen waren inconsistent en er ontbrak steunbewijs voor deze bewering. De medeverdachten hadden de verdachte als schutter aangewezen, wat de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever verder ondermijnde. Hierdoor kon niet worden vastgesteld wie daadwerkelijk had geschoten en of er een geldbedrag was weggenomen, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.

Daarnaast was er een benadeelde partij die een schadevergoeding van € 6.000,- vorderde, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de benadeelde partij ook veroordeeld in de kosten van de verdediging, die op nihil zijn begroot. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van de rechtbank op 31 juli 2019.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/650340-14
Datum uitspraak: 31 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
- vrijspraak van het ten laste gelegde;

4.Vrijspraak

Vaststaat dat de aangever [naam aangever] (hierna: de aangever) op 4 september 2014 in Rotterdam in zijn nek is geschoten. In dat verband zijn de verdachte en drie medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] als verdachten aangemerkt. De aangever heeft, na een enkelvoudige fotoconfrontatie, verklaard dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de schutter is geweest. Door de aangever zijn echter meerdere verklaringen afgelegd over het schietincident, die zeer wisselend van aard zijn. Gelet op de vele tegenstrijdigheden kan aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever in redelijkheid worden getwijfeld. Deze verklaringen kunnen dan ook niet bijdragen tot het bewijs. Daar komt nog bij dat voor de verklaring dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de schutter is geweest steunbewijs ontbreekt. De medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] hebben namelijk de verdachte als schutter aangewezen. Daarnaast heeft onderzoek van het NFI bij de medeverdachte [naam medeverdachte 3] een relatie met een schietproces aangetoond. Dit een en ander maakt dat niet kan worden vastgesteld door wie er is geschoten en evenmin, zoals ook tenlastegelegd, dat een geldbedrag is weggenomen. De rechtbank zal daarom de verdachte van het ten laste gelegde vrijspreken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: de heer [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.000,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2019.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 04 september 2014 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
op of aan de openbare weg, te weten de [naam straat] ,
althans een openbare weg,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een geldbedrag van 3680 euro, althans een geldbedrag,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
of
met het oogmerk om zich en/of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [naam slachtoffer] heeft
gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 3680 euro, althans een
geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die
[naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen,
althans eenmaal,
- ophalen en/of vervoeren van die [naam slachtoffer] in een auto en/of
- tonen en/of voorhouden en/of op (het hoofd en/of lichaam van) die [naam slachtoffer]
gericht houden van een vuurwapen, althans eeen op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, en/of (daarbij)
- aan die [naam slachtoffer] (dreigend) toevoegen van de woorden: "Geef me het geld",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- afvuren van één of meer kogel(s) op, althans in de richting van, het lichaam
van die [naam slachtoffer] ;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 04 september 2014 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer wapen(s), als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van
de Wet Wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder
3 van die wet in de vorm van een pistool (merk BBM,model Police, kaliber 6,35
mm),
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 categorie III van die wet, te
weten vijf, althans een of meer kogelpatro(o)n(en) (merk CBC, kaliber 6,35 mm)
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie