ECLI:NL:RBROT:2019:8317
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van diefstal met geweld en afpersing in Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 4 september 2014, waarbij de aangever in Rotterdam in zijn nek werd geschoten. De verdachte en drie medeverdachten werden als verdachten aangemerkt. De aangever heeft na een fotoconfrontatie verklaard dat een van de medeverdachten, [naam medeverdachte 1], de schutter was. Echter, de rechtbank constateert dat de verklaringen van de aangever inconsistent en tegenstrijdig zijn, wat de betrouwbaarheid van zijn getuigenis in twijfel trekt. Bovendien ontbreekt steunbewijs voor de verklaring van de aangever dat [naam medeverdachte 1] de schutter was, aangezien de medeverdachten elkaar aanwijzen als de schutter.
De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen wie daadwerkelijk heeft geschoten en of er een geldbedrag is weggenomen, zoals ten laste gelegd. Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de benadeelde partij, de heer [naam benadeelde], een vordering ingediend voor immateriële schadevergoeding van € 6.000,-. Aangezien de verdachte wordt vrijgesproken, verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelt hem in de kosten van de verdediging, die op nihil worden begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. V.F. Milders als voorzitter en mrs. G.P. van de Beek en M.J.M. van Beckhoven als rechters.