ECLI:NL:RBROT:2019:8317

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2019
Publicatiedatum
24 oktober 2019
Zaaknummer
10/650338-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en afpersing in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 4 september 2014, waarbij de aangever in Rotterdam in zijn nek werd geschoten. De verdachte en drie medeverdachten werden als verdachten aangemerkt. De aangever heeft na een fotoconfrontatie verklaard dat een van de medeverdachten, [naam medeverdachte 1], de schutter was. Echter, de rechtbank constateert dat de verklaringen van de aangever inconsistent en tegenstrijdig zijn, wat de betrouwbaarheid van zijn getuigenis in twijfel trekt. Bovendien ontbreekt steunbewijs voor de verklaring van de aangever dat [naam medeverdachte 1] de schutter was, aangezien de medeverdachten elkaar aanwijzen als de schutter.

De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen wie daadwerkelijk heeft geschoten en of er een geldbedrag is weggenomen, zoals ten laste gelegd. Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de benadeelde partij, de heer [naam benadeelde], een vordering ingediend voor immateriële schadevergoeding van € 6.000,-. Aangezien de verdachte wordt vrijgesproken, verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelt hem in de kosten van de verdediging, die op nihil worden begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. V.F. Milders als voorzitter en mrs. G.P. van de Beek en M.J.M. van Beckhoven als rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/650338-14
Datum uitspraak: 31 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Suriname) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman D.M. Penn, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
- vrijspraak van het ten laste gelegde.

4.Vrijspraak

Vaststaat dat de aangever [naam aangever] (hierna: de aangever) op 4 september 2014 in Rotterdam in zijn nek is geschoten. In dat verband zijn de verdachte en drie medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] als verdachten aangemerkt. De aangever heeft, na een enkelvoudige fotoconfrontatie, verklaard dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de schutter is geweest. Door de aangever zijn echter meerdere verklaringen afgelegd over het schietincident, die zeer wisselend van aard zijn. Gelet op de vele tegenstrijdigheden kan aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever in redelijkheid worden getwijfeld. Deze verklaringen kunnen dan ook niet bijdragen tot het bewijs. Daar komt nog bij dat voor de verklaring dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de schutter is geweest steunbewijs ontbreekt. De medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] hebben namelijk de medeverdachte [naam medeverdachte 3] als schutter aangewezen. Daarnaast heeft onderzoek van het NFI bij de verdachte een relatie met een schietproces aangetoond. Dit een en ander maakt dat niet kan worden vastgesteld door wie er is geschoten en evenmin, zoals ook tenlastegelegd, dat een geldbedrag is weggenomen. De rechtbank zal daarom de verdachte van het ten laste gelegde vrijspreken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: de heer [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.000,-
aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2019.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 04 september 2014 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
op of aan de openbare weg, te weten de [naam straat] ,
althans een openbare weg,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een geldbedrag van 3680 euro, althans een geldbedrag
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [naam slachtoffer] heeft
gedwongen tot de afgifte van
een geldbedrag van 3680 euro, althans een geldbedrag
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen,
althans eenmaal
-tonen en/of op (het hoofd en/of lichaam van) die [naam slachtoffer] gericht houden van
een vuurwapen en/of (daarbij)
-(dreigend) zeggen van de woorden: "Geef me het geld" en/of
-afvuren van één of meer kogel(s) op die [naam slachtoffer]
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht