ECLI:NL:RBROT:2019:8273

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
C/10/465954 / HA ZA 14-1241
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van schorsing van de procedure inzake aansprakelijkheid van scheepseigenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 oktober 2019 een beslissing genomen over de schorsing van de procedure tussen Nuon Power Projects I B.V. en Boskalis Nederland B.V. en Baggermaatschappij Boskalis. De procedure betreft een geschil over de aansprakelijkheid van Boskalis voor schade die Nuon heeft geleden door baggerwerkzaamheden die op 1 augustus 2011 zijn uitgevoerd. Nuon heeft Boskalis gedagvaard en vorderde onder andere een verklaring voor recht dat Boskalis onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade. Boskalis heeft in een aparte procedure, de Limitatieprocedure, verzocht om beperking van haar aansprakelijkheid tot een bedrag van EUR 1.000.000 op basis van het Beperkingsverdrag van Londen 1976. De rechtbank heeft in deze zaak vastgesteld dat de procedure is geschorst op grond van artikel 642f Rv, omdat de voorwaarde voor de eiswijziging van Nuon niet was vervuld. De rechtbank concludeert dat de procedure per 31 juli 2019 is geschorst, en dat dit geen einde van het geding vormt, maar dat de procedure later kan worden hervat. De beslissing is genomen door rechter W.P. Sprenger.

Uitspraak

rolbeslissing

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/465954 / HA ZA 14-1241
Beslissing van rechtbank van 23 oktober 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NUON POWER PROJECTS I B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. G. te Winkel te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOSKALIS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAGGERMAATSCHAPPIJ BOSKALIS,
gevestigd te Papendrecht,
gedaagden,
advocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam.
Partijen zullen hierna “Nuon” en (gezamenlijk en in enkelvoud) “Boskalis” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • exploot van dagvaarding van 3 december 2014 met producties 1 tot en met 7;
  • conclusie van antwoord met productie B1;
  • tussenvonnis van 24 juni 2015;
  • akte van Nuon tot overlegging van producties 8 tot en met 30;
  • akte van Boskalis tot overlegging van producties B2 en B3;
  • pleitnotities van mrs. Te Winkel en La Lau namens Nuon;
  • aantekeningen van mrs. Van der Houven van Oordt en Van Blaaderen namens Boskalis;
  • proces-verbaal van de comparitie van 15 juli 2015;
  • tussenvonnis van 29 juli 2015;
  • akte van Nuon van 2 september 2015 houdende uitlating deskundigen tevens akte tot wijziging van eis;
  • akte van Boskalis houdende uitlating deskundigenonderzoek;
  • antwoordakte van Boskalis ;
  • tussenvonnis van 2 december 2015;
  • akte van Nuon houdende uitlating begroting van kosten van deskundigen;
  • deskundigenbericht gedateerd 30 augustus 2016, gedeponeerd ter griffier op 5 september 2016;
  • conclusie van Nuon na deskundigenbericht met drie producties ;
  • beslissing loonbepaling deskundigen van 14 november 2016;
  • conclusie van Boskalis na deskundigenbericht met producties B4 en B5;
  • tussenvonnis van 27 september 2017;
  • akte van Nuon houdende wijziging van eis;
  • proces-verbaal van de comparitie van 20 februari 2018;
  • antwoordakte van Boskaliswijziging van eis van 9 april 2018;
  • proces-verbaal van de comparitie van 9 april 2018;
  • beslissing loonbepaling deskundigen van 13 juni 2019;
  • akte van Boskalis tot schorsing ex artikel 642f Rv juncto artikel 225 Rv van 31 juli 2019;
  • antwoordakte van Nuon op schorsingsverzoek van 28 augustus 2019;
  • B16-formulier vanwege Boskalis van 9 september 2019 ten behoeve van de rol van 11 september 2019.
1.2.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Nuon niet gereageerd op het B16-formulier vanwege Boskalis.

2.De beoordeling

2.1.
Gezien de antwoordakte van Nuon van 28 augustus 2019 en het B16-formulier vanwege Boskalis van 9 september 2019, heeft de rechtbank te bepalen of de zaak al dan niet is geschorst, en in bevestigend geval per welke datum.
Het gaat hier niet om een beslissing over de vorderingen van Nuon in deze procedure, maar om niet meer of anders dan vast te stellen of en zo ja per welke datum deze procedure is geschorst.
2.2.
Bij exploot van 3 december 2014 heeft Nuon Boskalis gedagvaard en gevorderd:
“1. voor recht te verklaren dat Boskalis onrechtmatig jegens Nuon heeft gehandeld door op 1 augustus 2011 foutief te baggeren in de Eemshaven en dat Boskalis mitsdien aansprakelijk is voor de daaruit voor Nuon voortgevloeide schade; en
2. Boskalis te veroordelen tot vergoeding van de door Nuon geleden schade ten bedrage van (tenminste) EUR 9.161.809,-, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten en de kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid, alsmede met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;”
met veroordeling van Boskalis in de proceskosten.
2.3.
Bij akte van 2 september 2015 heeft Nuon haar eisen vermeerderd in dier voege dat zij veroordeling vordert van “schade ten bedrage van (tenminste) EUR 10.806.600,-”, onder handhaving van haar overige eisen.
2.4.
Bij akte van 20 februari 2018 heeft Nuon het volgende gesteld:
“INLEIDING
Partijen zijn overeengekomen dat de onderhavige procedure zal worden gebruikt als renvooiprocedure indien en voor zover in de procedure met kenmerk C/10/469194 / HA RK 15-91 geoordeeld zou worden dat [Boskalis] gerechtigd [is haar] aansprakelijkheid te beperken op grond van het Verdrag.
In verband hiermee, wijzigt [Nuon] haar eis voorwaardelijk, dat wil zeggen dat haar eis in deze procedure uitsluitend als gewijzigd kan worden beschouwd indien en voor zover de Rechtbank Rotterdam in de procedure met kenmerk C/10/469194 / HA RK 15-91 tot het oordeel komt dat [Boskalis haar] aansprakelijkheid [mag] beperken.
Nuon wijzigt haar cis derhalve als volgt:
PETITUM
Eiseres concludeert tot verificatie van haar vordering op het beperkingsfonds voor EUR 10.806.600,-, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten en de kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid, alsmede met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening wegens schade ontstaan door de schadevaring van de [naam schip] ,
met veroordeling van [Boskalis] in de kosten van dit geding inclusief nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen genoemde termijn zijn voldaan, hierover vanaf de achtste dag wettelijke rente verschuldigd is”.
2.5.
In het proces-verbaal van de zitting van 20 februari 2018 is onder meer het volgende opgenomen:
“De rechter deelt mede dat op 19 februari 2018 op de rechtbank van de advocaat van Nuon is ontvangen een Akte wijziging van eis.
Mr. Te Winkel bevestigt dat het gaat om een voorwaardelijke eiswijziging, namelijk voor het geval dat wordt uitgemaakt dat [Boskalis] gerechtigd [is] aansprakelijkheid te beperken.
Mr. Van der Houven van Oordt deelt mede dat hij de Akte nog niet heeft kunnen bespreken met zijn cliënten en dat hij de gelegenheid wil krijgen om eventueel bezwaar
te maken tegen de eiswijziging en inhoudelijk te reageren op de gewijzigde eis.”
2.6.
Bij antwoordakte van 9 april 2018 heeft Boskalis onder meer het volgende gesteld:
“1. BKN en BMB hebben kennis genomen van de akte van eiswijziging van Nuon. In de akte staat dat de eiswijziging uitsluitend als gewijzigd kan worden beschouwd wanneer de rechtbank in de procedure met kenmerk C/10/469194 / HA RK 15-91 tot het oordeel komt dat BKN en BMB hun aansprakelijkheid mogen beperken.
2. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 20 februari 2018 is namens Nuon gezegd dat daarmee een voorwaardelijke eiswijziging is bedoeld. Het gaat dus kennelijk om een eiswijziging onder genoemde opschortende voorwaarde.
3. De procedure met kenmerk C/10/469194 / HA RK 15-91 is de verzoekschriftprocedure waarin de rechtbank op 10 maart 2015 heeft beschikt dat de aansprakelijkheid van BKN en BMB voortvloeiend uit het daar genoemde voorval voorshands is beperkt tot de tegenwaarde van SDR 1,000,000 te vermeerderen met rente. Daarmee zou de voorwaarde dus al in vervulling zijn gegaan. Er volgen in deze zaak ook geen verdere beslissingen van de rechtbank. Er volgt te zijner tijd nog een uitdelingslijst van de hand van de rechter-commissaris, maar die kan in meerdere opzichten niet worden gezien als een beslissing van de rechtbank als genoemd in de eiswijziging.
4. Er zijn dan twee mogelijkheden: ofwel de voorwaarde is al in vervulling gegaan met de beschikking van 10 maart 2015, ofwel de voorwaarde zal nimmer in vervulling kunnen gaan. Het is en blijft onduidelijk wat Nuon bedoelt te vorderen.
5. Het is niet uit te sluiten dat Nuon bedoelt te verwijzen naar de renvooizaak die loopt onder kenmerk C/10/487498 HA ZA 15-1085. Maar dat staat er niet en bovendien zal ook in die procedure niet worden vastgesteld dat BKN en BMB gerechtigd zijn om hun aansprakelijkheid te beperken. Daarin zal slechts worden geoordeeld op het petitum van Nuon dat nog eens ter zitting van 9 januari 2018 werd gewijzigd.
[..]
7. Onjuist is voorts de stelling van Nuon dat is afgesproken dat onderhavige procedure 'zal worden gebruikt als renvooiprocedure indien en voor zover in procedure met kenmerk C/10/469194 / HA RK 15-91 geoordeeld zou worden dat [Boskalis] gerechtigd [is haar] aansprakelijkheid te beperken op grond van het Verdrag. Dat is nooit afgesproken en dat kan ook nooit zijn afgesproken omdat een dergelijke beslissing in de genoemde procedure niet (nog eens) kan worden gewezen.
8. Nuon stelt zich op het standpunt dat de door haar geformuleerde voorwaarde nog niet in vervulling is gegaan en dat de eis daarmee vooralsnog ongewijzigd is. Zie nogmaals het proces-verbaal van de zitting van 20 februari 2018. Nuon beschouwt de zaak nog steeds als een normale procedure waarin integraal verhaal wordt gezocht.
9. Tijdens de verificatievergadering van 10 augustus 2015 hebben BKN en BMB laten weten voornemens te zijn om deze procedure te schorsen, opdat de aansprakelijkheid in een renvooiprocedure zou kunnen worden beoordeeld. De rechter-commissaris heeft toen op praktische gronden aan BKN en BMB voorgesteld om onderhavige procedure aan te merken als renvooiprocedure. BKN en BMB hebben zich daar niet tegen verzet.”
2.7.
In het proces-verbaal van de zitting van 9 april 2018 is onder meer het volgende opgenomen:
“3. Boskalis neemt een tevoren toegezonden Antwoordakte wijziging van eis. Namens Boskalis wordt medegedeeld dat deze akte wordt genomen omdat de processuele opstelling van Nuon onduidelijk is en Boskalis niet het risico wil lopen dat zij heeft verzuimd schorsing te vragen op de voet van artikel 642f Rv. Daartoe verzoekt Boskalis voorts verwijzing naar de rol.”
2.8.
In de akte van Boskalis van 31 juli 2019, met als opschrift “akte tot schorsing ex artikel 642f Rv juncto artikel 225 Rv” is onder meer het volgende opgenomen:
“1. BKN en BMB zien zich genoodzaakt beroep te doen op schorsing ex artikel 642f Rv.
2. In de limitatieprocedure (C/10/469194 - HA RK 15-91) is de mogelijkheid geopperd om onderhavige dagvaardingsprocedure om te zetten naar een renvooiprocedure omtrent aansprakelijkheid. Daartoe diende Nuon dan wel haar petitum aan te passen, zoals ook werd gememoreerd in de marge tijdens de comparitie van 9 januari 2018 in de renvooiprocedure omtrent het recht op beperking (C/10/487498 - HA ZA 15-1085).
3. Nuon heeft vervolgens op 20 februari 2018 een akte eiswijziging genomen waarin het petitum onder voorwaarde werd gewijzigd. Bij de op voorhand ingediende antwoordakte van 9 april 2018 hebben BKN en BMB erop gewezen dat de eiswijziging niet voldoet en dat deze procedure zo niet kan worden aangemerkt als renvooizaak. Ter comparitie op 9 april 2018 hebben BKN en BMB nogmaals gewezen op de gevolgen van een en ander.
4. Bij vonnis van 5 december 2018 heeft de rechtbank in de renvooiprocedure aangaande het recht op beperking (C/10/487498 - HA ZA 15-1085) [..] afwijzend beslist op de betwistingen zijdens Nuon en GSP. De termijn voor hoger beroep is verstreken en daarmee is voldaan aan artikel 642e Rv, zodat thans schorsing van deze procedure kan worden ingeroepen op grond van artikel 642f Rv.
5. Zoals aangekondigd bij akte van 9 april 2018 zien BKN en BMB zich mede gelet op artikel 642f lid 4 Rv genoodzaakt beroep te doen op schorsing van deze procedure.”
2.9.
In de antwoordakte van Nuon van 28 augustus 2019, met als opschrift “antwoordakte schorsingsverzoek” is onder meer het volgende opgenomen:
“1.1 Op 3 december 2014 heeft [Nuon] onderhavige bodemprocedure tegen [Boskalis] aangespannen, waarin zij [Boskalis] aansprakelijk heeft gesteld voor schade die Nuon heeft geleden in verband met door [Boskalis] uitgevoerde baggerwerkzaamheden (de Bodemprocedure).
1.2
Op 2 februari 2015 heeft [Boskalis] bij verzoekschrift de procedure met kenmerk C/10/469194 / HARK 15-91 (de Limitatieprocedure) aanhangig gemaakt bij de Rechtbank Rotterdam, waarin zij aankondigde haar aansprakelijkheid tot EUR 1.000.000 te willen beperken op grond van het bij Protocol van 1996 gewijzigde Beperkingsverdrag van Londen 1976 (het Verdrag). Bij beschikking van 10 maart 2015 is vervolgens bepaald dat het bedrag is beperkt tot EUR 1.000.000. Voor dit bedrag heeft [Boskalis] zakenfonds gesteld.
1.3
Omdat Nuon het recht van [Boskalis] om zich op de verdragsrechtelijke beperkingsgrond te beroepen betwistte, is de Limitatieprocedure uitgemond in de procedure met kenmerk C/10/487498 HA ZA 15-1085 (de Renvooiprocedure). In de Renvooiprocedure heeft Nuon (onder andere) gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat [Boskalis] niet bevoegd is haar aansprakelijkheid te beperken, althans haar verzoek tot beperking van aansprakelijkheid afwijst. Als gevolg daarvan, zou [Boskalis] aldus niet gerechtigd zijn haar aansprakelijkheid op grond van het Verdrag te beperken.
1.4
De rechter-commissaris heeft tijdens de zitting van 20 februari 2018 in de Limitatieprocedure om praktische redenen voorgesteld om de Bodemprocedure aan te merken als een renvooiprocedure, zodat hierin de mate van aansprakelijkheid zou kunnen worden beoordeeld. Met andere woorden, het voorstel was dat indien en voor zover in de destijds nog aanstaande renvooiprocedure zou komen vast te staan dat [Boskalis] haar aansprakelijkheid op grond van het Verdrag mocht beperken, de Bodemprocedure zou worden voortgezet als ware het deze renvooiprocedure. Nuon en [Boskalis] zijn hier beide mee akkoord gegaan.
1.5
Nuon heeft vervolgens diezelfde dag haar eis voorwaardelijk gewijzigd, dat wil zeggen dat haar eis in de Bodemprocedure uitsluitend als gewijzigd moet worden beschouwd indien en voor zover de Rechtbank Rotterdam in de procedure met kenmerk C/10/469194 / HA RK 15-91 (de Limitatieprocedure) tot het oordeel komt dat [Boskalis] haar aansprakelijkheid mag beperken op grond van het Verdrag (de Eiswijziging).
1.6
Daarop heeft [Boskalis] op 9 april 2018 in haar antwoordakte op de Eiswijziging aangekondigd de Bodemprocedure op grond van artikel 642f jo. 225 Rv bij akte te zullen schorsen, omdat het haar onduidelijk is wat Nuon heeft bedoeld te vorderen in haar voorwaardelijke eiswijziging.
1.7
Nuon heeft in haar Eiswijziging onder meer gevorderd de Bodemprocedure wordt voortgezet als ware het de Renvooiprocedure, indien en voor zover de Rechtbank Rotterdam in de Renvooiprocedure zou oordelen dat [Boskalis] zich op de verdragsrechtelijke beperkingsgrond mag beroepen.
1.8
Vervolgens heeft de rechtbank op 5 december 2018 bij vonnis in de Renvooiprocedure kort gezegd geoordeeld dat [Boskalis] haar aansprakelijkheid inderdaad mag beperken. Als gevolg daarvan is de voorwaarde voor Nuon's eiswijziging vervuld en dient de Bodemprocedure te worden voortgezet als ware het de Renvooiprocedure. Dit heeft de rechter-commissaris niet voor niets om praktische redenen voorgesteld. Immers maken alle relevante stukken die de rechtbank nodig heeft een oordeel te vormen over de aansprakelijkheid van [Boskalis] deel uit van de Bodemprocedure. Vanuit proceseconomisch oogpunt is dit dan ook de meest voor de hand liggende wijze waarop kan worden voort geprocedeerd.
1.9
Op 31 juli 2019 heeft [Boskalis] een akte tot schorsing van de Bodemprocedure genomen.
1.1
Schorsing van de Bodemprocedure in plaats van omzetting naar de Renvooiprocedure zou dan ook niet opportuun zijn. De vraag rijst in dat verband ook welk belang [Boskalis] heeft bij schorsing van de Bodemprocedure. In haar akte wijst zij op artikel 642f lid 4 Rv; als de Bodemprocedure als de Renvooiprocedure beschouwd wordt, verliest dit artikel echter haar werking. De vrees van [Boskalis] dat zij haar beroep op de beperkte aansprakelijkheid zou verliezen, is dan ook ongegrond.
[..]
1.12
Concluderend verzoekt Nuon Uw Rechtbank dan ook op grond van de goede procesorde om de Bodemprocedure niet te laten schorsen, maar om deze voort te zetten als ware het de Renvooiprocedure. [..]”.
2.10.
In het B16-formulier van 9 september 2019 heeft Boskalis het volgende medegedeeld:
“Gedaagden hebben kennis genomen van de antwoordakte van 28 augustus 2019. Eiseres betwist de schorsing slechts met een beroep op de goede procesorde. Een schorsing is evenwel alleen dan ongeldig wanneer onbevoegd is geschorst. Er is niet gesteld en/of onderbouwd dat en/of waarom daarvan sprake zou zijn. Gedaagden persisteren bij de schorsing en verzoeken de rechtbank om te verstaan dat de procedure is geschorst vanaf de schorsingsakte van 31 juli 2019.”
Zoals gezegd, heeft Nuon daarop niet gereageerd.
2.11.
Boskalis is als eigenaar of exploitant van het zeeschip ‘ [naam schip] ’ door Nuon (en anderen) in deze zaak gedagvaard tot schadevergoeding wegens een incident van op of omstreeks 1 augustus 2011. Vervolgens heeft Boskalis bij een op 3 februari 2015 bij de rechtbank binnengekomen verzoekschrift (bij deze rechtbank onder kenmerk C/10/469194 / HA RK 15-91 aanhangig) verlangd beperking van haar aansprakelijkheid ter zake van dat incident te bewerkstelligen (hierna: de Limitatieprocedure).
In het kader van de Limitatieprocedure heeft Boskalis een zakenfonds gesteld als bedoeld in artikel 8:755 lid 1, aanhef en onder b BW.
Nuon en andere schuldeisers hebben vorderingen ingediend bij de vereffenaar van dat zakenfonds.
2.12.
De opzet van de procedure tot beperking van aansprakelijkheid, zoals voorzien in artikel 642a e.v. Rv, is dat de diverse procedures met betrekking tot het incident, ter zake waarvan de eigenaar of exploitant van een schip verlangt zijn aansprakelijkheid te beperken, worden geconcentreerd in de beperkingsprocedure. Indien, zoals in het onderhavige geval al procedures ter zake van dat incident aanhangig zijn, kunnen die ingevolge artikel 642f Rv overeenkomstig artikel 225 Rv worden geschorst. Zodoende kunnen op verzoek van de persoon die beperking van aansprakelijkheid verlangt alle procedures met betrekking tot het incident in de beperkingsprocedure worden geconcentreerd. Doet de persoon die beperking van aansprakelijkheid verlangt geen beroep op schorsing, dan loopt hij het risico jegens de betrokken schuldeiser het beroep op beperkte aansprakelijkheid te verspelen (artikel 642f lid 4 Rv.)
2.13.
Boskalis heeft met haar akte van 31 juli 2019 (zie onder 2.8) de schorsing van de onderhavige procedure ingeroepen op de voet van artikel 642f Rv.
2.14.
Uit de hiervoor aangehaalde standpunten van Nuon wordt duidelijk dat Nuon niet het standpunt inneemt dat niet is voldaan aan de in artikel 642f Rv gestelde voorwaarden voor schorsing en evenmin bezwaar maakt tegen die schorsing op zichzelf.
Echter, in de kern genomen maakt Nuon bezwaar tegen de schorsing door Boskalis, stellende dat met haar eiswijziging van 20 februari 2018 deze procedure is omgevormd tot een renvooiprocedure van de Limitatieprocedure, zodat schorsing daarvan ongewenst is.
2.15.
Uit hetgeen hiervoor onder 2.4 is overwogen blijkt dat Nuon bij akte van 20 februari 2018 inderdaad haar eis heeft gewijzigd in dier voege dat zij thans verificatie van haar vordering op het zakenfonds verlangt. Maar uit hetgeen onder 2.4 en 2.5 is opgemerkt blijkt dat Nuon haar eis niet onvoorwaardelijk in dier voege heeft gewijzigd, maar voorwaardelijk, en wel “uitsluitend [..] indien en voor zover de Rechtbank Rotterdam in de [Limitatieprocedure] tot het oordeel komt dat [Boskalis haar] aansprakelijkheid [mag] beperken”. Uit de nadien door Nuon ingenomen standpunten blijkt dat Nuon die voorwaarde niet heeft laten varen.
Gelet op de formulering van die voorwaarde gaat het om een (positieve) vaststelling door de rechtbank.
2.16.
Is die voorwaarde vervuld? Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
2.16.1.
De Limitatieprocedure loopt nog. Er kan dus nog niet gesteld worden dat de rechtbank in de Limitatieprocedure tot het oordeel is gekomen dat Boskalis haar aansprakelijkheid mag beperken.
2.16.2.
Gezien de aard van de procedure tot beperking van aansprakelijkheid, valt zonder een specifieke, daartoe strekkende vordering een (positieve) verklaring voor recht dat de verzoeker die beperking van aansprakelijkheid verlangt (hier: Boskalis) inderdaad zijn aansprakelijkheid mag beperken, niet te verwachten.
2.16.3.
De beschikking van de rechtbank in de Limitatieprocedure van 10 maart 2015 op de voet van artikel 642c Rv kan niet worden aangemerkt als een (zelfstandig) oordeel dat Boskalis haar aansprakelijkheid mag beperken. Zodanige beschikking vormt, immers, niet meer dan uitsluitsel omtrent het bedrag waartoe de aansprakelijkheid voorshands is beperkt en omtrent de vraag of de verzoeker in plaats van storting van dat bedrag, kan volstaan met zekerheidstelling en op welke wijze die zekerheidstelling dient te geschieden (vgl.: HR 4 november 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1522 – ‘Vertrouwen’ - TX68 en HR 1 mei 1981, NJ 1981/605 – ‘Blue Hawk’).
2.16.4.
Op de verificatievergadering in de Limitatieprocedure van 10 augustus 2015 heeft de rechter-commissaris onder andere Nuon en Boskalis op de voet van artikel 642q Rv naar de rechtbank verwezen “uitsluitend voor wat betreft de betwisting van het recht tot beperking van aansprakelijkheid” (dus een negatieve verklaring).
In de daarop gevolgde renvooiprocedure met zaaknummer / rolnummer C/10/487498 / HA ZA 15-1085 heeft de rechtbank bij vonnis van 5 december 2018 tussen Nuon en Boskalis onder meer beslist:
“4.1. verklaart Nuon niet-ontvankelijk in haar in 2.1 onder (c) beschreven vordering;
4.2.
wijst de overige vorderingen af;
4.3.
veroordeelt Nuon in de proceskosten;”.
Voor zover het vonnis van 5 december 2018 de beslissing inhoudt dat de betwisting door Nuon van het recht van Boskalis tot beperking van aansprakelijkheid wordt afgewezen, kan dat vonnis nog niet worden aangemerkt als een (positieve) verklaring dat Boskalis haar aansprakelijkheid mag beperken.
2.16.5.
Daarom concludeert de rechtbank dat de door Nuon voor haar eiswijziging gestelde voorwaarde niet is vervuld. Derhalve heeft Nuon haar eisen in de onderhavige procedure niet verder gewijzigd dan bij akte van 2 september 2015.
2.17.
Nu overigens geen beletsel voor de schorsing op de voet van artikel 642f Rv voorligt, moet de conclusie zijn dat de procedure met de akte van Boskalis van 31 juli 2019 is geschorst.
Daarmee is tevens gezegd dat de procedure per die datum, 31 juli 2019 is geschorst.
Zoals gezegd, valt daarover niet te beslissen. De rechtbank zal daarom slechts vaststellen dat de procedure per 31 juli 2019 is geschorst.
2.18.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat schorsing van de procedure op de voet van artikel 642f Rv geen einde van het geding vormt. Het is mogelijk om de procedure te hervatten. Eveneens is het mogelijk de procedure (definitief) op de rol door te halen.

3.De beslissing

De rechtbank verstaat dat met de akte van Boskalis van 31 juli 2019 de procedure per die datum is geschorst.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.P. Sprenger en uitgesproken op de zitting van 23 oktober 2019.
1928