ECLI:NL:RBROT:2019:8234

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
10/742015-19 en 10/702002-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een politieagent en woninginbraak met diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2019 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een poging tot zware mishandeling van een politieagent en van woninginbraak met diefstal. De verdachte heeft op 27 juni 2019 in Rotterdam geprobeerd met zijn auto op een agent in te rijden, terwijl deze de verdachte wilde aanhouden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de agent zou raken, wat leidde tot een bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het rijden zonder geldig rijbewijs, wat hij erkende. In een andere zaak, van 5 januari 2018, werd de verdachte beschuldigd van het inbreken in een woning en het stelen van een fles Bacardi. De rechtbank oordeelde dat de verdachte inderdaad de fles had weggenomen, wat leidde tot een bewezenverklaring van diefstal met braak. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van negen maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/742015-19 en 10/702002-18
Datum uitspraak: 18 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. M.J.A. Bakker, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding in de zaak met parketnummer 10/7402015-19 en in de dagvaarding in de zaak met parketnummer 10/702002-198, zoals deze laatste op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 10/742015-19 en de tekst van de gewijzigde tenlastelegging in de zaak met parketnummer 10/702002-18 zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/742015-19 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde en van het in de zaak met parketnummer 10/702002-18 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden met aftrek van voorarrest en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
In de zaak met parketnummer 10/742015-19
Feit 1
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit voor de aan de verdachte verweten poging zwaar mishandeling op een agent. Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk niet waar de auto van de verdachte was en waar de agent stond op het moment dat de verdachte gas gaf en naar voren reed. Ook het forensisch onderzoek geeft geen uitsluitsel.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van het volgende. De agent heeft de verdachte aangehouden omdat hij gesignaleerd stond. De verdachte is toen naar zijn auto gerend om te vluchten. De agent is achter hem aangegaan, heeft zijn fiets tussen het bestuurdersportier van de auto gezet en pepperspray in het gezicht van de verdachte gespoten. De verdachte heeft de auto toch weten te starten en is naar achteren gereden, waarbij hij klem is komen te zitten tussen een stilstaande en een geparkeerde auto. De agent is richting de auto van de verdachte gerend. De verdachte heeft op enig moment vol gas gegeven en is vooruit weggereden. Door de agent is vervolgens op de auto geschoten
De agent heeft in zijn proces-verbaal opgenomen dat hij, toen de verdachte vooruit wegreed ternauwernood voor de auto kon wegspringen. De verdachte heeft in dit verband verklaard dat de agent niet voor de auto stond, maar rechtsachter. Geen van de gehoorde getuigen heeft gezien waar de agent zich bevond op het moment dat de auto vooruit wegreed.
Zijn bevindigen heeft de agent opgenomen in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal. In de verklaring van de verdachte, noch andere dossierstukken wordt aanleiding gezien om aan de inhoud van dat proces-verbaal te twijfelen. Hierbij wordt meegewogen dat de agent meteen na het incident al bij de meldkamer heeft gezegd dat de verdachte op hem was ingereden. Bovendien volgt niet alleen uit de door de agent en getuigen beschreven omstandigheden, maar ook uit zijn eigen verklaring dat de verdachte alleen bezig was met ontkomen aan de agent, zonder daarbij nog oog te hebben voor zijn omgeving. Het inrijden op de agent past in dat beeld. De rechtbank stelt dan ook vast dat de agent op het moment dat de verdachte gas gaf en naar voren reedvlak voor de auto van de verdachte stond.
De vraag is vervolgens of de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat de verdachte met die reden willens en wetens is ingereden op de agent kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Wel wordt geoordeeld dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Daarover het volgende.
Er is sprake van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou optreden en hij deze kans vervolgens ten tijde van de gedraging op de koop toe heeft genomen. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. In dit verband neemt de rechtbank in haar overweging mee dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De agent heeft verklaard dat hij hoorde dat de verdachte veel gas gaf op het moment dat hij naar voren reed. Ook de verdachte heeft verklaard dat hij vol gas reed. Verder is hierboven vastgesteld dat de agent toen vlak voor de auto stond.
Gelet hierop en de korte afstand tussen de auto en de agent komt de rechtbank tot het oordeel dat de kans aanmerkelijk was dat de agent niet op tijd zou kunnen wegspringen en de verdachte hem met zijn auto zodanig zou raken dat hij daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard, wordt afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelwijze, zoals hierboven beschreven.
Conclusie
De primair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Door de verdediging is vrijspraak bepleit omdat niet bewezen is dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Dit verweer wordt verworpen. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij wist dat hij niet in bezit was van een geldig rijbewijs en dat hij al tien jaar zo reed. Niet valt in te zien hoe deze verklaring anders kan worden uitgelegd dan dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde rijden zonder geldig rijbewijs.
In de zaak met parketnummer 10/702002-18
Ook in deze zaak heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Aangevoerd is dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de fles Bacardi in de woning van de aangever heeft weggenomen.
De verdachte is door de aangever herkend als de man die in zijn woning had ingebroken. Daarnaast zag de aangever dat de verdachte bij het weglopen uit zijn woning een voorwerp in zijn hand had. Door de vrouw die bij de verdachte op bezoek was, is verklaard dat de verdachte even weg is geweest en daarna terugkwam met een fles Bacardi. Op basis van deze bewijsmiddelen gaat de rechtbank er vanuit dat het de verdachte was die in de woning van aangever heeft ingebroken en een fles Bacardi heeft weggenomen. De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal met braak.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
In de zaak met parketnummer 10/742015-19:
1.
hij op 27 juni 2019 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam agent] (Brigadier van politie Eenheid Rotterdam) gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een motorvoertuig (veel) gas heeft gegeven en (recht) op die [naam agent] , die midden op de (versmalde) straat stond, is afgereden, waarbij die [naam agent] achteruit/opzij moest springen teneinde
een aanrijding met het door verdachte bestuurde motorvoertuig te voorkomen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 27 juni 2019 te Rotterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Brederodestraat, als bestuurder een motorrijtuig, (een Volkswagen Caddy), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
(in de zaak met parketnummer 10/702002-18:)
hij 5 januari 2018 te Rotterdam een fles Bacardi,
diegeheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen, uit een woning (gelegen aan de [adres delict] ), met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
in de zaak met parketnummer 10/742015-19:

1.

poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;

2.
overtreding van artikel 9, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
in de zaak met parketnummer 10/702002-18:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
In de eerste plaats heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een agent door op hem af te rijden. Dat dit uiteindelijk niet heeft geleid tot lichamelijk letsel voor de agent, is niet aan het gedrag van de verdachte te danken maar aan de snelle reactie van de agent. De verdachte werd hierbij alleen gedreven door zijn persoonlijke belang om te vluchten voor zijn aanhouding. Een dergelijk feit, gepleegd tegen een agent die gewoon zijn werk deed, is zeer kwalijk en moet de nodige gevoelens van angst en onveiligheid bij de agent en bij de omstanders hebben opgeroepen.
De verdachte heeft verder een auto bestuurd terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Hij heeft verklaard dit al tien jaar zo te doen. Door zo te handelen heeft hij de verkeersveiligheid geschaad en geeft hij er blijk van zich niets gelegen te laten liggen aan door het bevoegd gezag genomen beslissingen.
Ten slotte heeft de verdachte een woninginbraak gepleegd, in de nacht terwijl de bewoner thuis was, alleen omdat hij een fles Bacardi wilde. Hiermee heeft geen enkel respect gehad voor de eigendommen van anderen. Bovendien is een woninginbraak bijzonder beangstigend voor de betrokkene. De woning moet een plek zijn waar mensen zich veilig kunnen voelen. Een inbraak maakt een grote inbreuk op dit gevoel van veiligheid.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 september 2019. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, namelijk geweldsmisdrijven, onder andere gericht op een politieambtenaar, diefstallen en overtredingen op het gebied van de Wegenverkeerswet.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Dit maakt dat de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf komt dan door de officier van justitie geëist.
Verder zal aan de verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd van na te noemen duur aangezien de poging tot zware mishandeling is gepleegd met een motorvoertuig en de verdachte heeft gereden zonder geldig rijbewijs.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.
Verder zal de rechtbank met ingang van heden de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer 10/742015-19 worden opgeheven nu de verdachte zich niet heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarde dat hij aanwezig moest zijn bij de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/702002-18 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 75,55 aan materiële schade, bestaande uit:
 € 69,50 € 69,50 als vergoeding voor de weggenomen fles Bacardi rum;
 € 69,50 € 6,05 reiskosten.
Hij vordert voorts een vergoeding van € 320,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schade en afwijzing van de immateriële schade.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de materiële schade aangevoerd dat uit de aangifte niet blijkt dat er een fles Bacardi rum van 3 liter, zoals gevorderd, is weggenomen. Daarmee is dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd en moet worden afgewezen. Verder is de vordering immateriële schade niet voldoende onderbouwd, zodat deze ook moet worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank het volgende.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Ter terechtzitting is door de benadeelde partij toegelicht dat de bij hem weggenomen fles Bacardi geen fles van 3 liter betrof, maar een kleinere fles. De rechtbank zal de schade van de benadeelde partij ten aanzien van de weggenomen fles Bacardi naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 20,00. Daarnaast zullen de gevorderde reiskosten als onbetwist worden toegewezen. De materiële schade wordt daarmee in totaal toegewezen tot een bedrag van € 26,05, voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 januari 2018.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Lichamelijk letsel of een aantasting in de eer of goede naam zijn door de benadeelde partij niet gesteld. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gericht op de vergoeding van het op andere wijze in zijn persoon zijn aangetast, is het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen.
In het algemeen zal van geestelijk letsel slechts sprake zijn in het geval van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Om te kunnen vaststellen of daarvan sprake is, is een rapportage van een deskundige onontbeerlijk. Dergelijke gegevens zijn niet bij de vordering overgelegd.
De vordering immateriële schade is kortom onvoldoende onderbouwd en zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Omdat de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 26,05, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 57, 302, 304, 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/742015-18 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 10/702002-18 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag
van € 26,05 (zegge: zesentwintig euro en vijf cent),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en wijst af de door de benadeelde partij meer gevorderde materiële schade;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in vordering immateriële schade; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen €
26,05 (zegge: zesentwintig euro en vijf cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 26,05 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (één) dag; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplich-ting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. B. Krijnen en D.I. Hendriks-van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 oktober 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Onder parketnummer 10/742015-19
1.
hij op of omstreeks 27 juni 2019 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam agent] (Brigadier van politie Eenheid Rotterdam) gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een motorvoertuig (veel) gas heeft (bij)gegeven en/of (recht) op die [naam agent] , die midden op de (versmalde) straat stond, is afgereden, waarbij die [naam agent] achteruit/opzij moest springen teneinde
een aanrijding met het door verdachte bestuurde motorvoertuig te voorkomen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juni 2019 te Rotterdam [naam agent] (Brigadier van politie Eenheid Rotterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een
motorvoertuig, terwijl hij (veel) gas (bij)gaf, (recht) op die [naam agent] , die midden op de (versmalde) straat stond, afgereden, waarbij de [naam agent] achteruit/opzij moest springen teneinde een aanrijding met het door verdachte bestuurde motorvoertuig te voorkomen;
2.
hij op of omstreeks 27 juni 2019 te Rotterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Brederodestraat, als bestuurder een motorrijtuig, (een Volkswagen Caddy), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Onder parketnummer 10/702002-18
hij op of omstreeks 5 januari 2018 te Rotterdam een fles Bacardi, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres delict] ), met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.