ECLI:NL:RBROT:2019:8232

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
10/168323-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een auto

Op 4 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 22 februari 2019 in Rotterdam een vuurwapen voorhanden had. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte] in [woonplaats verdachte], was preventief gedetineerd in de PI Rotterdam. De officier van justitie, mr. K.P. Mandos, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op het moment van de aanhouding in een auto zat waarin een vuurwapen en munitie waren aangetroffen. Het DNA van de verdachte werd aangetroffen op het wapen, wat de kans dat het wapen niet van hem was, extreem klein maakte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte de risico's van het voorhanden hebben van vuurwapens en het onveilige gevoel dat dit bij omstanders oproept. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank vond een taakstraf niet passend gezien de ernst van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/168323-19
Datum uitspraak: 4 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , preventief gedetineerd in de PI Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank gaat uit van het volgende. De politie kreeg op 22 februari 2019 een melding dat er iemand met een vuurwapen stond bij café-restaurant [naam horecagelegenheid] in Rotterdam-Hoogvliet en dat deze persoon was aangekomen in een Citroën met het kenteken [kentekennummer] . Door de politie is gezien dat deze auto met drie personen wegreed bij [naam horecagelegenheid] . Kort daarna heeft de politie de auto doen stoppen. De verdachte zat op de bijrijdersstoel. In de auto is onder een afdekplaat onder de handrem een vuurwapen en bijbehorende munitie aangetroffen. Sporenonderzoek heeft uitgewezen dat zich niet alleen op het wapen maar ook op het magazijn daarvan een DNA-mengprofiel bevindt met DNA dat afkomstig kan zijn van de verdachte. De kans dat de bemonstering van het magazijn DNA bevat van de verdachte, is volgens de forensisch deskundige één miljard keer waarschijnlijker dan dat dit van een willekeurige derde is. Van de andere inzittenden in de auto is geen DNA in het mengprofiel aangetroffen. De verdachte heeft geen verklaring kunnen geven voor de aanwezigheid van zijn DNA.
Gelet op deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat het de verdachte moet zijn geweest die is gezien met het vuurwapen bij [naam horecagelegenheid] en dat hij dat dus voorhanden heeft gehad. Dit betekent dat het feit wettig en overtuigend bewezen wordt geacht.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 22 februari 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, te weten een pistool
van het merk/model FN 1910, kaliber 7.65 mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zeven (7), bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een auto op de openbare weg een vuurwapen voorhanden gehad. Dit vuurwapen was geladen. Dit vuurwapen was met een eenvoudige handeling door te laden en te gebruiken. Aan het voorhanden hebben van vuurwapens zijn grote risico’s verbonden, omdat de ervaring leert dat het voorhanden hebben van wapens het gebruik ervan uitlokt. Bovendien is de verdachte gezien terwijl hij met het vuurwapen op straat liep te zwaaien. Dit soort gedrag geeft omstanders die dit gezien hebben een heel onveilig gevoel op straat.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdediging heeft verzocht om oplegging van een taakstraf. Gezien de ernst van de feiten is hier naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte voor. Met inachtneming van het voorgaande en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf van hierna te noemen duur passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is het artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. B. Krijnen en D.I. Hendriks-van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 oktober 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 februari 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de
Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, te weten een pistool
van het merk/model FN 1910, kaliber 7.65 mm
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie
III van de Wet wapens en munitie, te weten zeven (7), bij het vuurwapen
behorende, kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )