Op 4 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 22 februari 2019 in Rotterdam een vuurwapen voorhanden had. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte] in [woonplaats verdachte], was preventief gedetineerd in de PI Rotterdam. De officier van justitie, mr. K.P. Mandos, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op het moment van de aanhouding in een auto zat waarin een vuurwapen en munitie waren aangetroffen. Het DNA van de verdachte werd aangetroffen op het wapen, wat de kans dat het wapen niet van hem was, extreem klein maakte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte de risico's van het voorhanden hebben van vuurwapens en het onveilige gevoel dat dit bij omstanders oproept. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank vond een taakstraf niet passend gezien de ernst van de zaak.